25 mei 2020

Steve Earle And The Dukes


Op Ghosts of West Virginia neemt Steve Earle ons mee in een arbeidersmilieu diep in de VS, de mijnwerkers. Hij beschrijft hoe hun leven eruitziet in tijden van Trump. Nog net geen half uur (en tien songs) heeft hij nodig om ons die wereld binnen te loodsen.
Die wereld die Earle oproept, is er één van hard labeur en gevaren. Maar ik ken niemand die daar zo mooie songs over weet te brengen als Earle. Het begint meteen met het a capella gezongen Heaven ain't goin' nowhere. De beloning voor het harde werk ligt immers niet in dit leven maar in het hiernamaals. Daarna wordt de drieëenheid genaamd vakbond, God en vaderland geroemd. Dit is het verhaal van eerlijke mensen die vanuit eenvoudige waarden hun leven inrichten. Hoewel ik met twee van de drie absoluut niets heb, lijkt me het een makkelijk kompas voor het leven als je op die manier je leven inricht.
Geloven in God doe ik niet (meer) maar de metaforische verhalen die inherent zijn aan geloof boeien mij enorm en één ervan komt terug in Devil put the coal in the ground. De duivel verzinnebeelt hier de krachten die aan het werk zijn geweest om zoiets waardevols als steenkool zo onbereikbaar te maken, zo moeilijk op te graven, zoveel te laten kosten in energie, zweet, tranen en soms zelfs rampspoed. De banjo die het nummer opfleurt, pas wonderwel hierbij en doet me bij aanvang van de song denken aan Handcuffed to a fence in Mississippi van Jim White. En er volgen nog meer hillbillieklanken in John Henry was a steel drivin' man, waarin een heldendicht opgedragen wordt aan de strijd van de harde werker tegen de gezichtsloze industriëlen, een strijd die enkel in eendracht (en dus een vakbond) enigzins gelijke kansen biedt. 
Een rustpunt op de plaat vinden we in Time is never on our side. Ook in het erop volgende It's about blood wordt de vergelijking gemaakt tussen de tijd toen arbeid nog gewaardeerd werd en iets eervol had en heden ten dage niet veel meer is dan een instrument dat ingezet wordt ten voordele van de "economie", winsten en aandeelhouders, die de koningen van de wereld geworden zijn. En dan verschijnt plots de mooie, angelieke stem van Eleanor Whitmore die If I could see your face again voor haar rekening mag nemen. Het is een traditionele ballade van verloren liefde. 
Wat volgt, zijn nog drie geweldige countrysongs: Black lung wordt geschraagd door de gitaar en banjo die in een dialoog geweldige melodieën uitstrooien, het up-tempo zaterdagavondlied Fastest man alive (dat wat rockabilly-invloeden bevat) en het korte, aan Neil Diamond herinnerende The mine.
Beluister hieronder de volledige plaat:

Geen opmerkingen: