31 maart 2020

Basia Bulat


Het moet ruim tien jaar geleden zijn dat ik de Canadese singer-songwriter Basia Bulat leerde kennen. Ik viel voor haar mooie stem en haar lieflijke melodieën. Met Are you in love? heeft ze haar vijfde studioplaat uit. Dat wijst niet meteen op grote productiviteit, als je beseft dat haar debuut al in 2007 uitkwam. Maar aangezien ik kwaliteit boven kwantiteit verkies, vind ik het niet erg.
En kwaliteit is er weer overvloedig aanwezig op dit album. Uiteraard schurken de songs zich aan tegen de mierzoete popkant van het muzikaal spectrum aan. Wat had je ook anders verwacht met zo'n albumtitel? Zoals Abba bewees, valt daar echter ook eer te halen. Ze is overigens in goed gezelschap want uit eenzelfde vaatje tappen ook Feist en Vetiver, om maar twee anderen te noemen. 
De mooie stem komt in vrijwel elke song goed tot haar recht maar een extra vermelding verdienen toch Hall of mirrors, dat voorzien werd van een americana-"twang", en Pale blue, dat een iets rijkere instrumentatie meekreeg dan de meeste songs.

Je kan dit album hier (in digitale vorm) kopen via haar Bandcamp-pagina en hieronder alvast beluisteren:

30 maart 2020

Nicolas Jaar


Nicolas Jaar is een snoepje voor hipsters. Dat is niet mijn mening maar die van een vriend. Ikzelf luisterde amper naar zijn muziek en zulke opmerkingen zijn niet meteen een aanzet tot gedragsverandering. Zijn nieuwste album, Cenizas, is dat wel. Al van bij de eerste beluistering werd ik gegrepen door de magie ervan.
Over de eerste nummers hangt een soort galm die het mystieke karakter onderlijnt. Het is een bijna religieuze ervaring, één die ruikt naar wierook en herinnert aan kerkorgels. Als daar, zoals in Agosto, ook nog eens de diepe klanken van een klarinet bijkomen, wordt de luisteraard helemaal ondergedompeld in geheimzinnigheid. Pas op Mud komen er vocalen aan te pas, maar het zijn toch de repetitieve percussie en de daaromheen slingerende pianotoetsen die met alle aandacht gaan lopen. Rubble experimenteert erop los, met een saxofoon en over elkaar tuimelende noten. Xerox versmelt Schotse doedelzakfolk met electronica en verlaat de geëffende paden om er niet meer naar terug te keren. 
U hebt het al begrepen: deze plaat is een belevenis waarop de New Yorker geen hoekje schuwt en het allerbeste uit zijn instrumenten haalt om ons te laten baden in een bevreemdende, bijna-religieuze en zeker spirituele, door nevelslierten omhangen sfeer. Als dit snoepgoed is voor hipsters, draag ik die naam zoals geuzen vroeger deden met hun scheldnaam en ga ik even niet aan het advies van mijn tandarts denken. Het suikergehalte lijkt me overigens heel erg mee te vallen.

Beluister hieronder het volledige album:

29 maart 2020

In memoriam: Krzysztof Penderecki


Wie mij kent of volgt op Facebook, kent het verhaal al van mijn kennismaking met de Poolse componist Penderecki. Nadat Thom Yorke hem in een interview naar aanleiding van Kid A noemde als inspiratiebron, was ik erg benieuwd naar diens werk en ik vond in een Brusselse tweedehandsplatenwinkel enkele platen van Penderecki, waaronder Dies irae (Auschwitz oratorium). Ik kocht de platen en was helemaal verkocht en verknocht. 
Deze voormiddag las ik dat hij overleden is. Binnen mijn heel brede collectie muziek, vele genres omvattend, zaten tot voor kort slechts drie klassieke componisten: Carl Orff (diens Carmina burana beluisterden en vertaalden we in de lessen Latijn), Arvo Pärt en Penderecki. Niet toevallig is dit ook de chronologische volgorde waarin ik hen leerde kennen.
Net als bij Pärt, is het subtiel gebruik van zacht gespeelde muziek, die hij soms tegenover een vol geluid zet en zo de tegenstelling nog versterkt, vooral datgene wat mij zo raakt in zijn muziek. Of het nu muziek is ter gelegenheid van gebeurtenissen of zijn missen, de kracht ervan ligt ook nét in de zachtheid. Dat hoor je ook terug in de filmmuziek die hij maakte.
Beter dan ik het kan uitleggen, luister je best naar zijn muziek en laat je je overwelmen. Hieronder kan je alvast een afspeellijst beluisteren die je op weg kan helpen:

Jim Lauderdale


Op vrt.nu kan je tot begin juni kijken naar de documentaire serie Country music, over de geschiedenis van het genre. Ik beleefde al heel wat plezier aan de eerste drie afleveringen en probeer elke avond ééntje mee te pikken. En ik moest er meteen aan denken bij het horen van de titelsong van When Carolina comes home again van Jim Lauderdale, met die typisch snel bespeelde banjo.
Het instrument komt uiteraard nog wel vaker terug op deze plaat. Het geeft het geheel een vrolijke noot en dan zijn er natuurlijk nog de lyrics. Een zin als "This morning the mountain came crashing through my door / I take that as a sign you don't love me anymore" intrigeert en amuseert (As a sign). Bijwijlen klinkt het lekker ouderwets en zoals enkel country dat kan (Cackalacky) en een ballad op tijd en stond mag ook niet onbreken (I'm here to remind you), met een slepende viool.

Beluister hieronder het volledige album:

Pearl Jam


Waarschijnlijk krijg ik nu hun fans massaal over me heen, maar er zijn groepen die weliswaar goed blijven na vele jaren en plaat na plaat kwaliteit afleveren, zonder dat het me veel doet. Foo Fighters en Queens Of The Stone Age behoren daartoe: ze hebben hun sound geperfectioneerd en hun platen zijn zonder meer uitstekend maar ze klinken voor mij onderling inwisselbaar na een tijd. Ook Pearl Jam treft eenzelfde lot.
Het verklaart waarom ik vooraf maar weinig enthousiast werd van het nieuws dat er opnieuw een nieuwe plaat zat aan te komen. Nu Gigaton er is, merkte ik toch een onbedwingbare nieuwsgierigheid (de nieuwe Pearl Jam!) en vrijdag was het de eerste van de nieuwe releases deze week die ik beluisterde.
Even zet de openingsnoot je op het verkeerde been en klinkt het als het begin van Lakini's juice van Live, maar meteen daarna is het in Who ever said het vertrouwde geluid. Die mengeling van pompende drums, gitaren eroverheen gedrapeerd en de typische stem van Eddie Vedder vormt ook op dit album het hoofdingrediënt. Ja, we horen samenhang in Superblood wolfmoon, een rustige melodie in Buckle up en een zinderende finale in Retrograde maar dat alles doet niets af aan het gevoel dat je dit, hoe goed het ook moge zijn, nog wel al gehoord hebt.
Deze plaat is er dus één voor de trouwe fans die met elke nieuwe plaat even blij zijn. Wie nog gehoopt had op koerswijzigingen of een totaal andere boeg waarover Pearl Jam het eens gooit, komt bedrogen uit. Nu ja, wat heet bedrogen als je niettemin een goede plaat in handen houdt.

Beluister hieronder het volledige album:

28 maart 2020

Tamikrest


Regelmatige bezoekers van deze blog hebben natuurlijk al lang door dat ik een Afrikaanse plaat af en toe niet versmaad. Al sinds mijn studententijd heb ik een grote interesse voor dit continent en zijn artiesten. Ooit had ik zelfs het idee om naar Afrika te trekken en daar te werken. Ik zou Swahili leren (ik kocht zelfs een engelstalige cursus Swahili en een vertaalwoordenboek English-Swahili) maar mijn gezond verstand hield me gelukkig bijtijds tegen want mijn gezondheidsproblemen zouden zo'n reis en verblijf bijzonder zwaar maken. Intussen ben ik doorgaans heel gelukkig in Vlaanderen en breng ik Afrika mijn huiskamer binnen via de muziek.
De Touareg muzikanten van Tamikrest zijn daarbij een terugkerende groep. Hun woestijnblues is dan ook ideaal luistervoer voor wie zowel de blues als Afrikaanse ritmes en klanken een warm hart toedraagt. Neem een song als As sastnan hidjan, een lied dat voortkabbelt als een beekje en die typische gitaarklanken die ik leerde kennen via Ali Farka Touré, meedraagt. Soms klinkt een rockgroove door in de song (zoals in opener Awnafin) en bijwijlen overheerst de zang (Amzagh). De Marokkaanse zangeres Hindi Zahra verruimt met haar stem de klankkleur van Timtarin. Anha achal wad namda trekt ongegeneerd de rockkaart en afsluiter Tabsit laat de band horen in een contemplatieve bui.
Dat alles maakt van Tamotaït een heerlijke trip richting het avontuur. Met wat dia's van de woestijnvlakte erbij waant u zich echt op reis.

Beluister hieronder het volledige album:

If Anything Happens To The Cat


Mijn hometown Gent is al zolang ik leef een belangrijke verzamelplek voor interessante artiesten. Heel wat gewaardeerde en zelfs succesvolle muzikanten zagen hun carrière daar een start nemen en telkens weer opnieuw duiken weer nieuwe namen op die uw aandacht meer dan waar zijn. Niet geheel nieuw maar ook niet zo bekend, is If Anything Happens To The Cat. Zelfs op deze blog kwamen ze al eens aan bod (hier).
Nu is dus een opvolger voor de toen besproken plaat en Kingdom of roots volgt een bewust gekozen pauze om te bezinnen. De post-rockformatie speelt nog steeds leentje-buur bij andere genres zonder de samenhang uit het oog te verliezen. Het resultaat is een plaat die meer dan de voorganger terug lijkt te grijpen naar de roots (pun intended). Toch hoef je niet te vrezen voor een blok graniet te staan. Een rustpunt als Aloha from heaven maakt deze schotel op ons bord lekker verteerbaar. Ook Crown shyness brengt rust, met een zang die erg Engels aandoet. 
Zelf hou ik nog het meest van de nummers waarop de post-rockkaart schaamteloos en voluit getrokken wordt: Origami armies of afsluiter Snowglobe citizen, dat nog eens alles uit de kast haalt om deze plaat met een climax af te sluiten.

Je kan deze plaat hier kopen op hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

27 maart 2020

Gelezen (142)

De Bourgondiërs. Aartsvaders van de Lage Landen - Bart Van Loo



Bart Van Loo is erin geslaagd met deze geschiedenis van de Bourgondiërs (en hun invloed op onze gewesten) een adembenemend spannend en interessant verhaal neer te schrijven waarin hij verbanden legt (ook met het heden) die het belang van deze dynastie zonneklaar maakt. In een eerste deel schetst hij de voorgeschiedenis zoals die zich vanaf de val van het Westromeinse rijk (ongeveer) heeft afgespeeld tot 1369 wanneer het verhaal met Filips De Stoute echt begint. We worden geloodst door een eeuw waarin nadien ook nog Jan Zonder Vrees en Filips De Goede Bourgondië (en de gebieden in de Nederlanden) tot verdere hoogten stuwen, waarna er uitgebreid stilgestaan wordt hoe onder Karel De Stoute een einde komt aan die hoogdagen en het verval zich inzet, waarna het zwaartpunt verschuift naar de komende Habsburge dynastie. Het boek eindigt met Keizer Karel, Karel V, geboren in Gent en heerser van een rijk waar de zon nooit ondergaat.
Het is heerlijk hoe de schrijver ons meeneemt naar Gent (mijn stad) en Brugge (de stad van mijn lief), alsook naar vele andere plekken in de uitgestrekt gebieden van Bourgondië en zelfs Zwitserland tot helemaal in het hoge noorden van het huidige Nederland (Friesland, Groningen), hoe plekken die steden geduid worden in hun geschiedkundig (of kunsthistorisch) belang, plekken waar ik al geweest ben of ooit graag heen zou gaan (zoals de stad Beaune, waar heel wat moois te zien valt uit de beschreven periode). En uiteraard worden ook de kunstenaars uit die tijd, die nauw verbonden waren met het geslacht der Bourgondiërs, uitgebreid aangehaald: de gebroeders van Eyck, Hugo van der Goes, Rogier van der Weyden, Sluter, Memling, Broederlam en Maelwael,...
Dit boek is een ware ontdekkingsreis doorheen onze geschiedenis die er niet voor terugdeinst mythes te ontkrachten en samenhangen over de eeuwen heen te duiden. Dit is de mooiste geschiedenisles die je maar kan krijgen. Ik ben mijn lief dan ook zeer dankbaar dat ze mij dit boek cadeau deed.



The moon is down - John Steinbeck



Zonder heel concreet te benoemen waar de gebeurtenissen in dit boek gesitueerd zijn, is de Tweede Wereldoorlog heel herkenbaar. Het is dan ook geschreven toen die volop bezig was.
Toch is John Steinbeck erin geslaagd een oorlogsverhaal te vertellen dat dieper graaf en focust op de onderliggende psyche van een bevolking, eerder dan de actie van de oorlog. In een veroverd stadje zet een eerste executie door de bezetters een proces in gang dat volgens Steinbeck perfect illustreert hoe en waarom geen enkele bezettingsmacht er ooit kan in slagen daadwerkelijk een oorlog te winnen. Veldslagen winnen is makkelijk, maar de eindoverwinning is voor hen die in wezen vrije mensen zijn gebleven omdat ze zijn wie ze zijn waar ze zijn en waar ze al altijd waren. De zinloosheid van oorlogsverrichtingen is zelfs voor de vijand duidelijk als die durft de ogen te openen en zijn verstand en hart durft te laten spreken. Het is de hoopvolle boodschap die wellicht in 1942 nodig was voor de lezers van Steinbeck.

26 maart 2020

Borokov Borokov


Jaren tachtig electronica overheerst het geluid op Enkel duetten van Borokov Borokov, een band waar we het hier al eens eerder over hadden, naar aanleiding van Eerlijk delen. De vier Antwerpenaren keren daarmee helemaal terug naar een traditie die groot werd door bands als Arbeid Adelt!
Zoals de titel al zegt, staat deze plaat vol samenwerkingen met andere muzikanten. Dat levert bijwijlen hilarische momenten op met absurde, grappige teksten, zoals opener Oude telefoon (met Raf Valles Hilario, frontman van The Jagged Frequency). Godverdomme is de meest swingende en dansbare huiselijke ruzie die ik al ooit hoorde (en ik denk niet dat daar in mijn leven nog verandering in zal komen). Fenne Kuppens (van Whispering Sons) mag mee een liefdesliedje (Dat wat u zoekt) vorm geven dat zich tekstgewijs volledig in de vorm van een sollicitatiebrief uitdrukt. En voor het summum van electronica in Of wordt beroep gedaan op grootmeesters Dijf Sanders en al eerder vernoemd grote voorbeeld, Marcel Vanthilt. Het levert een mengeling op van disco, psychedelica en post-industrial.
Het Nederlandstalig lied, dat volgens nationalisten beter wat meer airplay zou krijgen, krijgt hier zo'n schop onder de kont dat het wel wakker MOET worden. Mij hoor je daar alvast niet over klagen.

Beluister hieronder het volledige album:

25 maart 2020

Conjunto Papa Upa


Ik wed dat wie de band niet kent, op basis van het album Libre para amar nooit zou geraden hebben dat Conjunto Papa Upa een Nederlandse band is. Het debuut van deze Amsterdamse groep bevat immers zulke aanstekelijke Zuidamerikaanse ritmes en Spaanstalige gezangen dat je je een halve wereld verder waant. 
Aan de basis van die songs liggen vaak repetitieve "oer"-ritmes, zoals in Pa'Chorino waarin dat ritme zo overheersend en pulserend is dat het je als luisteraar haast in trance brengt. De titelsong mag dan een buitenbeentje zijn, in zijn geheel vormen deze zeven songs een mooi en tot dansen in de living aanzettende plaat. Het is vooral de percussie die de liedjes hun typische klank verleent en waaromheen de andere instrumenten zich slingeren. Dat doen ze soms op een haast psychedelische manier (El chicero) en een orgel komt af en toe de boel nog meer opvrolijken (El secreto del metalero). 
Het maakt dit album een feestelijk geheel, een manier om uw zorgen en uw isolement eens te vergeten en helemaal loos te gaan in de living. Stuur wel best eerst uw kinderen naar hun kamer om Fortnite te spelen, anders lachen ze u wellicht vierkant uit.

Beluister hieronder de volledige plaat:

24 maart 2020

The Slow Readers Club


Weet je aan wie The Slow Readers Club me nog het meest doet denken op hun vierder studio-album The joy of the return? Editors zijn nooit ver weg, soms overduidelijk (No surprise of All the idols), soms minder (Something missing). Toegegeven, de zang van Aaron Starkie klinkt minder wanhopig (en theatraal) dan die van Tom Smith. Maar vooral de sound van The back room hangt als een sluier over deze plaat.
Het levert gelukkig een lichter maar niettemin goed album op waarop genoeg verscheidenheid tentoongespreid wordt door het viertal uit Manchester om de aandacht gaande te houden. Zelf hou ik alvast naast de al eerder genoemde songs vooral van Zero hour en The wait, dat in zijn intro al helemaal de kaart Joy Division trekt. 
Voorganger Build a tower schijnt in de Britse album top 20 gestaan te hebben (hoogste notering: plaats 18) en hoewel ik die plaat nog niet hoorde, kan ik me voorstellen dat ze hiermee ook kunnen scoren. Tegelijk klinken ze herkenbaar genoeg en toch ook verschillend genoeg van Editors om een eigen plaats te veroveren en de liedjes liggen goed in het gehoor, kennen makkelijk meezingbare melodieën en verlaten de populaire paden net genoeg om als een tikkeltje eigenzinnig door te kunnen gaan.

Beluister hieronder het volledige album:

23 maart 2020

Mintzkov


Sommige bands hebben zo'n herkenbaar geluid dat je na enkele jaren bij een nieuwe plaat meteen weet dat zij het zijn. Van de Belgische bands is Mintzkov op dat vlak één van de koplopers: je haalt er hun songs bijna blindelings uit. Hun oeuvre bevat dan ook heel wat aanstekelijke rocksongs die je als luisteraar betoveren en meteen in hun universum binnenloodsen. Dat is ook op nieuwste worp Oh paradise niet anders.
August eyes is een binnenkomer van jewelste en die kwaliteit houdt de band het hele album vast. Hoogtepunten genoeg dus: When ghosts R our zou een geweldige single en in een rechtvaardig heelal zelfs een hit zijn, Unlike the sun heeft een andere klankkleur maar past toch perfect in het geheel en It's in the blue roept het volwassen geworden dEUS op als een medium geesten.

Beluister hieronder het volledige album:

22 maart 2020

Arbouretum


Let it all in, de nieuwe plaat van Arbouretum, klinkt aanvankelijk vooral als nieuw werk van Richard Thompson. Gaandeweg komen ook toetsen psychedelica en seventies folkrock om de hoek kijken die het palet verrijken. Daarmee leveren de Amerikanen al hun tiende werkstuk af en vrijwel altijd weten ze te bekoren. 
De songs klinken meestal laidback en brengen je in een nostalgische sfeer, maar het zou een vergissing zijn om hen enkel onder "nostalgie" te catalogeren want het viertal grossiert vooral in wijdse klinken gitaren op een bed van drumritmes die een zachte, mosachtige ondergrond vormen. Nergens opdringerig maar ook niet te veronachtzamen, zo klinken nummers als How deep it goes, de lang uitgesponnen en met een Neil Young-gitaarsound overgoten titelsong en het rustige Headwaters II. Dit is een aangenaam wegluisterende plaat die uw zondagnamiddag ongetwijfeld weet een glans van rust en schoonheid mee te geven.

Je kan deze plaat hier kopen via hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

Myrkur


Uit Denemarken komt ons dezer dagen een prachtige, traditionele folkplaat toegewaaid. Myrkur is het project van componist en multi-instrumentalist Amalie Bruun en legt over typisch Scandinavische folkmelodieën een engelachtige zang waardoor Laïs een haast onvermijdelijke associatie wordt. 
Hoge noten worden uitgestrooid alsof Julie Andrews in de bergen staat te zingen (Tor i Helheim) en middeleeuws klinkende instrumenten worden bovengehaald (Gammelkäring) waardoor je helemaal het gevoel van oude folkplaten terugkrijgt. Spectaculair is het allemaal niet maar mooi wel en rustgevend en meteen ook een tijdloze verkwikking in deze moeilijke tijden.

Beluister de plaat hieronder:

21 maart 2020

Morrissey


Vrolijk is een woord dat nooit valt in reviews van platen van Morrissey, de ex-frontman van The Smiths. Toch durfde ik het bijna van stal te halen (voor enkele songs) na beluistering van I am not a dog on a chain, zijn nieuwste plaat. Muzikaal hoort dit album immers tot zijn betere werk met een variatie die opvalt en verrast? Zo horen we soul in Bobby, don't you think they know? en een vleugje psychedelica in The secret of music. Verder is het natuurlijk gewoon de rock die we van hem gewoon zijn, maar zonder dipjes dit keer.
Tekstueel zal Morrissey wellicht weer tegen zere schenen schoppen en dus weinig bijval mogen verwachten. Wat anders viel er ook te verwachten van deze misantroop met uitgesproken meningen (zoals rabiaat vegetarisme, wat toch niet zou mogen verbazen na een album als Meat is murder). In openingssong Jim Jim falls heet het "if you're gonna kill yourself, then for God's sake, kill yourself": val er niemand mee lastig. Een moeilijk te slikken en zelfs te veroordelen uitspraak, maar daar zit hij niet om verlegen. Love is on its way out slaat illusies met een voorhamer in, "I see no point in being nice" gaat dan weer in de titelsong. De misantropie druipt van What kind of people live in these houses?  maar het is niet al kommer en kwel want zo neemt hij het ook op voor transgenders (The truth about Ruth) en heeft hij geleerd zich rustiger te houden (My hurling days are over).

Beluister hieronder het volledige album:

20 maart 2020

Cabane


Thomas Jean Henri is een Brusselse muzikant die met zijn trio Cabane het prachtige Grande est la maison op ons loslaat. Daarop brengt hij Bonnie 'Prince' Billy en Kate Stables samen voor een rits wonderbaarlijke songs. De eerste is één van 's wereld meest gewaardeerde singer-songwriters en de tweede is een in Parijs verblijvende Britse zangeres die als This Is The Kit al enkele albums op de teller staan heeft. Heel wat arrangementen op deze plaat zijn van Sean O'Hagan (The High Llamas).
De twee genoemde nachtegalen verlenen de songs die al glinsteren van de fonkelende noten nog extra glans. Stuk voor stuk zijn het pareltjes en nergens zakt het album in of is er een verzwakking. Het maakt van deze plaat één van de mooiste ontdekkingen die u dit jaar kan doen.
Je kan het album hier kopen via zijn Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

Ben Bertrand


Ik brak hier al eens eerder een lans voor Ben Bertrand, de muzikant die de basklarinet in mijn leven bracht. Nu is er een nieuw album, Manes, en dat begint alvast veelbelovend met een kabbelende zee en muziek die zich op die golven laat meedrijven. Naar het einde van de song toe echter eist de basklarinet alsnog een hoofdrol op door op de voorgrond te kruipen als een zombie uit het graf. Morton and György in the battista mist klinkt daarmee als een laat openbloeiende plant die alsnog een schone blomme herbergt. Those behind us that we follow mag dan een bijzondere en contradictorische titel bezitten, de song zelf strekt zich langzaam uit in het verlengde van zijn voorganger tot hij een weinig aanzwelt en eventjes in de buurt op verkenning gaat als een voorzichtige rups die haar schuilplaats niet al te ver wil verlaten. U merkt het, dit album brengt de bedenker van metaforen in mij helemaal tot leven.
Incantation 3 is een ware zegen voor de liefhebber van het instrument want de klarinetklanken vullen deze song als een ballon. Hier wordt duidelijk de kaart getrokken van het blaasinstrument met de warme klank. Delayed monologue is eerder een dialoog, tussen de klanken op de achtergrond waaromheen de basklarinet als hagewinde slingert. Zelfde patronen worden door de verschillende instrumenten in een gesprek herhaald en tegenover elkaar geplaatst waardoor dit nummer levendig de tweespraak benadert. Tot slot mag The manmaipo (vernoemd naar Chinese vrouwelijke spirituele mediums, letterlijk de vrouw die de rijst bevraagt) tot slot laat nog eens de kracht van het instrument horen, niet door het luid te bespelen maar door de klanken centraal te zetten en uw aandacht af te dwingen met een soort natuurlijk gezag.
Ben Bertrand is er ook op deze plaat in geslaagd me te verrassen en voor zich te winnen. Ik hoop dat hij met u hetzelfde doet.

Je kan deze plaat hier kopen via de Bandcamp-pagina van STROOMtv en alvast hieronder beluisteren:

19 maart 2020

Favorite Hippies


Zweden heeft ons Abba voortgebracht en The Cardigans en hun pop is gezegend met het kwaliteitslabel "Made in Sweden". Minder bekend zijn americanabands uit dit Scandinavisch land. Laat mij dus daar maar eens verandering in brengen door u Favorite Hippies voor te stellen, een band rond zanger Örjan Mäki die goed geluisterd heeft naar Neil Young en zijn begeleidingsband Crazy Horse.
De band geeft er meteen een lap op met In the backseat of a beat up Ford back in ninetu seventy four, een song die druipt van zowel levenslust als nostalgie. En die wordt dan meteen gevolgd door het door een mondharmonica ingezette Speak of peace. De hele plaat is een gebalanceerd evenwicht tussen rustige en meer up-tempo nummers en luistert daardoor lekker weg. Dit is een aanradertje, mensen!

Beluister hieronder het volledige album:

18 maart 2020

Amberly Chalberg


Wat een prachtige stem heeft Amberly Chalberg. Dat is het eerste wat opvalt bij beluistering van Hi-line, haar eerste full album. Het duidelijkst is dat in ballads als The whiskey song en One last time. Het is dus een klein gelukje dat die overheersen, al is Wishing well bijzonder aanstekelijk en bewijst Lil bit country dat haar vocalen ook de up-tempo songs perfect aankunnen en verrijken. 
Deze artieste uit Denver bracht de plaat al eind vorig jaar uit maar ze is pas vanaf 20 maart bij ons beschikbaar. Je kan natuurlijk (zie hieronder) al wel luisteren op streamingdiensten. Grappig detail is dat ze opgenomen is in Nederland, een stadje in Colorado, met leden van de backing bands van Merle Haggard en Lucinda Williams. Dat klinkt alvast als een hele eer en naar mijn mening is dat ook verdiend, want ze bewijst dat ze zulke muzikanten om zich heen waard is.

Beluister hieronder het volledige album:

My Dying Bride


Hoewel de band mij qua naam wel bekend was, had ik nog nooit eerder naar een noot muziek van My Dying Bride geluisterd. Dankzij @zeeotter op Twitter werd ik geattendeerd op hun nieuwe plaat en ik beken het maar meteen: ik ben er weg van. The ghost of Orion is dan ook een album dat de zware metalen languit op de sofa laat plaatsnemen waardoor een imponerende sound ontstaat.
Het maakt van songs als The old earth monumentale kathedralen die zwellen als barokke ornamenten. Je wordt bijna platgeslaan onder de zware riffs en de donkere, zware stem terwijl de muziek geen haast maakt om snel een einde te maken aan het lijden (van hen die hier niets mee hebben, want voor de anderen is dit een hemels geschenk). Dat lijden is ook de rode draad doorheen het tot stand komen van dit album. Enkele jaren geleden werd de dochter van frontman Aaron Stainthorpe, vijf jaar oud slechts, gediagnosticeerd met kanker (gelukkig is ze intussen genezen verklaard)  en twee bandleden stapten uit eruit, waardoor My Dying Bride gedecimeerd werd tot een duo. Dat duo werd aangevuld met ex-leden van Valafar en Paradise Lost. De koningen van de doom laten hier horen hoe je doem en verderf, verdriet en melancholie tot een solide sound smeedt en soms hebben ze daar niet eens drumpartijen voor nodig (The solace, The ghost of Orion en Your woven shore). Het maakt de overgebrachte emoties nog pakkender en versterkt het algemeen gevoel dat over dit album heerst.

Beluister het album hieronder:

17 maart 2020

Gelezen (141)

Plaatsvervangers - Thomas Heerma van Voss


Thomas Heerma van Voss schrijft enkele stukken over zijn liefde voor muziek. Het zijn verhalen waarin hij niet noodzakelijk de beste muzikanten bewierookt (al geldt dat misschien toch wel een beetje voor Damon Albarn) of waarin hij uitgebreide analyses maakt van de muziek of het genre (dat doet hij maar gedeeltelijk), maar het zijn vooral persoonlijke verhalen die evenveel over hem vertellen als over de artiesten. En ja, als muziekliefhebber word ik aangesproken, als blogger voelt ik me verwant, wanneer hij het heeft over rapper Tim Dog, zijn muzieksite Hiphopleeft, Damon Albarn of het gangstaraplabel No Limit van Master P. En nee, zelf ben ik niet zo maniakaal en obsessief met muziek bezig, van één label of één artiest alles verzamelend, lezend, bekijkend,... Zelf ben ik eerder een veelvraat die overal een hap van neemt, niet zoals hij het hele menu uitprobeert van één restaurant. Hoeveel keer heb ik niet in recensies geschreven dat die plaat me nieuwsgierig maakte naar het volledige oeuvre van een artiest, waarna het er nooit van kwam dat ook daadwerkelijk te beluisteren (ondanks de makkelijke toegankelijkheid via Spotify). En dus zijn er verschillen tussen ons, maar ook gelijkenissen. En zo doet dit boek me nadenken over wie ik zelf ben als blogger en wat voor muziekfan ik ben, wat muziek voor mij betekent en hoe ik op een even persoonlijke manier over muziek zou kunnen schrijven, iets wat zeker het afgelopen jaar een grote wens van mij is, om op die manier meer diepgang te brengen op mijn blog. Kwaliteit boven kwantiteit, in zekere zin. Het omarmen van de particulariteit als unique selling proposition. Het onderscheiden van al die andere recensenten door mijzelf kenbaarder te maken en uitdrukking te geven aan hoe artiesten en platen en songs mij weten te raken en waarom.

Een plek waar eenzaamheid niet bestaat - Frauke Heyde


Hoeveel vormen van verdriet, van verlies, van rouw kan je in één boek stoppen? Veel, zo bewijst Frauke Heyde. "Een plek waar eenzaamheid niet bestaat" zou ongeloofwaardig kunnen geweest zijn en toch slaagt de schrijfster erin om al die verhaallijnen boordevol verdriet, verlies, rouw en pijn op een natuurlijke manier samen te brengen in de kleine gemeenschap van in essentie een dorp. En al ben ik zelf een stadsmens, al mijn hele leven, ik snap het en aanvaard dat dit kan, dat dit in een dorp mogelijk is.
Maar meer nog confronteren al die vormen een lezer met zijn eigen geheimen, zijn eigen verliezen, zijn eigen verdriet en zijn eigen rouw. Je kan je af en toe afschermen door te vluchten in het verhaal van de personages, dat niet het jouwe is, maar bijwijlen is het onmogelijk die eigen demonen te zien opdoemen achter de schouders van de personages. De eigen tranen weghouden, het lukte me amper. Met het voor elk wat wils aan verdriet in dit boek kan ik immers niet vermijden dat het soms ondraaglijk dichtbij komt en dat ik dezelfde verscheuring in mezelf voel als de personages in het boek. De traagheid van de "actie" in dit verhaal werkt gelukkig zalvend, maakt het allemaal toch net draaglijk en zorgt ervoor dat je het boek niet hoeft weg te leggen, hoe pijn het soms ook doet. Heyde schreef een spiegel voor de lezer, één die weinig verhult.


De dubbelganger - Fjodor Dostojewski


Wat moet een mens denken van het hoofdpersonage, de heer Goldjakin, die plots een dubbelganger ontmoet en door hem dwars gezeten wordt? Is hij gek geworden, paranoïde, en verbeeldt hij zich deze dubbelganger slechts? Of is hij het tragisch slachtoffer van een vreemde toevalligheid die hem naar zijn verderf lijkt te voeren? Bijna de hele tijd deed hij me denken aan Hamlet, van wie ik ooit leerde dat hij het prototype van de neuroticus is. Goldjakin kan immers maar geen besluit nemen, maakt zijn zinnen amper af, twijfelt voortdurend en verandert constant van gedacht, waardoor het moeilijk volgen is waarheen dit alles leidt.
Vast staat dat Dostojewski in deze roman de lezer bij wijze van spreken gijzelt in de onduidelijkheid, maar hij doet dat zo goed dat je, ondanks een vreemde wrevel die meer en meer bezit van je neemt, het boek niet opzij kan liggen en jezelf verplicht verder te lezen. Je voelt een afkeer van de hoofdpersoon en toch wil je absoluut weten hoe het afloopt.

High Hi


Even vroeg ik me bezorgd af of Belgische bands schaamteloos de jaren tachtig gingen rippen sinds het succes van Whispering Sons. Het begin van de plaat Firepool van High Hi laat immers onbeschaamd niks meer heel van synthesizers uit de eighties. Gelukkig betonen de Leuvenaars zich een meester in diverse genres uit dat tijdvak waardoor de afwisseling groot genoeg, net als de kwaliteit overigens, om niet zomaar als op de kar springende muzikanten neergezet te kunnen worden.
Nog geen half uur lang overtuigen ze met songs die hun kracht ontlenen aan ritmes en een sound die dertig tot veertig jaar geleden populair waren.En vreemd genoeg klinken ze daarbij vaak als Arcade Fire. Luister maar eens goed naar Commuter, Overpower of Anything. Daggers klinkt na meerdere beluistering dan weer een beetje als Bloc Party op Silent alarm. En zo slaat de Leuvense band een brug tussen de eighties en een decennium geleden. Het levert een meer dan aardige plaat op.

Beluister hieronder het volledige album:

16 maart 2020

CocoRosie


CocoRosie is een groep die zulke uitzonderlijke, opvallende muziek maakt dat ik ook in het verleden niet kon weerstaan af en toe iets van hen te posten (zoals je hier kan merken). En hoewel ik The adventures of Ghosthorse and Stillborn nog steeds onovertroffen vind, is elke plaat wel weer een belevenis. Dat is niet anders voor deze zevende plaat, Put the shine on
Het zijn vooral de stemmen van de zusjes Casady die de magie verlenen aan deze songs, al zit het muzikaal ook snor uiteraard (pun not indended). Die sleuren je mee in een wereld van cabaretsque nostalgie waar eenhoorns vreedzaam samenleven met gogo-danseressen en regenbogen onderaan niet de gebruikelijke pot goud herbergen maar een portie ouderwetse babbeluten. De songs vormen een heerlijke mix tussen eigentijdse zang (zelfs met parlando in Slow down sun down) en tijdloze, naar mistige Londense straten met gaslantaarns verlicht refererende deuntjes. Put the shine on is voor het eerst in de dertien jaar sinds het hierboven vernoemd album weer de snoepjesaanbiedende verleider die ons meelokt richting hun wereld en is hun beste plaat sindsdien. Dit, dames en heren, zijn de moderne rattenvangers van Hamelen.

Beluister hieronder het volledige album:

15 maart 2020

Missy Sippy All Stars


Wie wil weten hoe vitaal de blues dezer dagen nog is, kan twee dingen doen (in werkelijkheid vast nog veel meer dan twee): naar de Gentse Missy Sippy afzakken of Missy Sippy All Stars Vol. 1 beluisteren, de compilatie met artiesten die in datzelfde Gentse muziekcafé live spelen.
De Missy Sippy All Stars zijn een twintigtal muzikanten verenigd rond Tiny Legs Tim, de jonge Gentse blueszanger die de laatste jaren steeds meer furore maakt en al enkele prachtige albums uitbracht. In de studio namen ze twaalf songs op die de sfeer van de Missy Sippy naar onze huiskamer moeten brengen. En dat is een geluk, nu de Missy Sippy zelf doro de coronamaatregelen even dicht is.
Het begint alvast uitstekend met Don't you mind people grinning in your face met Simon Raman. Het is het soort bluesrocksleper dat niet zo over the top hoeft te gaan als de hits van Gary Moore om de sfeer erin te brengen. Heerlijk jazzy klint Ride through the rain (met Olivier Vander Bauwede) terwijl Something's got a hold on me (met Naomi Sijmons) zo smachtend klinkt dat je deelgenoot wordt aan haar gevoel. Hoewel de plaat eigenlijk enkel steengoeie songs bevat, kies ik toch een paar hoogtepunten. Zo is er Lawday mama (met Matis Cooreman van Bluebird), een lekker swingend nummer, of uiteraard Cold turkey (met Tiny Legs Tim op de voorgrond), of de stomende, zwetende cover van Little red rooster waarop Matt T Mahoney alle aandacht mag opeisen. 
Want als er nog één grote verdienste is die dit album mag claimen, is het wel dat je hier kan kennismaken met tal van uitstekende bluesmuzikanten uit onze eigen contreien, waarvan de meesten (nog) niet zo'n naamsbekendheid hebben en die hier uitstekende promokansen krijgen. Gezien al die pluspunten, zou het bijna schandalig zijn indien u deze plaat niet gauw bestelt...

Beluister het volledige album hieronder:

Swamp Dogg


Goeie ouwerwetse soul wordt al te vaak ondergesneeuwd onder hippere genres maar af en toe is er toch een artiest die het genre weer een boost weet te geven met een heel mooie plaat. Eén daarvan is Swamp Dogg, die met Sorry you couldn't make it al aan zijn drieëntwintigste album toe is. Swamp Dogg is Jerry Williams, een 77-jarige Amerikaan die al muziek maakt sinds 1954 en in de jaren zeventig dit pseudoniem koos. 
Op dit album laat hij zich alvast ook bijstaan door schoon volk: Justin Vernon (Bon Iver) op Sleeping without you is a dragg en John Prine op Memories en Please let me go round again. Doch hun aanwezigheid is niet altijd nodig om wonderschone songs op de luisteraar los te laten. Zo is Don't take her (She's all I got) de mannelijke versie van de smeekbede van Dolly Parton op Jolene en I lay awake laat je de smart van het hoofdpersonage voelen alsof je zelf slapeloze nachten beleeft. Het hele album baadt in een sfeer van zoet aan de man gebracht verdriet en Swamp Dogg toont zich een meester in de ballad die de goede kant van de grens met meligheid niet overschrijdt.
Je kan deze plaat hier kopen op zijn Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

14 maart 2020

Pantha Du Prince


Vier jaar geleden had ik het hier over The triad, de vijfde plaat van de Duitse producer en componist Hendrik Weber, beter bekend als Pantha Du Prince. Ook op zijn zesde album, Conference of trees, weet hij een bevreemdende sfeer te evoceren met soms minimalistische middelen (zoals in opener Approach in a breeze). Traag ontvouwt zich de muziek en daardoor word je die sfeer ook echt ingezogen. 
Die sfeer is niet enkel zweverig, er komen ook tribale klanken aan te pas (luister maar naar de prominente percussie in Transparant tickle shining glace) en zachte electronica (When we talk). Het wordt zelfs een tikkeltje opwindender dan normaal op Silentium larix en afsluiter Lichtung mag twaalf minuten vullen met een minutieuze opbouw.
Dit is een plaatje voor fijnproevers die al eens een meer exotisch gerecht durven savoureren. Geniet ervan.

Beluister hieronder het volledige album:

13 maart 2020

Talib Kweli and Lupe Fiasco


Talib Kweli heb ik leren kennen via zijn samenwerking met Mos Def (op Black Star, een album dat u, als u het nog niet kent, onmiddellijk moet beluisteren om het nadien te koesteren ; het was ook de naam waarop ze hun samenwerking vorm gaven) en later met Hi Tek (als Reflection Eternal op Train of thought). Alweer een samenwerking, dit keer met Lupe Fiasco, mag ons verblijden. Blackstar telt iets minder dan een uur goeie hiphop, verspreid over vijftien nummers. 
Net als eerder genoemde platen hoor je hier geen stoere, agressieve rappers maar bijwijlen een soort parlando dat zich toch wel onderscheidt van raps door anderen. Een mooi voorbeeld hiervan is What it is. Het engagement hoor je in Lupe back al in de sample uit het nieuws, het geluid van deze song is een mengeling van Dizzee Rascal en -zowaar- Goose of Shameboy. En je kan niet anders dan bewondering hebben voor de flow en de rhymes op songs als Friend op people of So hood. Muzikaal hoor je duidelijk de stempel van Lupe Fiasco, waardoor nogal wat songs een hoge hitgevoeligheid hebben. De sample in Teef'them komt me heel bekend voor maar ik slaag er maar niet in hem thuis te brengen. En Light work is intussen al zo vaak op de radio te horen geweest dat het als een vertrouwde vriend klinkt. So good klinkt dan weer eerder old skool en ligt in het verlengde van eerder werk van Talib.

Beluister hieronder het volledige album:

12 maart 2020

African Head Charge


Tot de (helaas) erg grote groep bands waar ik me ooit eens meer wou in verdiepen maar "het kwam er nog niet van", behoort ook African Head Charge. Dit collectief werd mede opgericht door Adrian Sherwood (de man achter het legendarische  On-U Sound label) en telde onder meer Jah Wobble onder zijn (wisselende) leden. De psychedelische dub die ze maken, teert uitdrukkelijk op Afrikaanse, eerder dan Jamaicaanse ritmes.
Die hypnotiserende, bezwerende, repetitieve sound is ook het opvallendste kenmerk van hun nieuw album, Churchical chant of the Iyabinghi. Iyabinghi is, niet toevallig, de naam van de percussionist en mede-oprichter Bonjo Iyabinghi Noah. De plaat is dan ook eerder te beluisteren als één lange trip dan als een verzameling songs. Wie bereid is zich drie kwartier lang te laten onderdompelen in de ritmes, bereikt een bewustzijnsniveau dat je uiteraard ook met wiet kan bereiken, maar dit is een pak gezonder.

Beluister hieronder het volledige album, dat je hier kan kopen op hun Bandcamp-pagina:

11 maart 2020

Retro review: Foo Fighters


De echt grote en succesvolle groepen zijn het duidelijkste voorbeeld van de stelling dat het geheel meer is dan de som van de afzonderlijke delen. Maar wat als die groep ermee ophoudt, om wat voor reden ook? Hoe ga je dan als muzikant verder, in de wetenschap dat wat je ook uitbrengt, het afgemeten zal worden aan het succes en de kwaliteit van de groep waar je deel van uitmaakte? Sommigen slagen erin om toch een even goed repertorium uit te bouwen met een nieuwe groep of solo (zoals Paul McCartney na The Beatles maar op kleinere schaal ook Arno na TC Matic, Mark Lanegan na Screaming Trees of Chuck Prophet na Green On Red), de meesten komen nooit echt meer in de buurt (Robbie Robertson van The Band, Dave Stewart van Eurythmics, Joe Strummer na The Clash,...). Doe je dat door een geheel nieuwe weg in te slaan en de herinnering aan waar je deel van uitmaakte, zo ver mogelijk weg te houden? Of moet je net je verleden omarmen en de kwaliteiten die je in de groep stak, tenvolle naar voren schuiven, waardoor je nog steeds herkenbaar klinkt maar de vergelijking onontkoombaar wordt?
Na de zelfmoord van Kurt Cobain, het einde van Nirvana, besloot één van de andere leden (Dave Grohl) dat hij verder muziek wou maken en hij richtte Foo Fighters op. Aanvankelijk was het een éénmansproject, maar hij wou geen muziek onder eigen naam uitbrengen om er niet van beschuldigd te kunnen worden te surfen op de aandacht voor die zelfmoord. Het titelloze debuutalbum werd uitgebracht in 1995, een jaar na die zelfmoord, en zou het eerste blijken van een intussen indrukwekkende lijst hitalbums, die Foo Fighters tot één der grootste bands van het moment zouden maken met fans die zich amper bewust zijn van de link met Nirvana.
Om mijn beginvraag te beantwoorden, is dit debuutalbum natuurlijk het beste beginpunt dat  ik me kan wensen. Ik maakte heel bewust de korte carrière van Nirvana mee en kocht dit album (op vinyl) in 1995, gelokt door de eerste single(s). En wat valt te horen op dit album? Dave Grohl laveert tussen een nieuw geluid dat op volgende albums verder zou uitgepuurd worden en dat nu onmiddellijk herkenbaar is als Foo Fighters, én hij grijpt soms terug naar melodieën en de sound die bij Nirvana hoorden (zoals op I'll stick around). Waar Big me een voorbeeld is van het eerste, is Wattershed een overtuigend exemplaar van een Nirvana-achtige song. Vooral in de rustiger nummers slaagt Grohl erin om het verleden te laten vergeten: For all the cows is een verfrissend ander geluid waarop Foo Fighters een eigen stempel zet.
Kunnen wij, stervelingen zonder muzikaal talent en gespeend van roem, iets leren van dit alles? Zegt dit iets over hoe je als individu na een succesvolle professionele samenwerking met anderen, waarbij je naambekendheid en je reputatie het geheel (het bedrijf(je), het team,...) toebehoren, verder moet zonder hen? Dat is een vraag waar ik niet echt het antwoord op weet. Ik werk dan ook in een sector waarin innovaties vrij onopgemerkt voorbijgaan en waar roem en naambekendheid sowieso al even toepasselijke termen zijn als "ontroerend" voor een rugbywedstrijd. Maar ik ben wel benieuwd naar wat mensen die zoiets meemaakten, gedaan hebben. Zouden de medewerkers van Netlog naderhand dezelfde weg uitgegaan zijn of net een ommekeer gemaakt hebben in hun carrière, hetzij een totale ommekeer door buiten de sector te gaan werken, hetzij door binnen IT zich toe te leggen op een heel ander soort toepassing? Wie het antwoord weet, mag het zeker en vast in de commentaren achterlaten, hier op de blog of op de Facebookpagina.

Beluister hieronder het volledige album:

10 maart 2020

Machine Girl


Tijdens de hoogdagen van de drum 'n bass, waar ik erg van genoot, dook plots een Berlijnse band op die het genre in zijn extremiteit doorvoerde en zo haast onbeluisterbare en verrassend genoeg toch intrigerende en opwindende muziek maakte. Atari Teenage Riot, dat draaide rond één van de meest bizarre muzikanten (Alec Empire), was uitgesproken, zowel muzikaal als in ideeën: punk to the bone, anarchistisch, anti-fascistisch, extreem-links. Misschien heb je wel ooit hun Deutschland has gotta die! gehoord...
Even dacht ik dat ze terug waren (al lees ik bij het opzoekingswerk voor dit stuk dat ze sinds 2009 terug samen zijn en nog in 2014 een album uitbrachten), bij het horen van U-void synthesizers van Machine Girl. Daarop klinken ze even compromisloos en je moet als luisteraar moeite doen om in de op het eerste gehoor herrie de songs te herkennen. Het is moeite die loont. Want dit duo uit Pittsburgh gooit alle genres letterlijk op één hoop om zo de gewelddadige kracht van het moderne leven in de moderne wereld, waarin mensen vermaald worden zoals die muziekgenres in hun songs. 
De band haalde inspiratie voor de naam bij een Japanse "action shock/gore film" van Noboru Igichu, over een schoolmeisje wiens broer vermoord wordt door een ninja-yakuza clan en die haar afgehakte hand vervangt door een machinegeweer om zo wraak te nemen. Centraal in de symbolen die hun platen en andere merchandise sieren, staan dreigende afbeeldingen van honden. Uit alles spreekt een hang naar shockeren, wakker schudden, een gewelddadig antwoord op een wereld die al even gewelddadig ervaren wordt. 
Dat amalgaam aan stijlen en genres maakt het de luisteraar zoals gezegd niet makkelijk maar een monumentale song als opener The fortress (The blood inside) laat zulk een veelzijdigheid horen dat je niet anders dan bewonderend kan toekijken en luisteren. Splatter! is opgefokter dan Begby in Trainspotting wanneer hij ontdekt dat het geld gestolen is en Suck shit is punk op electronica (en op een extra rantsoen steroïden). Rustpunten zijn relatief, zoals Devil speak, en betekenen eigenlijk enkel dat je een tikje minder je best moet doen om de melodie vast te houden.
Na een lange werkdag zou ik niemand deze plaat aanraden maar ze vormt wel een bijzonder passende soundtrack bij je woede-uitbarstingen.

Je kan dit album hier kopen via hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

08 maart 2020

Stephen J. Malkmus


Sommige artiesten hebben zo'n geniale muziek gemaakt in een al dan niet ver verleden dat je als muziekfan bereid bent hen veel, bijna alles te vergeven en dat je elke plaat van hen met verwachting tegemoet ziet. Nee, zo goed als toen wordt het nooit meer, maar minder dan goed ook zelden (al word ik daarin soms toch eens teleurgesteld door een artiest die de weg echt wel kwijt is).
Pavement heet het voordeel-van-de-twijfel dat Stephen J. Malkmus van mij krijgt nog voor ik een noot gehoord heb van een nieuwe plaat en dat was ook dit keer, met Traditional techniques, niet anders. Maar wat ik niet meteen verwacht had, was dat hij me zou gaan verrassen. En dat is precies wat hij doet op dit derde solo-album (zonder The Jicks of Pavement), met opener ACC Kirtan of het lo-fi bluesnummer Xian man. Laatsgenoemde song is één van de beste niet-Pavementsongs die ik al hoorde van Malkmus en ik ben nochtans een allesbehalve ontevreden fan. Verleidelijk als het liedje klinkt, weet het me meteen voor zich te winnen en naarmate het zich ontwikkelt, sluit ik het nog meer in mijn hart. 
Daarna valt de verrassing wat weg en klinkt het allemaal vertrouwder, al zijn er nog het donkere en erg Brits klinkende Shadowbanned, het door kleine disrupties gekenmerkte Signal western en een alweer aan The Kinks herinnerend Juliefuckingette
Het totaalresultaat is een plaat die het kunnen van Malkmus illustreert, soms verrast, soms geruststellend vertrouwd klinkt en nooit verveelt. En daarmee blijft hij aan de goeie kant van de scheidslijn tussen bevestigende en gevallen helden.

Beluister hieronder het volledige album:

07 maart 2020

Gelezen (140): dystopie


1984 - George Orwell
Brave new world - Aldous Huxley

Vorig jaar leerde mijn dochter in de lessen Nederlands over de utopische en de dystopische roman. We hadden een gesprek na het eten daarover. Voorbeelden van utopische romans vinden, bleek niet zo eenvoudig (Walden van Thoreau is er één), dystopische romans en bij uitbreiding dystopische verhalen bleken heel wat populairder en frequenter. Van bovenstaande twee boeken tot The hunger games, de Divergent-reeks tot The handmaid's tale: verhalen van maatschappijen die zo ingericht worden dat ze een status quo (veelal van macht) opleveren en die schrikbarende gevolgen hebben, zijn immens populair en spreken ons duidelijk aan.
Ik herlas nog eens de klassiekers onder de dystopische romans die in mijn middelbareschooltijd op zowat elke leeslijst Engels stonden. 1984 van George Orwell wordt in deze tijden van massa-surveillance en metadata om de haverklap vernoemd, Brave new world van Aldous Huxley leefde in mijn herinnering als het complementaire boek over een maatschappij die gestuurd wordt. En er zijn wel degelijk grote verschillen tussen beide boeken, waardoor de toekomstbeelden die erin geschetst worden (al zijn we natuurlijk al ver voorbij 1984 maar toen ging het over de toekomst) heel anders zijn maar in zekere zin ook wel complementair. 

Maar laten we eerst even deze romans op zich bekijken. 1984 wordt gekenmerkt door een verhaal dat gesitueerd wordt in een dictatoriale wereld, waarin terreur geïnstitutionaliseerd , zowel op grote (steeds oorlog) als kleine (de constante dreiging van de Denkpolitie) schaal. Het is een in hoge mate geïndustrialiseerde wereld die doet denken aan Modern times van Charlie Chaplin of Metropolis van Fritz Lang. Bovendien is een strakke hiërarchisering doorgevoerd die onveranderlijk is (of moet zijn). De massa (de "proles") doet er amper toe en daarom houden de machthebbers zich amper bezig met hen, ontdaan als ze zijn van alle middelen die hen tot opstand zouden kunnen brengen. Het zijn de hogere klassen (Kernpartij en Randpartij) die het voorwerp zijn van een verregaande surveillance (met teleschermen die iedereen constant bespioneren) en wiens gedachten men wil controleren.  Het hoofdpersonage is net die uitzonderlijke (maar hij niet enige) mens die als een Socrates de vragen stelt die de mogelijkheid van een andere wereld scheppen. Niet verrassend is het verlangen naar verandering het verlangen naar een terugkeer naar vroegere tijden, ondanks alle "ongemakken" die daarbij hoorden.
Ook in Brave new world vormen een strikt klassensysteem en een nog verder doorgevoerde industrialisatie en machinisatie van zowat alle processen de basis voor een stabiliteit en status quo die onveranderlijk gemaakt wordt. In tegenstelling echter met George Orwell kiest Huxley ervoor om een wereld te tonen waarin mensen nét gelukkig gehouden worden, waarin negatieve gevoelens uitgeband worden en waarin de stabiliteit verkregen wordt doordat niemand reden tot klagen heeft. Nu ja, niemand: het hoofdpersonage is net als in 1984 één van de eenlingen die kritisch is ten aanzien van deze status quo en die verlangt naar verandering. Ingrepen in de voortplanting en verregaande conditionering kunnen niet verhinderen dat er mensen opstaan (zoals Bernard Max in dit boek) die verlangen naar een verleden dat nét niet nostalgisch zoeter gemaakt wordt dan het was, maar het is net een verlangen naar bijhorend lijden vanuit de overtuiging dat lijden iets oplevert dat de "ideale" wereld niet kan opleveren. Omdat Huxley via "world controller" Mustapha Mond een antwoord formuleert op dat verlangen, beargumenteert waarom het geschapen ideaal de beste keuze is (ondanks de inherente gebreken), is het ook minder duidelijk of de auteur zelf nu een utopie dan wel dystopie beschrijft. De wereld is dystopisch vanuit het perspectief van Bernard Max en "de wilde", John, maar utopisch vanuit het perspectief van Mustapha Mond en wellicht ook dat van de meeste mensen die erin leven. Het verschil met 1984 is dat, hoewel de meerderheid ook daar enthousiast meedoet en "kiest" voor de status quo, bij Huxley die meerderheid dat op een bewuster niveau lijkt te doen (al is er bij beide natuurlijk sprake van gedachten en gevoelens die niet op een vrije manier verworven zijn). Kort gezegd, in Brave new world lijkt iedereen tenminste écht gelukkig en staat de echtheid ter discussie. In 1984 is het leven in feite voor niemand (tenzij misschien de leden van de Kernpartij) een pretje.
Eén van de redenen waarom de laatste tijd 1984 zo vaak aangehaald (hoewel vaak verkeerdelijk, zoals ik bij herlezing besefte) wordt, is dat Orwell methoden beschrijft waarmee de status quo gehandhaafd wordt die heel herkenbaar zijn. Naast uiteraard de massa-surveillance is er bijvoorbeeld ook het (voortdurend) herschrijven van de geschiedenis met als gevolg dat niemand nog enig historisch besef lijkt over te houden. Hoe herkenbaar is dit voor wie kritisch kijkt naar wat machthebbers over de tijd (soms over slechts maanden of zelfs weken) aan tegenstrijdige meningen en standpunten uitkramen zonder dat daar nog een kritische houding tegenover aangenomen wordt die verleden (vorige uitspraak) en heden (huidige uitspraak) met elkaar vergelijkt. Winston Smith is de uitzondering wanneer hij de herinnering vasthoudt dat zijn land Oceanië, nu in oorlog met Eurazië en bondgenoot van Oostazië, voordien net met die beide landen in de omgekeerde relatie verkeerde. Het is zoals bij ons een meerderheid lijkt te vergeten dat de N-VA rond verkiezingstijd overal een veto tegen de PS uitbazuinde en tegenwoordig nét de PS verwijt dat zij, ondanks de eigen goede wil om samen te regeren, mordicus tegen een coalitie met de N-VA te zijn. Het verleden wordt in beide gevallen als een onveranderlijk gegeven voorgesteld om de tegenstrijdigheden te verdoezelen die de machinaties van de machthebbers zouden blootleggen. Voor mij is nét deze voortdurende geschiedvervalsing het meest essentiële en tevens meest herkenbare element in het boek.
Ook de Nieuwspraak, die woorden ontdoet van (ongewenste) betekenissen, is herkenbaar, niet in het minst in het gebruik van afkortingen als Engsoc die evenveel betekenen als de afkortingen die bijvoorbeeld in mijn eigen professionele sector gebruikt worden: ADHD, ASS, OCD,... worden inhoudloze containerbegrippen zoals in de managementterminologie ook ASAP, SMART,... algauw ontdaan geraakt zijn van werkelijke betekenisoverdracht.

Beide boeken houden ons ook vandaag nog een spiegel voor: zijn we bereid voor het gewin van stabiliteit de controle over onze maatschappij uit handen te geven? In 1984 gebeurt dat aan een naamloze machthebber (Grote Broer bestaat natuurlijk niet fysiek) die met terreur, het voortdurend gevoel dat je kàn gezien en gehoord worden, en bij voorkeur zelfs controle over de gedachten iedereen in het geraal houdt. In Brave new world lijken de methodes alvast heel wat humaner: door ingrijpen in genetica en ontwikkeling wordt een maatschappij gemààkt die door haar ingenieuze samenstelling de balans inhoudt die de stabiliteit moet verzekeren. Ja, hier is iedereen tevreden (desnoods met behulp van wat "soma") en daardoor is het verlangen naar verandering gedoofd, bij Orwell is het net angst die mensen ervan weerhoudt naar verandering te hunkeren.