31 mei 2020

Bolt Ruin


Visueel wordt heel goed weergegeven hoe de muziek van Bolt Ruin verknipt en herplakt werd tot een heel andere vorm op Obriultn, de plaat waarop Brecht Linden (alias Bolt Ruin) zijn songs onder handen neemt en laat nemen. Het levert een indrukwekkend en magistraal album op.
Opener Obruiltn is het resultaat van zijn eigen knip- en plakwerk en klinkt als de soundtrack bij een dystopische nachtmerrie tegen een industriël, verlaten en totaal onmenselijk gemaakte achtergrond. Maar ook de andere artiesten die door de Gentse Limburger uitgenodigd werden, verknippen de songs tot een bevreemdende geluidsbrij die zowel onbegrijpelijk als schoon klinkt (hoe contradictorisch dat ook moge lijken). Die schoonheid kan je bijvoorbeeld heel goed proeven in Enginsess dat door Piano Princess met (uiteraard) een piano aangevuld wordt waardoor een mooi contrast ontstaat. Erg lichamelijk klinkt dan weer wat Fausto Mercier uitrichtte op Bearwitness
De zes songs, samen goed voor bijna een half uur verbijsterende muziek, vormen een breedwaaierend palet van de mogelijkheden die het verknippen en plakken van songs heeft en die rijkdom is er om te koesteren.



Beluister deze plaat hieronder. Je kan ze ook hier kopen bij Consouling, dat de plaat op label Circuits uitbracht:

Steve Forbert


Al in 1979, toen ik nog een broekventje was, had Steve Forbert een hit met Romeo's tune. Het is een nummer dat ik niet kende en ook niet herken als ik het nu beluister. Waar ik alvast wel vrolijk van word, is zijn twintigste studio-album: Early morning rain. Dit album bevat elf liedjes die inspirerend waren voor de Amerikaan
Alleen al de prachtige cover van Your song is de aanschaf van deze plaat waard. Natuurlijk was de song ook al bij Elton John een prachtige ballade, maar er is iets in de manier van zingen en de instrumentatie waarvoor Forbert kiest, waardoor ik telkens weer voor deze cover zou kiezen om op te dragen aan mijn lief. Het zou overdreven zijn te zeggen dat hij zich verhoudt tot het origineel als Gram Parsons' versie van Love hurts tot die van Kansas (want die laatste is echt een draak van pompeuze gezwollenheid die elke echte emotie uit de song zuigt), maar er ligt voor mij toch nog een hele afstand tussen de kwaliteit hier bij de Amerikaan tegenover die van de Engelsman. En ook de cover van Suzanne bevalt me zeer. Die is namelijk minder donker dan het origineel van Leonard Cohen of de in het Nederlands vertaalde cover door Herman Van Veen.
De juiste covers kiezen en die door jouw vertolking een niveau hoger tillen, is natuurlijk een kunst en een kwaliteitslabel, en ook de hier minder bekende songs krijgen mooie versies mee. Zo is de opener, Early morning rain (oorspronkelijk van Gordon Lightfoot), in een rechtvaardige wereld geheid een hit. Ook Frankie and Johnny verslaat de versies van Champion Jack Dupree, Sam Cooke, Van Morrison en Elvis Presley (enkel de versie van Charlie Feathers vond ik even goed als deze hier). Verder vermeld ik hier graag nog de prachtige versie van Pick me up on your way down (Charlie Walker en later onder meer Jerry Lee Lewis, Conway Twitty en The Flying Burrito Brothers), Supersonic rocket ship (The Kinks) en de mooie afsluiter Dignity van Bob Dylan.
Deze coverplaat is dus een verzameling parels die bovendien nog opgepoetst blijken ook en, of ze nu in de buurt van het origineel blijven of ervan afwijken, in ieder geval overtuigen.

Luister hieronder naar het volledige album:

30 mei 2020

Marja Ahti


De Zweeds-Finse componiste Marja Ahti, momenteel woonachtig in het Finse Turku, heeft met The current inside een heel bijzonder plaat uitgebracht. Zoals steeds werkt ze met field recordings van geluiden die ze met elkaar in dialoog laat treden en ze zoekt de raakvlakken tussen die geluiden, waar ze elkaar overlappen of communiceren met elkaar. Misschien vindt u dat nogal zweverige kunstpraat (ze is per slot van rekening ook performance artist) doch wat vooral telt, is het resultaat.
Om dit album te omschrijven schiet het gebruikelijk vocabularium van de recensent schromelijk tekort, dus laat ik dat omzeilen door het verhaal te vertellen dat in mijn hoofd past bij wat we te horen krijgen en waar dit de soundtrack van zou kunnen zijn.

The altitudes (20'10"):
 
Diep in de kelders van een onbestemde fabriek, een industrieel complex waarvan werking en doel ons onbekend zijn, stappen we rond, omgeven door de geluiden die als ruis optreden wanneer machines niet luidruchtig aan het werk zijn, maar als darmen inwendig allerlei processen aan het uitvoeren zijn. Het bubbelt, het fluit, de geluiden zijn spannend en doen vermoeden dat er ergens, het kan achter elk hoek of draai zijn, gevaar loert of iets opvallends of misschien wel datgene waar we naar op zoek zijn, hoewel we net zo min als we van de machines iets afweten, eigenlijk kunnen begrijpen waarnaar we op zoek zijn. Behoedzaam schrijden we voort, daar dwingen de geluiden ons toe. We zijn omgeven door verlatenheid van menselijke aanwezigheid maar industriële activiteiten hebben in hun repetitieve elementen de sleutel gevonden tot een perpertuum mobile dat onze soort overbodig maakt. En aangezien we overbodig zijn, bestaat het gevaar dat we als hinderlijk of zelfs schadelijk worden ervaren en dat deze activiteiten zich tegen ons gaan keren. Onze voorzichtigheid groeit. De gangen en de auditieve prikkels, van elke zin ontdaan, lijken eindeloos. Halfweg (maar dat weten wij uiteraard niet) lijkt er een einde aan te komen maar dat is slechts schijn. Uiteindelijk komen we toch aan het einde van onze wandeling, de dreiging nam toe, daaraan weten we dat we er bijna zijn.

The currents (4'21"):

In deze nieuwe ruimte aanbeland, is de stilte oorverdovend. Na alles wat om ons heen loerde en lurkte, is dit zo mogelijk nog meer intimiderend. Heel heel zwak beginnen we iets te horen. Het is haast een opluchting wanneer gelijkaardige sonore aanvallen als tijdens onze wandeling ons terug omgeven. 

Lost lake (4'25"):

Door een nieuwe deur zijn we alweer een ander vertrek binnengegaan. Nu valt op hoe water stroomt door de buizen en er een soort riolering aan het werk is, waarin af en toe doorgespoeld was. Zijn het toiletten van verdiepingen boven ons? Zijn het afvalstoffen die afgevoerd worden? Geen enkele aanwijzing, niets maakt ons ook maar een beetje wijzer. We verwachten nu ratten of ander ongedierte, maar net als mensen lijken die overbodig of misschien weggejaagd. En vraag je maar eens af: wat betekent het als ongedierte hier niet komt? De zitplaats die wij op deze wereld verlaten, wordt doorgaans onmiddelijk ingenomen door de onuitroeibare soorten die overleven op waar anderen hun neus voor optrekken.

Fluctuating streams (6'13"):

In de verte klinkt alsnog iets dat een angelieke doch ver verwijderde en gedempte stem zou kunnen zijn. Is het een auditief fata morgana? Maar dan verdwijnt het weer en worden we overgeleverd aan dezelfde geluiden die ons al onze hele toch vergezellen. Komt er ooit een einde aan en waar leidt dit heen? Intussen hebben we die vraag als een munt om en om gekeerd en elk mogelijk scenario is al door onze gedachten gepasseerd. Net als een luchtkasteel blijkt alles ongrijpbaar en biedt niets ons houvast.

Sundial (4'43"):

Ineens breekt er licht door en we vangen geluiden van een buitenwereld op. Is het de zee en het strand? Zijn dat meeuwen en spelende kinderen? En hoe zijn we dan hier beland? De hele tijd werden we omringd, werden onze hoofden gevuld met vragen. Antwoorden kwamen niet opdagen. Nu we toch wel een uitgang lijken te bereiken, hopen we tenminste daarbuiten alsnog te vinden wat we zoeken. Dat is allang niet meer datgene waarvan we niet eens goed wisten waarnaar we zochten, het zijn de nieuw gevormde vragen die antwoorden verlangen en die nu bijna aanraakbaar lijken. Nog enkele stappen... En dan is de plaat gedaan. Een open einde, kunnen we daar mee leven?

Je kan deze plaat hier kopen op de Bandcamp-pagina van het label Hallow Ground en hieronder alvast beluisteren:

Lindy Vopnfjörd


Hij werd geboren in de IJslandse gemeenschap in het Canadese Manitoba en resideert tegenwoordig in Toronto. State of the heart is al de zevende plaat van Lindy Vopnfjörd sinds hij debuteerde in 1995.
Het album opent met de titelsong, een ietwat folky popsong die één van de betere Ierse Eurosong-inzendingen had kunnen zijn en vreemd genoeg bedoel ik dat niet eens denigrerend. De song is toegankelijk genoeg om een groter publiek aan te kunnen spreken maar toch klassevol genoeg om ook de muziekliefhebber te charmeren. Die toegankelijkheid blijkt een constante op de plaat, die overheerst wordt door vrij rustige songs waartegen Cutting room floor contrasteert door het vrolijker en hoger tempo. Dat is trouwens misschien wel het beste nummer. De rest van de plaat is zeker goed, met uitzondering van het wat fletse Letters.

Beluister hieronder de volledige plaat:

29 mei 2020

The Nine Seas


The Nine Seas, dat zijn Fiona McBain en Liz Tormes, twee vrouwen die elkaar leerden kennen in New York. Na wat gezamenlijke projecten komen ze nu onder deze groepsnaam op de proppen met een debuut, geproduced (grotendeels althans) door de fantastische muzikant Jim White (die al enkele malen aan bod kwam op deze blog). Het was trouwens via diens Facebookpagina dat ik geattendeerd werd op dit debuut.
Hun stemmen lenen zich wonderwel voor de troostrijke americana en (alt.)country die ze brengen. Dat hoor je bijvoorbeeld heel duidelijk in Trials, troubles, tribulations waarin een banjo bescheiden op de achtergrond blijft maar toch wezenlijk blijkt voor de muziek en waarin hun zang diezelfde lome flow vasthoudt. Het zal wel aan de herkenning liggen dat ik Sea of heartbreak (dat in de versie van Johnny Cash op American II: Unchained staat) het absolute hoogtepunt van deze plaat vind. Ze zetten die song overigens helemaal naar hun hand met een vreemd en interessant a capella-arrangement bij de start waar slechts minimaal instrumenten aan toegevoegd worden. Maar ook Go to sleep (dat me heel erg aan Emily Jane White doet denken) en het ingetogen Where he rests steken boven de rest uit.
De plaat eindigt met de herneming van twee songs die uitgevoerd worden enkel met vocalen en gitaren. Het is een beetje een overbodige toevoeging aan een voor de rest bijzonder mooie plaat.

Beluister hieronder het volledige album:

Innerwoud op "String layers"








Het Berlijnse label 7K! nodigde onder meer Innerwoud uit om speciaal voor de compilatie String layers een nieuwe song te schrijven. Op die compilatie brengen 18 artiesten van over de hele wereld (o.a. het eveneens Belgische Echo Collective, Simon Goff,...) nummers die ze schreven, gebruik maken van enerzijds een klassiek snaarinstrument (contrabas, cello en (alt)viool) en anderzijds een hedendaags instrumentarium. Pieter-Jan Van Assche (de man achter Innerwoud) bespeelt op deze song (Tebreken) zijn contrabas die hij zoals wel vaker meerlagig de track laat opbouwen.


Beluister hieronder de volledige compilatie:

28 mei 2020

Owen Pallett


Owen Pallett een rare muzikale snuiter noemen is eerder een understatement. Zijn platen, waarop de viool vaak een prominente rol speelde, zijn bizar en bevreemdend, kleuren buiten de lijntjes maar zijn net daardoor ook betoverend. Deze Canadese muzikant, zanger en componist maakte enkele platen als Final Fantasy en brengt maar af en toe solo-albums uit. Verder maakte hij songs voor soundtracks, soms samenwerkend met Arcade Fire.
Ik was dan ook benieuwd naar zijn eerste nieuwe plaat in zes jaar tijd. Island bevat zowel instrumentale nummers als gezongen songs en klinkt op het eerste gehoor iets toegankelijker dan wat ik me van zijn vroeger werk herinner. Wat zeker wel lijkt op mijn herinneringen, zijn prachtige composities als The sound of the engines of In darkness. Die zijn bovendien erg filmisch, je ziet meteen beelden voor je ogen. In Lewis gets fucked into space horen we de terugkeer van het hoofdpersonage uit mijn favoriete song van de Canadees, Lewis takes action (ooit nog lied van de week). 
Owen Pallett nam deze plaat op met het London Contemporary Orchestra in de befaamde Abbey Road studios. Het verklaart de volle sound die we in laatsgenoemd nummer horen maar ook in A bloody morning. Mooie intermezzo's vormen de instrumentale stukjes, nu eens kort (zoals ---> (ii) ) of toch meer dan drie minuten (---> (iv) is daar een mooi voorbeeld van, met zijn lange opbouw).
Doe uzelf een plezier: als u deze artiest nog niet kent, leer hem dan via deze plaat kennen. En kent u hem wel al, brei dan een vervolg aan uw muzikale relatie met hem. Hij is het waard.

Beluister hieronder het volledige album:

27 mei 2020

S.AL


De prijs voor de langste albumtitel gaat dit jaar (tenzij er nog stevige concurrentie op komt zetten) ongetwijfeld naar de hiphopper S.AL met Safari Al fortnites at the Scallops Hotel: The first orange tree was planted in my room
Verwacht geen patser gangsta hiphop maar laat je meevoeren op de flow die Habits of My secret draagt. Het is lang geleden dat ik nog zo'n laidback rapplaat hoorde. Just a matter of grin leunt op een lome jazzlijn en Butterfly net grijpt naar new age-achtige muziek als basis. K.O.A.D. (Knock on any door) voert een hoog pianoriedeltje op en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Ook de raps klinken heel relaxed.
Chillen kan je dus deze zomer zeker en vast met S.AL zonder dat je dreigt "uit de zone" te geraken.

Je kan dit album hier kopen via zijn Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

Marble Sounds


Het lijkt een tussendoortje, Traces - Outtakes Vol. 1, maar toch zijn de vijf songs op deze EP van Marble Sounds van dezelfde kwaliteit als de het materiaal dat op eerdere platen verscheen.
Traces is een typische Marble Sounds-song met dat unieke geluid waardoor je de groep meteen herkent. Het is dus een uitstekende keuze als opener. En de manier waarop Pieter Van Dessel hoog zingt in The numbers game weet me ook altijd te charmeren. All assumptions klinkt als een lichtvoetige song met die geweldige intro en de samenzang maakt het nummer heel aangenaam in het oor liggend. Ook zowel Stand up nine als The evitable world hebben iets vertrouwds over zich.
Zo is deze EP een heerlijk en welkom tussendoortje geworden, waarop we de groep zoals we die al kennen, in vijf variaties te horen krijgen. Maar never change a winning team hé!

Luister hieronder naar de volledige EP:

26 mei 2020

My Ugly Clementine


Vier jongedames uit Wenen die al in andere populaire Oostenrijkse groepen furore maakten, vormen samen de "supergroep" My Ugly Clementine. Met die band maken ze muziek die heel erg nineties klinkt, zo valt me op bij beluistering van Vitamin C, hun debuutplaat.
Het levert lichte songs op à la Never be yours of het uptempo Don't talk to me, een soort rockliedje dat verrassend genoeg een beetje doet denken aan Eurosongwinnaars als The Herreys of Bobbysocks!. Buitenbeentje is Peptalk dat ons langzaam uitwuift.

Beluister het hele album hieronder:

Tim Burgess


Openen doet I love the new sky met Empathy for the devil, een knipoog naar de Rolling Stones dat bij de aanvangsnoten klinkt als Boys don't cry van The Cure en eindigt als een folkdeuntje. Tim Burgess, zanger van The Charlatans, klinkt erg luchtig in die opener. 
Het is al zijn vijfde solo-plaat en die luchtigheid, die ook al vaak terug te horen was in de muziek van zijn band, loopt als een rode draad doorheen de twaalf nummers. Songs als Lucky creature en Laurie vallen op door hun bevrijdende vrolijkheid. Nergens doet Burgess moeilijk, het zijn allemaal liedjes die makkelijk in het oor liggen.
Tegelijk is dit ook een beetje de zwakte van deze plaat: ze beklijft niet echt en is als een lentebries, leuk maar ook zo vervlogen.

Beluister hieronder het volledige album:

25 mei 2020

Steve Earle And The Dukes


Op Ghosts of West Virginia neemt Steve Earle ons mee in een arbeidersmilieu diep in de VS, de mijnwerkers. Hij beschrijft hoe hun leven eruitziet in tijden van Trump. Nog net geen half uur (en tien songs) heeft hij nodig om ons die wereld binnen te loodsen.
Die wereld die Earle oproept, is er één van hard labeur en gevaren. Maar ik ken niemand die daar zo mooie songs over weet te brengen als Earle. Het begint meteen met het a capella gezongen Heaven ain't goin' nowhere. De beloning voor het harde werk ligt immers niet in dit leven maar in het hiernamaals. Daarna wordt de drieëenheid genaamd vakbond, God en vaderland geroemd. Dit is het verhaal van eerlijke mensen die vanuit eenvoudige waarden hun leven inrichten. Hoewel ik met twee van de drie absoluut niets heb, lijkt me het een makkelijk kompas voor het leven als je op die manier je leven inricht.
Geloven in God doe ik niet (meer) maar de metaforische verhalen die inherent zijn aan geloof boeien mij enorm en één ervan komt terug in Devil put the coal in the ground. De duivel verzinnebeelt hier de krachten die aan het werk zijn geweest om zoiets waardevols als steenkool zo onbereikbaar te maken, zo moeilijk op te graven, zoveel te laten kosten in energie, zweet, tranen en soms zelfs rampspoed. De banjo die het nummer opfleurt, pas wonderwel hierbij en doet me bij aanvang van de song denken aan Handcuffed to a fence in Mississippi van Jim White. En er volgen nog meer hillbillieklanken in John Henry was a steel drivin' man, waarin een heldendicht opgedragen wordt aan de strijd van de harde werker tegen de gezichtsloze industriëlen, een strijd die enkel in eendracht (en dus een vakbond) enigzins gelijke kansen biedt. 
Een rustpunt op de plaat vinden we in Time is never on our side. Ook in het erop volgende It's about blood wordt de vergelijking gemaakt tussen de tijd toen arbeid nog gewaardeerd werd en iets eervol had en heden ten dage niet veel meer is dan een instrument dat ingezet wordt ten voordele van de "economie", winsten en aandeelhouders, die de koningen van de wereld geworden zijn. En dan verschijnt plots de mooie, angelieke stem van Eleanor Whitmore die If I could see your face again voor haar rekening mag nemen. Het is een traditionele ballade van verloren liefde. 
Wat volgt, zijn nog drie geweldige countrysongs: Black lung wordt geschraagd door de gitaar en banjo die in een dialoog geweldige melodieën uitstrooien, het up-tempo zaterdagavondlied Fastest man alive (dat wat rockabilly-invloeden bevat) en het korte, aan Neil Diamond herinnerende The mine.
Beluister hieronder de volledige plaat:

24 mei 2020

Denison Witmer


Bij Asthmatic Kitty, het label van onder meer , zit je vaak goed om onbekende pareltjes te ontdekken. Natuurlijk, net als elk platenlabel is niet elke artiest die ze tekenen, het onvermoede genie waarop je hoopt. Denison Witmer is alvast wél een zeer verdienstelijke artiest die ondanks zijn elf vorige albums aan mij (en velen met mij) roemloos voorbij ging. American foursquare brengt daar verandering in. Hij kwam overigens pas in 2012, toen hij toch al 17 jaar platen uitbracht, bij het eerdergenoemde label. Helemaal onbekend is hij bij sommigen misschien niet, maar dan als producer voor Florence + The Machine, Yoko Ono en Sufjan Stevens.
De gevoelige en warme liedjes op deze plaat tonen een zeker meesterschap en hoewel dit soort muziek eerder geassocieerd wordt met de winter, kunnen we er ook bij de droogte en warmte van de voorbije weken van genieten. Catalina love bezit een mooi refrein, iets hoger gezongen, en de song wordt gedragen door de piano. Save me from myself is zo'n song waarbij je als vanzelf stil wordt en beter luistert naar de teksten, om je nadien nog een tijd te laten nadenken over je eigen leven. Robin wordt afgetrapt door een kindje dat zomaar toevallig opgenomen en toegevoegd lijkt, maar je wel in de juiste stemming brengt voor de speelse melodie. Nog een hoogtepunt is River of music, dat op Bandcamp nog eens als extra terug komt in een vereenvoudigde versie.
Denison Witmer mag dan al onbekend geweest zijn, wij hebben zijn naam alvast geregistreerd en zullen nieuwe releases nu niet zo snel meer over het hoofd zien. En u?

Je kan dit album hier bestellen op zijn Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:


23 mei 2020

Jarboe


De muziek van Swans is voor mij een constante bron van ontdekkingen, zelfs na vele beluisteringen, en ook de vroegere platen (voor de split in 1997) bevatten muziek die duidelijk buiten de lijntjes kleurt en bijzonder interessant blijft. Naast Michael Gira maakte toen ook Jarboe (voluit Jarboe LaSalle Devereaux) deel uit van de band vanaf 1985 tot die split. Toen de band in 2010 terug samen kwam, was het zonder haar. Zelf heeft ze intussen al heel wat soloplaten uitgebracht en Illusory is de recentste toevoeging aan dat oeuvre.
De Amerikaanse is zich steeds binnen de avant-garde en experimentele muziek blijven bewegen en dat is hier niet anders. Het titelnummer herneemt helemaal op het einde het muzikaal thema waarmee de song opende en daartussen horen we wat wellicht het dichtste is waarmee artiesten als Jarboe een popsong benaderen. Er klinken, vooral in de piano, echo's door van The boatman's call van Nick Cave. Arrival lijkt een experiment in het gebruik van de stem, in het aftasten van afstand en nabijheid. Naarmate de song vordert, jaagt de muziek de luisteraar op en je voelt je als in een hoek gedreven, slachtoffer van een samenzwering tussen de voortschrijdende, nooit aflatende tijd en de dystopische maatschappij die mensen in donkere steegjes drijft. Veel wijdser klinkt Cathedral alsof het daar opgenomen is en de akoestiek van zo'n indrukwekkend groot gebouw vult dit nummer met een leegte waarin de zang volumineuzer klinkt. Flight lijkt een symbiose van beide voorgaande songs: donker en dreigend met angelieke zang. 
Into the arms of sleep plaatste de vocalen in een spiegelpaleis waarin ze met elkaar in dialoog gaan, een kakofonie binnen de schijnbare harmonie. Met Nourish komen we bij het hoogtepunt van deze plaat. Wat de Amerikaanse hier presteert, is niet min: een mengeling van Einstürzende Neubauten-achtige percussie, een piano die strak en met slechts één handvol noten repetitief de luisteraar vastpint en daarom heen kronkelende melodieën als een slangennest rond een verse prooi.
Tot slot weet ook Man of hate het dwingende karakter dat al in de meeste songs terugkwam, vast te houden. Repetitieve elementen en de intrigerende stem van Jarboe zijn ook hier de belangrijkste ingrediënten.
Illusory lijkt op het eerste zicht niet ontoegankelijk maar is moeilijker te verteren dan je zou denken. Het vergt meerdere luisterbeurten om alle details en alle wendingen, alle elementen en alle experimenten een plaats te geven. Die inspanning wordt wel degelijk beloond met een prachtig album dat groeit en groeit en pas mondjesmaat zijn geheimen prijsgeeft. Met andere woorden, aan dit album heb je het héle jaar nog (nieuw) luisterplezier.

Je kan deze plaat hier kopen bij Consouling en alvast hieronder beluisteren:

Meneer Michiels


Aan ambitie ontbreekt het Meneer Michiels zeker niet op Wereldburger (een titel die grootsere verwachtingen schept dan wat Vlaamse klei en rond-de-kerktorenhiphop), dat 33 songs telt en meer dan 2 uur omspant. En mocht u denken "die ken ik helemaal niet", dit is de naam waaronder Kristof Michiels, jarenlang DJ 4T4 (onder meer in 't Hof van Commerce). Het is trouwens al zijn derde plaat, uit bij het leuke en interessante Limburgse label Fons Records. Hebben we trouwens al vermeld dat hij, ondanks zijn deelname aan de bekendste Westvlaamse hiphopgang, zelf gewoon uit Leopoldsburg komt?
Wereldburger omvat de 15 eerste songs, daarna volgt extra (geheim) album Puur poeier, dat je er zomaar bovenop krijgt.
Laten we dus van start gaan met het eerste deel. Wat meteen opvalt, is dat de songs drijven op goede samples waardoor ze muzikaal gevarieerd zijn en heel wat mogelijkheden bieden voor de raps. Tussen de regels illustreert goed de uitstekende keuze van muziekjes om als basis te dienen. We moeten zelfs even denken aan Magic Ballet Ensemble, waarin DJ 4T4 al bewees aan de slag te kunnen met uiteenlopende stijlen. Verder vallen ook de vele gastmuzikanten op, die zowel uit hiphopmiddens komen (het Antwerpse De Groendienst -feitelijk de mannen van Fixkes-, medelid van 't Hof Flip Kowlier) maar ook ver daarbuiten. Zo horen we Boudewijn De Groot en Wannes Capelle op De merel, dat meteen de sfeer van kleinkunst oproept tot Meneer Michiels er zijn eigen draai aan geeft. Helemaal geleid door de muziek van Témé Tan is Waarom gij zwijgen zo? een bijzonder, zomers liedje dat de titel van het album waar lijkt te maken. Dit is veel verder kijken dan de Vlaamse horizon. Koen Kohlmacher van het onvolprezen (en ondergewaardeerde) Birds That Change Colour stuwt met zijn zang Veelte veelte naar grotere hoogte. De typische stem van Hannelore Bedert definieert het geluid van Vroeger of later. Maar de meest opvallende song is zonder meer Als moeder zingt, dat helemaal opgebouwd is uit Vlaamse (en Nederlandse) bekende liedjes (in het Nederlands meestal) en muzikaal vrolijk doet denken aan Borokov Borokov. Raymond van het Groenewoud, Flip Kowlier en Frank Vander Linden nemen het refrein voor hun rekening. Natuurlijk is het ook een soort gimmick, deze quiz van nederlandstalige tekstflarden maar het is allemaal zo geinig en overstijgt de gimmick, dat ik deze song elke dag minstens meerdere keren opzet. Gegarandeerd loop ik dan weer rond met een lach van oor tot oor. 
Op het extra album Puur poeier worden meteen uitgenodigd om zijn wereld te betreden, waar hij écht zijn zin zal doen. En deze plaat is compromislozer, al hanteert hij nogal steeds dezelfde elementen: goeie grooves en beats en een pak gastmuzikanten die ook hier weer hun toetsen toevoegen aan het palet dat Meneer Michiels voor ogen heeft. Fence-gitarist Niels Hendrix opent mee op Vrijbuiter, Stijn mag zijn extravagante zelve zijn op Effe los, Marcel Vanthilt is deelgenoot op hoogtepunt van Normaalzucht maar ook zonder al die gasten weet Meneer Michiels zijn streng te trekken. Spiegelbeeld klinkt als de confrontatie die meestal uit de weg gegaan wordt, Awoertshows gaat over de vergankelijkheid van roem en Goudvissen hekelt al die mensen dat hun mening minstens even belangrijk is als die van om het even wie. De pit bewijst dat alle muziek kan dienen als een basis voor deze artiest. 
Zoals 't Hof van Commerce in Kom mor ip al claimde: "wem weggewist, 't publiek èt lastig gèt, mo we maokn retour en tè were vet" (sorry voor mijn Westvlaams). DJ 4T4 aka Meneer Michiels bewijst dat hij nog steeds aan de top van de Vlaamse hiphop staat en hij verdient alweer een ster bij op zijn mouw voor deze prachtige dubbelaar.
Beluister hieronder het volledige album:

22 mei 2020

Gelezen (146)

Lachwekkende liefdes - Milan Kundera


Hier zijn enkele kortverhalen verzameld van Milan Kundera, die allemaal als thema het spel of de verbeelding hebben. De personages storten zich in een spel, in een fantasie, in een doen-alsof met volle plezier (meestal toch) en in de volle overtuiging dat zij de regie in handen houden. Maar telkens moeten ze vaststellen dat het verhaal met hen op de loop gaat en dat de regie hen al ontglipt is nog voor ze er erg in hebben. Of het nu het verliefde koppel is dat liftster en passerende automobilist speelt, of de jongeman die voorwendt gelovig te zijn, wat ze willen bereiken, ontglipt hen en zij worden meegesleurd in plaats van te bepalen. Het is tragikomedie op zijn best, dan nog eens geschreven door een begenadigd verteller.
Wat me ook opviel, is dat doorheen de verhalen een beeld geschetst wordt van een Tsjechoslowakije waar het leven buiten de controle van de mensen valt (althans gedeeltelijk, omdat de communistische staat de regie vasthoudt) maar er heerst berusting en verrassend weinig gevoel van onvrijheid. De ervaren onvrijheid lijkt een expliciteren van de existentiële onvrijheid eerder dan een politieke beperking. Deze verhalen werden wel allemaal geschreven voor de inval van de Russen die een einde maakte aan de Praagse Lente, misschien veranderde het wezen van de onvrijheid en de beleving ervan nadien wel heel sterk.


Tijl - Daniel Kehlmann


Het duurt even voor Daniel Kehlmann erin slaagt je mee te nemen in het verhaal, maar wanneer hij dat gaandeweg doet, is het om niet meer los te laten. Dit boek wordt met elke bladzijde die je omslaat, met elk hoofdstuk dat je leest, beter. De puzzelstukjes van het verhaal van Tijl Uilenspiegel, grappenmaker, acrobaat, hofnar, vallen dan langzaam in elkaar. Achtergrond is de Dertigjarige Oorlog, die in de 17e eeuw woedt in het Heilig Roomse Rijk (grofweg Duitsland) en dood, vernieling en chaos brengt. De strijdende vorstendommen en het keizerrijk zijn nog maar net de middeleeuwen ontgroeid, zo lijkt het, met nog steeds heksenprocessen, bijgeloof maar natuurlijk ook de godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten. En zoals Gavril Princip met de moord op Franz-Ferdinand de Eerste Wereldoorlog in gang zette, is het de keurvorst van de Palts, Frederik II, getrouwd met Elizabeth Stuart, Engelse en Schotse prinses, die het startsein gaf me het onbesuisde aanvaarden van de kroon in Bohemen. Eén winter lang slechts kan hij genieten van zijn koningstitel, eer de keizer terugslaat. Hij wordt dan ook de Winterkoning genoemd, en moet voortdurend op de vlucht, in ballingschap, steeds verarmend en steeds minder voor vol aanzien, zelfs niet in Den Haag waar de Staten-Generaal hem eerst verwelkomen als protestantse vorst op de vlucht, maar het na een tijd beu worden de hoge kosten van zo'n koninklijk hof te dragen. Intussen lezen we hoe Tijl en Nele, het meisje waarmee hij als kind samen is weggelopen nadat zijn vader veroordeeld en gehangen werd als handlanger van de duivel, steeds maar elk gevaar weten te ontsnappen en zich een weg banen door dit decor.
Kehlmann doet dat met verve, het vertellen van dat verhaal, met geestdrift en met mooie zinnen, met voldoende historische duiding om mee te kunnen zonder dat je eerst historicus hoeft te worden maar ook met gevoel voor humor, voor lichtheid soms, maar waar nodig beschrijft hij de gruwel zoals die is, tussen de regels door weliswaar, maar des te meer voelbaar.


In betere kringen. Satirische verhalen van - Cyriel Buysse


In dit boek zijn enkele kortverhalen en columns van Cyriel Buysse samengebracht. Die spelen zich, in tegenstelling tot de meeste van zijn romans (waarin het platteland centraal staat), af onder welgestelde mensen, vaak stedelingen. Zo is er het verhaal van meneer Hardamour die zichzelf per ongeluk opsluit in zijn kluis, en verhalen over het snobisme van de gegoede burgerij. Verscheidene stukken zijn geschreven tijdens en net na de Eerste Wereldoorlog, toen Cyriel Buysse in het neutrale Nederland verbleef samen met zijn Haagsche vrouw. Die oorlogsjaren en de nasleep dienen ook als decor voor bedenkingen die Buysse maakt.
Net als in zijn romans, is zijn stijl mooi gestileerd en hier bovendien ook vaak grappig. Niet voor niets draagt deze verzameling de ondertitel Satirische verhalen van...

Moonlight Benjamin


Als de "voodoorpriesteres van de bluesrock" brengt Moonlight Benjamin haar tweede langspeelplaat uit. Simido is een betoverende ervaring, een afdaling in een wereld waarin we onbekenden zijn maar waar gelukkig de vertrouwde bluesidiomen herkenbaar zijn.
Laten we eerst even stilstaan bij haar levensverhaal want dat is niet bepaald de doorsnee biografie van een muzikant. Toen ze in Haïti geboren werd, overleed haar moeder in het kraambed en dat betekende in het straatarme en zeer bijgelovige land (waar voodoo sterke wortels heeft) dat allerlei kwade geesten gebannen moesten worden. Ze werd achtergalten bij een katholiek weeshuis waar ze gedoopt werd en de opmerkelijke naam kreeg waarmee ze nu door het leven gaat. Met gospel en voodoo-muziek als leidende motieven door haar jeugd verhuist ze uiteindelijk naar Frankrijk waar ze gitarist, componist en producer Matthis Pascaud leert kennen en met hem een sound zoekt die haar doet belanden in de buurt van bands als Alabama Shakes. Op haar debuut Siltane maakt ze indruk, onder meer door die voodoo-invloeden, die op deze opvolger minder aanwezig zijn.
Niettemin lijkt beluistering van deze plaat een bevestiging in te houden van haar uitstekende live-reputatie (ze eindigt concerten soms in een staat van extase en trance), want je hoort doorheen alle songs een verbetenheid, een opgaan in de muziek zoals ik die vooral al meermaals zag bij David Eugene Edwards. Tchoule is daar een mooi voorbeeld van: de krachtige manier van zingen past perfect bij de haast beukende gitaar die samen met de drums het ritme van de song bepaalt. 
Nergens is de kwaliteit van het geleverde werk ondermaats. Opener Nap chape vermengt blues met zijn Afrikaanse roots (die ongetwijfeld ook in de Haïtiaanse muzikale traditie moeten zijn doorgesijpeld) en klinkt krachtig. Die kracht ligt vaak in de percussieve basis van de songs, zoals in Salwe of de titelsong. Een hoogtepunt is zeker Pye poudre dat wat buiten de lijntjes kleurt op deze plaat. En van afsluiter Kafou kunnen we ons levendig voorstellen dat dit mensen in trance brengt met zijn opzwepende ritme. 
Dit album was echt een ontdekking voor mij en als het er ooit eens van komt, wil ik haar nog wel eens graag live zien. Dat lijkt me inderdaad een indrukwekkende belevenis te kunnen zijn.

Luister hieronder naar de volledige plaat:

21 mei 2020

The Mighty Ya-Ya


Met Harakiri blues krijgen we niet exact wat de titel belooft: blues(rock) die meedogenloos afstevent op onze oren en zich geen barst aantrekt of ze het zal overleven of niet. The Mighty Ya-Ya is een Eindhovense band die al aan haar derde plaat toe is. Stonerrock wordt hier vakkundig in de blender gegooid met onversneden bluesrock, met een verhouding (zo schat ik) van 1 deel tegenover 3. Dit is het soort stuff waar bluesverslaafden hun hart aan zullen ophalen. 
Hoewel de songs een constant niveau halen, mis ik toch het echt verschroeiend uithalen. Elk nummer is op zich natuurlijk wel zeer degelijk en de capriolen in bijvoorbeeld Hey backrider laten gitaristen horen die hun instrumenten bespelen alsof ze er een slangengevecht mee houden. Eens je de verwachting loslaat dat je hier een Nederlandse versie van Queens Of The Stone Age krijgt, valt er gelukkig nog wel genoeg te genieten. The electronic herd stampedes dondert als wilde paarden door de prairie en je hoort de steel guitar scheuren. Begonia rex is een mengeling tussen Soul Coughing, een spoken word-performance en dreigende vroege Black Sabbath. Voor mij is dit dan ook het hoogtepunt van de plaat. Just because I wanna blijft onder de drie minuten en door die bondigheid klinkt deze song dwingender. Apollo's last words herinnert aan zowel Tony Joe White als de Vaughan Brothers
Het nadeel van hoge verwachtingen scheppen is dat je ze moet waarmaken en daar slaagt het viertal niet helemaal in. Jammer vind ik dat, want deze plaat is toch echt wel de moeite waard.

Beluister hieronder het volledige album:

20 mei 2020

SJ Hoffman


Ik heb intussen al vele malen naar Waves holding time van SJ Hoffman geluisterd, de tweede plaat van uitgever Steven Borgerhoff (van Borgerhoff en Lamberigts). Nog steeds echter kan ik ze niet echt classificeren en ze ontglipt me als een paling wanneer ik ze tracht te vatten. Zowel de muziek als de stem van Steven hebben iets ongrijpbaars, iets vervluchtend als de Cheshire Cat in Alice in Wonderland, waarna enkel nog de lach als laatste overblijft, een triomfantelijke lach. 
Die is terecht als je naar de kwaliteit van de plaat kijkt. Wanneer je op je 43e debuteert, heb je natuurlijk wel al veel meer bagage om mee te nemen in de studio, maar zelfs dan is dit een zeer mature, gebalanceerde en erg mooie plaat. De samenwerkingen met Pieter Van Dessel van Marble Sounds (Alright), And The Came Fall (Common knowledge, een cover van Conor Oberst), Pascal Deweze (Turning on) en Leonie Gysel (Zita Swoon en Arsenal) in het afsluitende Blessed zijn uiteraard mooie toevoegingen op een plaat waarop SJ Hoffman ook zonder die hulp bewijst tot prachtige dingen in staat te zijn. Zo klinkt Morning light zowaar winters maar vooral tijdloos. 
Deze plaat behoort tot het beste wat we dit jaar al gehoord hebben. Er lijkt weinig poespas rond te hangen, de kracht van de songs spreekt voor zich en het is fijn dat dat niet overstemd wordt door promotionele fuzz.

Beluister hieronder het volledige album:

19 mei 2020

Ibrahima Cissokho And Mandingue Foly


Met Liberté mom sa bop hebben Ibrahima Cissokho And Mandingue Foly een plaat uit die hier ook zijn plaatsje verdient. Wie deze blog al een hele tijd volgt, weet dat ik Afrikaanse muziek graag beluister en af en toe eens een goeie release uit het vaak vergeten continent in de belangstelling plaats.
Cissokho is geboren in de Senegalese Casamance, een streek tussen Guinéee-Bissau en Gambia. Je moet door Gambia trekken (of een enorme omweg maken) om in de hoofdstad Dakar te geraken. Zijn vader bespeelde de kora, een harpachtig Westafrikaans snaarinstrument, zodat hij ermee opgroeide en het is nog steeds het instrument dat hijzelf bespeelt. Hij mag niet verward worden met de Franse voetballer met eenzelfde naam, hoewel ook hij naar onze zuiderburen vertrok en er een band rond zich verzamelde, (Le) Mandingue Foly. Die begeleidingsband wisselde al eens van samenstelling maar vormt nu een hecht viertal dat Cissokho bijstaat en hem een muzikaal palet dat soms jazzy aandoet, met veel aandacht voor blazers en percussie, aanbieden. Daarop zingt hij in het Peul, het Wolof en het Frans over thema's die voor Afrikanen van belang zijn.
Al vanaf opener Africa valt meteen op hoe goed de live-sound te pakken is gekregen, hoewel dit geen concertregistratie is. Het is het grote pluspunt van deze plaat dat ze daardoor de luisteraar weet te vatten. Binnen de Afrikaanse muziek is dit niet meteen de meest originele plaat maar net die sound doet het hem. De kora neemt een prominente plaats in maar je hoort hier een goed gerodeerde groep die zeer degelijk hun muziek aan de man brengen.

Beluister hieronder het volledige album:

18 mei 2020

Einstürzende Neubauten


Natuurlijk waren mijn verwachtingen hooggespannen voor het nieuwe album van Einstürzende Neubauten. Zoals ik onlangs nog bij een Facebookvriend reageerde, zijn ze verantwoordelijk voor het beste concert dat ik ooit zag. En elk nieuw album voegt weer een mooi deel toe aan hun oeuvre, dat een hele evolutie heeft meegemaakt maar nog steeds experimenteel kan genoemd worden en waarin de percussie (gebruik makend van zowat alles wat geluid maakt) centraal staat.
Mijn teleurstelling was dan ook navenant. Jazeker, de songs zijn goed, je kan ze meteen plaatsen in hun totale werk en de stem van Blixa Bargeld en de manier waarop hij zingt en bijwijlen declameert, is intussen heel herkenbaar geworden. Daar wringt ook echter het schoentje. Op Alles in allem weten de Duitsers niet meer te verrassen en daarin lagen toch altijd hun sterkte en hun uniciteit. Het enige lichtpunt is Zivilisatorisches Missgeschik, waarin de gekende chaos uit hun vroeger werk doorschemert als achtergrond waartegen een zachte, bijna lieflijke song zich aanschurkt. De uitbarstingen van geluid worden ternauwerdood onder controle gehouden en dit is de band op zijn best. 
Het is jammer maar het hun twaalfde regulieren album kan niet echt begeesteren. Een goeie plaat, zo blijkt, is te weinig als je voorheen de lat altijd hoger gelegd hebt.

Beluister hieronder hun volledige plaat:

17 mei 2020

Jason Isbell And The 400 Unit


Jason Isbell weet je op Reunions al vanaf de eerste regels zijn plaat in te trekken, met zijn niet vrijblijvende vraag die hij rechtstreeks aan jou lijkt te stellen. What've I done to help is een prachtsong die meteen de toon zet voor een goeie 40 minuten muziek waarop het heerlijk wegdrijven is.
Samen met zijn band The 400 Unit presenteert hij op dit album een typisch americanageluid dat vertrouwd aanvoelt. En geen enkele song is minder dan goed. Het zijn warme dekentjes, trouwe viervoeters naast je op je wandeling, betrouwbare vrienden waarmee je lange telefoongesprekken voert en de warmte van het haardvuur op winterse avonden, wanneer buiten de wind guur waait maar je daarbinnen amper iets van merkt, met een glas whiskey in de hand en starend in de vlammen. Hoogtepunten genoeg dus maar ik pik er toch enkele uit. Be afraid is een brede omarming, verwelkomende armen die wijd opengehouden worden om je meteen thuis te laten voelen. It gets easier is mijn persoonlijke favoriet en ik voel niet eens de behoeft (voor één keer, want dat is wat ongewoon voor een recensent) om uit te leggen waarom en Running with our eyes closed bevat zulk een perfecte melodie en zang dat je er helemaal bij wegsmelt. 

Beluister hieronder het volledige album, dat je ook hier kan kopen via zijn Bandcamp-pagina:


Perfume Genius


Ik vermoed dat ik niet helemaal de enige ben die bij elke plaat van Perfume Genius het gevoel krijgt dat ik als hetero nooit helemaal ga kunnen binnendringen in de wereld die Mike Hadreas schept in zijn songs en ze dus nooit ten volle zal weten te begrijpen. En uiteraard kan je zoiets bij geen enkele artiest, omdat er altijd heel persoonlijke elementen in hun werk zit dat je enkel kan ontmaskeren of vastgrijpen als je de persoon in kwestie heel goed kent. Toch geeft deze muzikant mij dat gevoel sterker dan anderen.
Set my heart on fire immediately zet die traditie voort. Ik word opnieuw bedwelmd door de prachtige orkestratie (instrumentatie doet de gezwollenheid ervan onrecht aan), zoals in opener Whole life, ik kan me verliezen in de gitaren van Describe en luister vol ongerust anticipatie naar de stilte die in de tweede helft van dat nummer valt. Het is de stilte van de storm en van vorige platen weet je dat stormen bij Perfume Genius behoorlijk destructief kunnen zijn, niet muzikaal maar emotioneel. Opvallend is overigens dat op deze plaat niet meer gekozen wordt voor een minimaal piano-arrangement maar dat de songs vol ruimte gelaten worden, de mogelijkheid tot het zich vullen met de lucht tussen de noten krijgen en meer volume krijgen alsof ze behandeld worden met een goeie shampoo en conditioner. 
In Jason lijkt een vrouw te zingen (het is echter Mike zelf) met zulk een lichtvoetigheid en gevoeligheid dat de broosheid van de song geen zuchtje te hard ademen tijdens het beluisteren lijkt te verdragen. Diezelfde fragiliteit zet zich ook voort op het slepende, krassende en voortsluipende Leave. Echte lichtheid komt er in het met een reggae-ritme gezegende On the floor waar je Phoebe Bridgers kan horen meezingen. 
Er volgen nog uitstapjes naar de -zij het helemaal naar zijn hand gezette- eighties (Your body changes everything), mooie ballads met de ranke structuren van minimaal bespeelde instrument als kapstok om de zang over te draperen (Just a touch) en een soort synthese van diverse muzikale stijlen in Some dream maar eigenlijk is dit vooral een plaat die je in één ruk moet beluisteren om de volle rijkdom ervan ten volle te laten doordringen, het hele gewicht ervan (dit keer niet enkel zwaar) te voelen en de samenhang te waarderen, net als de verscheidenheid.
De thema's uit vroegere platen blijven sterk aanwezig doch ook wie geen poging doet om die te doorgronden, kan van deze plaat genieten omdat ze je omarmt, met je danst, met je door de straten loopt en met je op café gaat. En met afsluiter Borrowed light beland je uiteindelijk in bed, met de belofte van een nacht die je wellicht nooit meer zal vergeten.

Beluister hieronder het volledige album:

16 mei 2020

Partisan


Post-punk uit Gent, dan spits ik bijna automatisch mijn oren. Partisan had al twee EP's uit en nu is er ook een debuutalbum, Savage peace, waarop de band nog niet verwoestend genoeg uithaalt om als felle, fonkelende ster aan het firmament van het genre te mogen staan, maar onopgemerkt in de volle, klare hemel blijven ze hiermee toch ook niet.
Opvallend is hoe toegankelijk de nummers zijn: Patience draagt iets in zich van The Scabs waardoor het een makkelijker verteerbaar Fugazi wordt, Man in revolt doet terugdenken aan de post-grungejaren en Shame is het soort single waar je vroeger Studio Brussel meteen mee op de kar kreeg.
Dit album houdt een belofte in zich dat er in de toekomst wel eens nog meer en straffer werk zou kunnen volgen want in feite zijn alle ingrediënten daarvoor al aanwezig.

Je kan deze plaat hier kopen via hun Bandcamp-pagina of hier via Consouling. Beluister ze alvast hieronder:

Nieuwe singles van oude bekenden

Twee oude bekenden van me hebben nieuwe singles uit.



Ten eerste is er Momoyo, een band verrezen uit de as van Uncle Wellington (lees hier nog eens het afscheidsinterview met Jonas Bruyneel) waarin Jonas zelf, Frie, Renaud, Esther en Sven opnieuw opduiken. Die band heeft met Breath een liedje gemaakt over de kracht van ademen maar ook de vernietiging als alles te dicht komt en ademen moeilijk wordt. Uiteraard hoor ik echo's van hun vroegere band, zij het dichter aanleunend bij hun laatste songs dan bij het vroege werk.






En dan is er Vincent Coomans. Die heeft via Ho Bear al een hele weg afgelegd sinds hij met J. Keens Balloon Flight in mijn huiskamer speelde. Hij stond op het punt een eerste EP (met productie door de hierboven al genoemde Jonas Bruyneel) op de wereld los te laten toen corona toesloeg. Nu is er dus de single One way love, dat met de raspende vocalen door merg snijdt. Je krijgt een hint van Bon Iver (denk For Emma, forever ago) en het beste van de schare singer-songwriters die uw platenkast ongetwijfeld verrijken.

15 mei 2020

Sleaford Mods


Niet schreeuwt zo "British working class" als een lauwe "pint of lager" en het nieuwe album van Sleaford Mods. Met een vet Noord-Engels accent en een plaat vol punksongs (niet zozeer muzikaal, maar des te meer qua spirit) zetten zij opnieuw een soort onbeholpen charme-offensief in om meer fans te werven. Geraffineerde strategieën zijn niet aan hen besteed en dus is deze plaat vooral een rechttoe-rechtaan "punch in the face" om ons allen wakker te schudden.
En het werkt! Er is iets aan de 22 nummers in 1 uur en 12 minuten dat de vaart hoog houdt en je meeneemt op een behoorlijk wilde rit. Toch klinken ze muzikaal behoorlijk toegankelijk, geen al te herrie-achtige punk maar eerder vrij melodische (en zeer ritmische) electronische punk. Songs als Jobseeker en Jolly fucker liggen dan wel muzikaal in elkaars verlengde, ze charmeren ook. De humor is bijwijlen bijtend en dat blijkt vooral uit de vroegere songs (want ja, dit is een compilatie-album, had ik dat nog niet gezegd?) zoals Tweet tweet tweet. En ik kan alleen maar hopen dat ze het niet over mij hebben in Blog maggot.

Beluister hieronder het volledige album:

Deacon Blue


Het was bij het schrijven van de review van gisteren dat ik per toeval ontdekte dat Deacon Blue ook net een nieuwe plaat uit heeft. Nieuwsgierigheid mag dan de kat gedood hebben, mij leek ze geen kwaad te kunnen. En dus luisterde ik naar City of love en het beviel me.
Het is niet dat dit een baanbrekende of heel verrassende plaat is, integendeel: het vertrouwde geluid van de Schotten is hier ook weer in ruime mate aanwezig en dat levert gewoon goeie popsongs op. Echte uitschieters zijn er niet, al vallen de titelsong, Hit me where it hurts, afsluiter On love en vooral A walk in the woods (dat gaat lopen met de award voor beste song op deze plaat) wel wat meer op. En in Wonderful moet ik denken aan Tom Helsen en hoe graag ik zijn zachte liedjes als een streling hoor.

Beluister hieronder het volledige album:

14 mei 2020

Easy


Via mijn FB-vriend en muziekrecensent Erik Vandamme leerde ik de Zweedse band Easy en hun nieuwe album Radical innocence kennen. Je kan zijn review hier lezen op Musiczine trouwens. Zo leerde ik dat de Zweden in de tachtig gezien werden als het lokale antwoord op New Order en The Smiths. En dat maakte me benieuwd.
Op deze nieuwe plaat zijn van bovengenoemde invloeden niet meteen sporen terug te vinden maar wel van ietwat onderschatte bands als Aztec Camera, James en Deacon Blue. Dat is natuurlijk ook een reden voor enige trots. Het levert alvast een plaat op vol ongecompliceerde, pretentieloze indiepop die zweemt naar de relatieve eenvoud van een bepaald segment van de muziekscene op het eind van de eighties. Luister bijvoorbeeld naar Day for night waar niks verkeerds over te zeggen valt maar dat ongetwijfeld tussen de plooien der vergetelheid zal vallen omdat er weinig opvallends aan de song is. Oerdegelijkheid wordt te zelden naar waarde geschat. Het geldt voor zowat alle songs op deze plaat al halen de Zweden hun beste niveau volgens mij op Memory loss revisionism and a brighter future en To see the stars.

Je kan dit album hier kopen via hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

13 mei 2020

Caleb Landry Jones


Zelf hou ik meer van de bombast van Queen dan die van Muse, van het uitwaaieren der songs van de vroege Pink Floyd (toen Syd Barrett nog deel uitmaakte van de groep) dan van het gepingel en de moeilijkdoenerij van King Crimson (toegegeven, van die band heb ik nog niet zo veel muziek beluisterd). En dat verklaart goed waarom ik het wel heel volle geluid van de songs op The mother stone van Caleb Landry Jones zo weet te waarderen.
Caleb is vooral bekend als acteur (Three billboards outside Ebbing, Missouri, Twin Peaks,...) en heeft nu dus een debuutalbum uitgebracht. Op de hoes gaat hij alvast loos in een outfit die een voorliefde voor Liza Minnelli-achtig cabaret (en dus niet de Nederlandse variant van comedy), kostuumfilms die spelen ten tijde van Mozart en overdadig gebruik van make-up suggereert. En eens de songs beluisterd worden, valt ook daar het uitbundige karakter op, de hang naar het grote gebaar.
Opvallend vaak klinken die songs ook als frivool werk van The Beatles, vol twists en zijpaden die een volle rijkdom verlenen die laatstgenoemden zo belangrijk heeft gemaakt. Maar openen doet het album met een gedeeltelijk instrumentaal liedje dat circusmuziek koppelt aan theatrale openingsmuziek voor een ouderwetse film, waarna vroege Pink Floyd (denk een beetje aan See Emily play) het overneemt (Flag day/The mother stone). Vooral het stukje over "It takes a daffodil / to make it right / to shake the jelly from the stone" illustreert die speelsheid. You're so wonderfull klinkt dan weer als David Bowie, maar één van de hoogtepunten (en terecht een single geworden) is voor mij toch wel I dig your dog. Meer beatlesk wordt het niet echt (al benadert de acteur-zanger dit moment wel enkele malen op zijn plaat). Het slepende No where's where nothing's died (bizarre titel die ik niet helemaal begrijp) is volledig gedrenkt in de sixties en The hodge-pode porridge poke (het had de titel van een engelstalige Suske en Wiske-strip kunnen zijn) stuitert soms zo erg als je van een song met dergelijke titel zou verwachten. I want to love you gaat niet gebukt onder de orkestrale instrumentatie maar verovert die noot voor noot. Lullabey is behalve een grappige woordspeling ook volledig ondergedompeld in het soort psychedelica waar vroeger tonnen drugs voor nodig waren. En daar zijn de Beatles terug prominent aanwezig in de sound van Thanks for staying.
Ik ken nog steeds geen enkele release op Sacred Bones die me niet bevalt, ondanks de diversiteit die het label aanbiedt. En deze plaat voegt weer een nieuwe schakering toe en is er bovendien één om te koesteren. En als debuut is het een prachtige binnenkomer. 

Beluister hieronder het volledige album: