05 februari 2020

Interview Uncle Wellington


Enkele weken geleden kon je hier lezen hoe Uncle Wellington nog één keer knalde eer ze een punt zetten achter hun carrière. Voor veel van hun fans zal dit wellicht als een verrassing gekomen zijn. Ik trok erop uit en sprak erover met Jonas Bruyneel (JB), maar ook over heel wat meer:

Met twee singles kondigden jullie ook het einde aan van Uncle Wellington, na vijf jaar. Vanwaar deze beslissing?

JB: Eigenlijk zijn we vroeger begonnen metUncle Wellington, aanvankelijk nog als Uncle Wellington's Wives. Vijf jaar daarvan waren in de huidige bezetting. Deze zomer wouden we beginnen aan de opnames van een nieuwe plaat. We merkten dat de nummers een andere richting uitgingen. Aanvankelijk waren we immers gestart als een folkband, daarna werd het meer folkelektronica en deze songs zouden echt voornamelijk elektronica worden. Ook tijdens onze optreden merkten we dat. Toch voelden we dat zowel bij publiek als concertorganisatoren en platenmaatschappij verwachtingen leefden die niet meer overeenkwamen met wie we geworden waren. Bovendien bleek dat we in België nog maar weinig optraden, dat het vooral in Engeland was en alle bandleden hadden ook andere projecten lopen hier. Daarom besloten we samen om Uncle Wellington af te sluiten. Die beslissing viel op tour en we kozen ervoor om nog twee singles op te nemen, samen met verscheidene muzikanten met wie we samenwerkten op tour, in studio's in de plaatsen waar we kwamen. Zo namen we onder meer op in Bath en in Keighley nabij Manchester. Zo'n tien artiesten spelen op beide singles opgeteld mee met de band. We werkten voor het eerst samen met producer Klaas Tomme, maar voor het mixen kozen we voor Filip Tanghe, met wie we al vijf jaar lang samenwerken. Toon Delanote heeft vanaf het begin alle artwork verzorgd, al sinds de Wives, en hem wilden er ook dit keer bij. Op die manier wilden we Uncle Wellington zoals het was en met het beeld dat het publiek van de band heeft, afronden tot een geheel: dít was Uncle Wellington. Als iemand muziek van Uncle Wellington zoekt in de toekomst, komen ze niet uit bij een band die in feite anders is en andere muziek brengt, maar zo blijft dit één geheel dat als dusdanig herinnerd kan worden, zowel door ons als door ons publiek. Dat leek ons eerlijker dan vervellen, waar we ook niet de mogelijkheden toe hadden omdat je dan de promo nodig hebt die die koerswijziging laat verteren. Dat is eigenlijk enkel weggelegd voor groepen waar zowel publiek als platenmaatschappijen voldoende vertrouwen in hebben zodat ze bereid zijn je in die vervelling te volgen.

Je sprak al over het artwork van Toon Delanote. Hij heeft inderdaad het grafisch aspect van de groep sterk bepaald. Wat maakt zijn stijl zo passend voor Uncle Wellington?

JB: Het begon allemaal toen we als Uncle Wellington's Wives gevraagd werden om te spelen op een vernissage van werk van Toon. Toen we dat zagen, waren we zo sterk onder de indruk dat we voor onze eerste plaat hem vroegen voor het artwork. Ik had toen een lang gesprek met hem waarin ik hem onder meer over het verhaal achter de plaat vertelde, over de dood van mijn zus nu twintig jaar geleden, over de mensen in onze omgeving die we op korte tijd verloren
waren, zonder hem de lyrics te laten lezen van de plaat. Toen hij een voorstel maakte voor het artwork, bleek hij geweldig goed te kunnen luisteren en vatte dit echt die plaat. We hielden ook enorm van zijn stijl, met kleuren over elkaar heen. Bij de tweede plaat gingen we op dezelfde manier te werk. Ik had toen vooral geschreven tegen de achtergrond van de ziekte van mijn vader. Opnieuw wist hij dit heel goed te vatten in beeld. Zo ben ik met hem blijven samenwerken, ook binnen mijn opdracht als stadsdichter (Letterzetter) van Kortrijk. Hij kan immers heel goed luisteren en de gevoelsmatige essentie vatten en weergeven in een beeld. Ook bij deze singles, waarvan de beide hoezen samen één tekening vormen, had ik een gesprek met hem. Er zat dit keer voor mij niet echt een verhaal achter de songs, maar ik vertelde wel hoe we tot de beslissing gekomen waren om te stoppen en hoe de singles tot stand waren gekomen. De emotie daarvan heeft hij dan vertaald in dit artwork, dat ook niet eenduidig te begrijpen valt. We hoorden al van mensen die het nogal een luguber beeld vormen, van een mens die daar ligt. Voor mij persoonlijk is het net een beeld dat veel warmte uitstraalt, alsof iemand op een warm tapijt ligt, erg troostrijk. Het toont ook de zachtheid van handen en drukt troost bij het afscheid uit voor mij. Dat het geen één-op-één betekenis heeft, is net wat ons in zijn werk ook zo aanspreekt.

Als je terugblikt, welk gevoel overheerst dan?

JB: Het is zeker één van de leukste dingen die ik al ooit gedaan heb. We hebben keihard gewerkt en, zoals dat nu eenmaal gaat, hebben we ook veel teleurstellingen opgelopen, maar het gevoel is toch vooral positief.
Er is minder uitgekomen dan we verwacht hadden en we hebben minder mensen bereikt dan we gehoopt hadden. Je kan wel zeggen dat je het niet doet voor het succes, maar je wil toch genoeg mensen aanspreken met je muziek en door genoeg mensen gehoord worden. Dat had beter gekund.

Wat zijn de fijnste of markantste herinneringen?

JB: Vooral aan de tournees hebben we fijne herinneringen, aan hoe we met de mobilhome rondtrokken. Driemaal hebben we op die manier getourd. Het fijne is ook dat we met deze groep altijd op één lijn gezeten hebben, niet alleen wat betreft het muzikale maar ook qua gevoel. Ook toen we besloten te stoppen, had iedereen zowat hetzelfde gevoel op hetzelfde ogenblik. Er is niemand die niet dat gevoel deelde dat in deze vorm we uitverteld zijn. Wel willen (en zullen) we nog samenwerken, wellicht ook met ons vijven, maar het zal niet in deze vorm en onder deze naam zijn.

Hoe zie je dat dan precies?

JB: Ik denk dat het zo een beetje kan zoals bij Mauro Pawlowski. Die doet heel uiteenlopende dingen en soms met dezelfde mensen, maar elke nieuwe verschijningsvorm waarin hij muziek maakt, elke nieuwe gedaante en elke echt nieuwe muzikale weg die hij inslaat, krijgt een andere naam zodat mensen weten wat ze wel en niet mogen verwachten. Wij zien onszelf al langer als een soort gemeenschap van muzikanten die ook heel wat andere dingen, in verschillende combinaties, samen maken. En deze vorm, die we kunnen samenvatten als “Uncle Wellington”, die is uitverteld.

Kan je voor jezelf een absoluut hoogtepunt noemen van die jaren samen?

JB: De tweede show die we speelden in The Exchange in Keighley, nabij Manchester, is voor mij toch wel het beste moment. We hadden daar al eens eerder gespeeld, maar toen waren we daar totaal onbekend en niemand, ook van de zaal, wist wat te verwachten. Het optreden was heel goed en iedereen was daarna zeer blij en vol lof. Toen we er een tweede keer optraden, wisten ze natuurlijk wel al wat ze zouden krijgen. We werden heel enthousiast ontvangen, het was bovendien de verjaardag van Frie en onze mobilhome stond gewoon voor de deur geparkeerd. De afterparty met de eigenaar van de club duurde tot in de vroege uurtjes, we werden samen zo dronken. De man was zelfs zo dronken dat hij het nummer van zijn eigen alarm van de club vergeten was en dat ging daar 's morgens heel vroeg af voor de hele buurt. Ook de shows met Vive La Fête in Nederland en natuurlijk de opening van de tentoonstelling bij de presentatie van onze plaat horen tot de beste herinneringen.

Jullie waren ook altijd artistiek met andere dingen bezig. Dat bepaalde in grote mate mee hoe jullie klonken en hoe jullie zich presenteerden. Waren jullie zich daar zelf sterk van bewust?

JB: Jazeker en het was tegelijk onze sterkte maar ook onze zwakte. De sterkte ervan lag in het feit dat je een bepaald soort publiek aanspreekt, niet enkel op basis van de muziek, maar ook met de video's en het artwork en de tentoonstelling en de teksten. Tegelijk beperkte het ons ook in hoe groot dat publiek zou worden dat we konden aanspreken want voor veel mensen was Uncle Wellington te complex, moeilijk te vatten. Velen willen gewoon een band zien die muziek maakt, horen wat die doen en zien wie het zijn. Het voelde soms alsof we te elitair waren en te weinig nog gewoon een “band” waren. Zo kwamen we zelf weinig in beeld: je ziet ons niet in de clips, onze albumvoorstelling was een tentoonstelling van grafisch werk van iemand anders,...


Wie waren jullie belangrijkste invloeden?

JB: Voor mij als songwriter waren de grote voorbeelden toch vooral Tom Waits, Lou Reed, Nick Cave en niet in het minst Scott Walker, die veel rare maar bijzonder interessante muziek schreef. Daarnaast hadden we een soul- en jazz-zangeres die naar zulke artiesten in het geheel nooit luisterde en een hiphopdrummer. Sven luistert vooral naar echte, pure goed geschreven popmuziek en Esther houdt dan weer vooral van meer experimentele muziek. Eigenlijk zijn er in Uncle Wellington geen twee muzikanten die naar dezelfde
muziek luisteren. Dat maakt dat er nooit “één” invloed was voor de band, maar iedereen hanteert de stijl die past bij de muziek waar hij of zij zelf graag naar luistert. En op een of andere manier paste dat allemaal bij elkaar.

Heeft dat samenbrengen van die verschillende stijlen invloed gehad op de evolutie die Uncle Wellington doormaakte?

JB: Vooral vanuit onze live-optredens groeide toch dat we evolueerden van een band die samenzang tot haar sterkte wou maken naar een groep met de stem van Frie duidelijk op de voorgrond. Wanneer je iemand hebt die zo goed en warm kan zingen, mag je dat niet afzwakken door de zang van anderen errondheen en moet je dat zeker in de refreinen naar voren trekken, niet dan wegstoppen in de harmonie van ons alle vijf samen. Frie kon voordien nooit echt uithalen en tonen wat ze in haar mars had en daar zijn we toch enorm in gegroeid. Zo vreemd was dat overigens niet als je bedenkt dat de eerste EP eigenlijk gewoon gemaakt is in de huiskamer met eigen opname-apparatuur en vanuit ideeën die we hadden, waaronder dat samenzang altijd mooi is. Er was tussen wat we toen deden en wat we live brachten, op dat moment geen verbinding. Naarmate we langer bestonden, werden we ons echter meer bewust van onze sterktes, waaronder dus die fantastische stem van Frie die je niet moet kooien, en dat is wat je vooral qua evolutie hoort.

Hoe gaat het nu verder, voor jou, voor de andere bandleden?

JB: Iedereen is druk bezig met vanalles. Frie en Renaud spelen samen in de hiphopband Shore Shot en brengen in mei een plaat uit. Esther toert momenteel met Jan Verstraeten en met Noémie Wolfs. Zelf maak ik samen met Frie deel uit van de live-band van Vincent Coomans en hij brengt nog dit voorjaar een EP uit, waarvan ik de productie doe en die hier opgenomen is bij mij. Samen met Esther speel ik ook in WolfeWolfe, nederlandstalige triphop met een klarinet en met poëzie van mezelf. Esther speelt dan weer samen met Sven in Galine. Bovendien doet iedereen ook nog een hoop tijdelijke dingen. 

En misschien doen jullie dus ooit nog eens iets samen met jullie vijven?

JB: Dat is zeker mogelijk in de toekomst, al zal het verschillen van wat we met Uncle Wellington hebben gedaan. Dat werd bepaald door de geschiedenis daarvan, door de toevalligheden die ontstaan in het samenwerken met die gezamenlijke geschiedenis en ieders eigen geschiedenis. Zo vertrokken we bij Uncle Wellington altijd vanuit wat ik schreef en op die basis bracht iedereen zijn eigen ding in. In een toekomstig project zullen we een andere geschiedenis hebben, zullen we wellicht van een ander vertrekpunt starten en dat zal de toevalligheden die die band maken, beïnvloeden. Want het kan nooit twee keer helemaal hetzelfde zijn.

Bedankt voor dit gesprek

Geen opmerkingen: