30 september 2020

Bob Mould


Wat ben ik blij dat Bob Mould de energie en de drive teruggevonden heeft van Sugar, de groep waarmee hij in volle grunge keihard toesloeg. Die groep was al een mooie toevoeging aan zijn palmares aan de zijde van Grant Hart met Hüsker Dü

Op Blue hearts, zijn nieuwste plaat, dendert hij door zoals op Sugar's Copper blue. Intro's en outro's worden zoveel mogelijk vermeden of zo kort mogelijk gehouden om de vaart er niet uit te halen. Bovendien bevatten sommige songs ook echt knappe melodieën, zoals Forecast of rain en Leather dreams, het enige echte rustpunt op deze plaat. De echo's van de hoogdagen uit de jaren negentig zijn duidelijkst te horen in Everyth!ng to you en Password to my soul. 's Mans vorige solo-albums waren nooit minder dan goed maar hier spat de energie zo vanaf dat je dit op zijn 59e een nieuw hoogtepunt in zijn carrière mag noemen. 

Gitaarrock is al meermaals dood verklaard doch Mould reanimeert het genre hier alvast springlevend, met een echt punkhart en de energie van een twintiger.

Beluister hieronder het volledige album:

29 september 2020

Fleet Foxes


Ik ben heel blij dat Fleet Foxes voor Shore besloot (deels) terug te keren naar de sound van hun titelloze debuutalbum en de EP Sun giant. Ook op deze vierde studioplaat klinkt het vijftal uit Seattle als The Beach Boys op een puur folkdieet, zij het dat de ontdekking van electronica die zo opvallend was op Crack-up nog wat nazindert. Daarmee is deze plaat een mooie synthese van wat het quintet zo goed kan.

Featherweight, met kop en schouders nog boven de nochtans al mooie nummers uitstekend, is exact het soort song waarvoor we ooit vielen voor de Amerikanen. De harmonieuze samenzang voelt als een sneeuwtapijt op een solide ondergrond. Er wordt op gitaren getokkeld, mooie muzikale details worden uitgestrooid en de zang zuigt de luisteraar helemaal in de wereld die opgeroepen wordt. Ook Young man's game is erg radiovriendelijk en zou een mooie herfsthit vormen. 

Wanneer de band de rust opzoekt, zoals in het afsluitende titelnummer of It's not my season laten ze de kracht van hun songschrijverij voor zich spreken. Tierlantijntjes behoeven deze folkies niet en net die eenvoud maakt hun albums zo wonderschoon.

Beluister hieronder het volledige album:

27 september 2020

Sufjan Stevens


De muziek van Sufjan Stevens is niet voor één gat te vangen. Hij maakte al prachtige albums, weirde albums, meezingbare albums, uit de band springende kerstalbums,... en afgaande op de concertreviews die ik al las op Indiestyle, zijn ze shows vaak over the top, extravagant in het kwadraat maar tegelijk van een bijzonder hoge kwaliteit. Zelf zou ik me zeker geen kenner van zijn output durven noemen, al heb ik al van menige plaat van de man uit Detroit genoten. Met grote stelligheid wil ik desondanks wel verkondigen dat The ascension één van zijn beste albums is. 

De voorbije dagen hoorde ik Video game al een paar keer voorbijkomen de zeldzame keren dat ik tegenwoordig nog naar de radio luister en hoewel ik door de titel meteen aan Lana Del Rey moet denken, is deze song natuurlijk helemaal anders. Hij drijft op een nadrukkelijk aanwezige percussie en synthesizers die een plastieken popwereld oproepen maar toch veel meer diepgang vertonen. Ook tekstueel is het een interessante song die gaat over hoe Sufjan zich geen labels wil laten opplakken, geen verwachtingen wil inlossen als een inkleurplaat. 

Deze hele plaat verlaat het inhoudelijke terrein waarop hij zich voorheen altijd bewoog. Als grote fan voor een bigger than life Amerika dat ondanks (en mét) zijn clichés en groteske uitspattingen toch omarmd werd, blijken de vier jaar Trump dat beeld grondig dooreen geschud te hebben en tot ontgoocheling geleid te hebben. Amerika is zelfs voor deze (voormalige) door dik en dun verdediger niet langer een gidsland. Make me an offer I cannot refuse is een electronicapareltje waarin hij de toon zet voor deze plaat. Lamentations trekt zelfs ten volle de dancekaart en Ursa major gaat voor bevreemdende sound zoals je die van Arca zou verwachten wanneer die even de experimenteerknop uitzet en kiest voor minder grote extremen. Death star grijpt terug naar het geluid van de vroege Depeche Mode terwijl de titelsong net veel ingetogener klinkt en dichter bij zijn folkgeluid aanschurkt. 

Afgesloten wordt er met het meer dan twaalf minuten durende America, dat van al die tijd gebruik maakt om verschillende stijlen nog eens uit de kast te halen en daarmee te komen tot een soort synthese van de plaat.

Beluister hieronder het volledige album, dat je hier kan kopen: 

25 september 2020

Tobin Sprout


De Amerikaan Tobin Sprout is vooral bekend van zijn rol binnen Guided By Voices maar is toch ook al aan zijn achtste soloplaat toe. Empty horses is zo'n plaat die weinig aandacht zal opeisen en dan ook aan velen voorbij zal gaan, hoewel hij alweer bewijst dat niet enkel Robert Pollard een grote rol speelt in die band. Wat wel opvalt is dat hij kiest voor een minder rommelig geluid. Zo klinkt Breaking down als een goed geproduceerde countrysong, terwijl Pollard toch vaak net vermijdt dat je enige productionele activiteit zou kunnen horen.

Dat Sprout kiest voor een productie die de songs vol laat klinken, af (niet afgelikt), is zeker een opvallend verschil met wat de groep waartoe hij behoort, ons meestal op vergast. Het levert verrassend goeie songs op. De titelsong had zowaar van Johnny Cash kunnen zijn. Het korte The return is een eenvoudige folksong die de seventies uitademt. The man I used to know roept herinneringen op aan de fifties-sound waar Chris Isaak zich zo graag van bedient. All in my sleep daarentegen is een post-grungesingle waarin de gitaren gruisen maar zeker niet meer verschroeiend uitgehaald wordt. In feite is er geen enkele song die ondermaats presteert.

Beluister hieronder de volledige plaat, die je overigens hier kan kopen via zijn Bandcamp-pagina:

24 september 2020

Reverend John Wilkins


Reverend John Wilkins kreeg gospel en soul mee met de paplepel. Deze zanger en gitarist uit Memphis is de zoon van Reverend Robert Wilkins, die zelf heel wat platen uitbracht met gospelblues. John zelf speelde vroeger mee in de band van O.V. Wright. Vorig jaar bracht hij Trouble al in eigen beheer uit maar nu pas hier beschikbaar via het Goner label. 

Dit album is echt wel de moeite waard. Moeiteloos laveert hij tussen lome soul (Down home church, Grandma's hands), stomende bluesgospel (God is able) die aan The Staple Singers doet denken en zelfs wat countryblues (Darkest hour). Dat laatste geldt zeker ook voor Wade in the water. Ook het akoestische Walk with me klinkt bijzonder krachtig.

Reverend John Wilkins is erin geslaagd de intussen al behoorlijk rijke tradities van blues, gospel en soul te verrijken met een plaat die wel eens eindjaarslijstjes zou kunnen halen.

Beluister hieronder het volledige album:

Asian Dub Foundation


Het Engelse collectief Asian Dub Foundation heeft een voorliefde voor meer exotische muziekstijlen als ragga, dancehall, Zuid-Aziatische muziek en anderzijds behoorlijk militante punkrock. Die combinatie hoor je dan ook terug op Acces denied, hun negende reguliere album in hun 25-jarig bestaan. Heel wat gasten passeren de revue: de comedyster Stewart Lee die gesampled wordt, de Chileense beatboxer Ana Tijoux en Dub FX

Geen wonder dus dat deze plaat alweer erg militant klinkt. Grote thema's worden niet uit de weg gegaan (het klimaatspijbelprotest in Youthquake part 1 waarin Greta Thunberg gesampled of de dehumanisering van Palestijnen in Human 47 waarin de Palestijn 47 Soul de raps verzorgt). Vaak klinkt deze zevenkoppige bende als Senser of Dizzee Rascal en dat maakt de plaat ook los van de onderwerpen erg opwindend en opzwepend. Hoogtepunten zijn echter die songs die een wat andere kant laten zien van de groep, zoals Swarm dat tegen Tricky aanschuurt of  Frontline Santiago dat resoluut gaat voor een modernere sound. Afgesloten wordt er met een Atari Teenage Riot-light Smash and grab the future.

Politiek activisme in de muziek, zo zullen de boomers die klagen dat de jeugd enkel in zichzelf geïnteresseerd is niet graag horen, is wel degelijk springlevend. Jeugdig is deze groep natuurlijk niet meer maar door de slimme samenwerkingen en samples leggen ze wel contact met de jeugd en verbinden ze meer dan al onze regeringen het voorbije decennium gedaan hebben.

Je kan dit album hier kopen via hun Bandcamp-pagina en hieronder alvast beluisteren:

Semisonic



Het lijkt wel alsof we luisteren naar een nieuwe song van The Red Hot Chili Peppers wanneer de titelsong de EP You're not alone opent. Semisonic wist ons al in 1998 te verblijden met Closing time en in 2001 volgde nog eens een weliswaar kleinere radiohit, Chemistry. Daarna werd het stil rond het trio uit Minneapolis maar na 19 jaar zijn ze terug met een vijf songs tellende EP.

Nog steeds grossiert de band in pretentieloze indiepop gedreven door gitaren. Fijne melodieën maken van de vijf werkstukjes kleine pareltjes. Behalve in de hierboven al aangehaalde titelsong komt dat het sterktst naar voren in Basement tapes, een leuk nummer over het wedervaren van frontman Dan Wilson (die songs schreef voor onder meer Taylor Swift, Adele en Dixie Chicks).

Beluister hieronder de volledige EP:

 

22 september 2020

The Apartments

 


Totnogtoe was A long december van Counting Crows dé wintersong bij uitstek. Meer zelfs, Recovering the satellites, het album waarop dat nummer te vinden, is echt de meest winterse plaat die ik ken. Ik herinner me nog hoe ik vaak op de school waar ik toen werkte, nog zat te werken terwijl de meeste leerkrachten naar huis waren en in mijn bureau die plaat telkens weerklonk. Nog steeds hoef ik die ene song maar te horen en er komen herinneringen naar boven met beelden als in het donker naar huis gaan, terwijl overal binnen licht schijnt in de huizen, je hier en daar een kerstboom kon ontwaren, de gure koud je soms in het gezicht sloeg en je thuis verlangde naar warm eten, een warm drankje en/of een warm dekentje.

The Apartments steken, nu de herfst nog maar net begonnen is en we de ochtend voor het eerst in lang in mist doorbrachten, Counting Crows naar de kroon met In and out of the light. Bij beluistering sluipt de geur van glühwein in je neus, meen je een kerstboom in de hoek van je kamer te zien staan (en zo'n verdomde kerstman aan een touwladder bungelen aan de gevel van de buren) en proef je de ijzige bûche. De jaren tachtig zijn ook weer helemaal terug met de bijhorende dikke kersttruien (wederom populair sinds Bridget Jones' diary). Het zal je dan ook niet verbazen als ik vertel dat het Australische project rond enig vast bandlid Peter Milton Walsh klinkt als Deacon Blue

Songs als I don't give a fuck about you anymore voelen in weerwil van de titel en lyrics als een schapenvel dat je dicht tegen je huid wil voelen. Write your way out of town sleept zich voort met een wanhopige oproep "Hold on", What's beauty to do roept de geesten van Prefab Sprout op en afsluiter The fading light maakt zijn titel waar en laat de plaat zachtjes doven in de gloed van de blazers. 

Beluister hieronder het volledige album:

20 september 2020

Vincent Coomans


Wie de debuut-EP van Vincent Coomans beluistert en hem al een tijdje volgt, van toen hij nog als J. Keens (Balloon Flight) en met zijn band Ho Bear optrad en zelfs muziek uitbracht, hoor wat een groei hij doormaakte.  Die groei als singer-songwriter hoor je het best in opener I will be your man, zonder twijfel de mooiste song die hij al ooit opnam. Het kan geen toeval zijn dat hij daarin de transformatie beschrijft van het hoofdpersonage van zachtmoedige vriend tot sterke man die zich vol overgave geeft aan zijn vrouw. Waar hij voordien vaak wat braafjes klonk (al hoorden we op EP Patterns van Ho Bear ook al wat meer ontblote tanden), treffen we op deze song een kracht die onder een bedrieglijk rustige melodie doorklinkt en die laat merken dat je niet zomaar om hem heen kunt.

Twee singles waren al vooruitgestuurd: One way love, waarvan ik hier al schreef dat ik er een vleug Bon Iver in herkende, en Pretence, dat dan weer aan Damien Rice doet denken. In die laatste song roept hij de groter wordende afstand tussen geliefde op die de EP zijn titel oplevert. Die bewust afstand die genomen wordt, is echter van twijfel doordrenkt: "...am I startin to heal? / Or am I making it worse?". Afsluiter Bait hoorden we nog niet eerder en verdient hier zeker ook zijn plaats. Dit nummer houdt een belofte in, dat het helemaal zal openbloeien, je voelt de spanning die daar net aan vooraf gaat, maar de Kortrijkzaan beheerst zich en laat ons een beetje op onze honger zitten (of geeft ons zin in meer, afhankelijk van hoe je het bekijkt).

Dit viertal songs werd geproduced door Jonas Buyneel, wiens stempel we menen te horen, en Esther Coorevits zorgt voor strijkers als aanvulling.


 

De EP wordt gereleased als een split 12" met op de B-zijde drie lange soundscapes van Pol Isaac, ook al afkomstig uit de stad van de Guldensporenslag. Onder de titel Conversations krijgen we drie lappen muziek, die helaas niet online terug te vinden waren, maar waarvan Luminous Dash ons verzekert dat het boeiende muzikale verhalen zijn.

Beluister hieronder de EP van Vincent Coomans, die je hier op vinyl kan kopen:

 

18 september 2020

Motorpsycho


Voor een stevige lap classic rock schrikken ze bij Motorpsycho niet terug. Dat blijkt eens te meer op The all is one, hun tweeëntwintigste studio-album. De Noren houden zich opnieuw niet in en trekken alle registers open, daarmee de hoogdagen van onder meer Yes evocerend.

Halfweg het album krijgen we zelfs een waar vijfluik aangeboden, N.O.X., waarin de gitaren als waren het free-jazzmuzikanten elk hun weegs mogen gaan, waarop de synthesizers daar doorheen melodieën weven en waarop de drums en bas een strakke groove vasthouden om dat alles een stevige voet op de grond te laten behouden. Evenzeer zijn we te spreken van de titelsong die het album opent en van The same old rock (One must imagine Sisyphus happy) dat zo op het onvolprezen Waalse openbare station Classic 21 zou kunnen. Echo's van vroege Genesis duiken op, onder meer in Dreams of fancy

Het hele album beslaat bijna anderhalf uur en dat alleen al illustreert hoezeer het trio met stevige handen de muzikale uitdaging aanpakt om platen te maken die staan als een huis en die je meevoeren in een rockuniversum dat diepgeworteld is in de jaren zeventig.

Beluister hieronder het volledige album:


17 september 2020

Retro review: Neu!


1971, het jaar waarin ik geboren werd, was ook het geboortejaar van de band Neu!, het duo Klaus Dinger en (de in 2008 overleden) Michael Rother, die kort tevoren uit Kraftwerk waren gestapt. Wat weinigen toen wisten (en ik als boreling al zeker niet), was dat de drie albums die ze zouden uitbrengen een grote impact zouden hebben. Samen met onder meer Can wordt Neu! vandaag beschouwd als één van de grondleggers van krautrock. Deze in oorsprong typisch Duitse muziekbeweging is geëvolueerd naar, zo je wil, een subgenre binnen post-rock.
Met het titelloze debuutalbum uit 1972 zetten ze meteen een standaard, al wordt Neu '75 vrij algemeen als hun meesterwerk beschouwd. Hoe divers de band wel is, kan je echter ook al op deze eersteling horen. Im glück is helemaal doordrenkt van wat we later zijn gaan kennen als ambient en is zeker een song die Brian Eno moet geïnspireerd hebben. Negativland klinkt dan weer bijzonder opwindend, lijkt wel live gespeeld te worden en wordt gekenmerkt door een bas die bij Joy Division lijkt weggelopen. Opener Hallogallo is zowat wat je hoort in je hoofd als iemand het heeft over post-rock maar Lieber honig is een smachtende, trage song waarin de zang amper begrijpbaar is, de klanken met moeite uitgebracht worden en je een heel vervreemdende ervaring krijgt.
Terecht wordt Neu! nog steeds geroemd als een invloedrijke band wier invloed op de popmuziek reikt van David Bowie tot Radiohead en vast nog een heel stuk verder...

Beluister hieronder het volledige album:

15 september 2020

Sidi Touré


Mali is een land met een rijke muzikale traditie en één van die Afrikaanse landen waaruit regelmatig wel eens een goeie muzikant onze richting uit komt waaien. Sidi Touré is één van hen. En hoewel wel meer Malinese artiesten die familienaam dragen, is hij niet verwant aan Ali Farka Touré of Samba Touré. Toch klinkt zijn muziek heel erg als die van de eerstgenoemde en meest beroemde. 
Die bijzonder Malinese blues waarmee zijn illustere naamgenoot furore maakte, horen we duidelijk terug in songs als Woura, Wakey kama of Acharia. Toch brengt hij duidelijk eigen toetsen aan zoals in het rustige Bortchin dat een klein beetje richting country gaat of Farra woba diepere bassen beroert.

Je kan deze plaat hier kopen via zijn Bandcamp-pagina (enkel in digitale vorm overigens) en hieronder alvast voorbeluisteren:

14 september 2020

Granville Automatic


Een heerlijke country-EP is exact wat Granville Automatic net uitbracht. Tiny televisions bevat zes songs die een meesterschap laten horen dat weet te raken.
Granville Automatic is een vrouwelijk duo uit het zuiden van de VS Ze staan met beide voeten stevig in de country en weten goeie countryrock te schrijven die zo de radio op mag. Het heerlijk stompende Getaway car is bijna een cliché waar gelukkig ook violen onder te horen zijn. De ode aan de tempel van de country (de Grand Ole Opry) in Opryland is ook bijzonder geslaagd. En ook in tragere songs laten de vrouwen horen uit het juiste hout gesneden te zijn.

Beluister hieronder de EP:

13 september 2020

Everything Everything


Met Man alive uit 2010 leverde Everything Everything een debuut af dat hen meteen als een raket de lucht inschoot en de pers laaiend enthousiast achterliet, blij dat ze the next big thing gevonden hadden. Wat meteen opvalt op Re-animator, hun vijfde plaat, is dat ze goed geluisterd hebben en zich zelfs hebben laten inspireren door Thom Yorke van Radiohead. Luister maar eens goed naar It was a monstering, waarin dat etherische geluid duidelijk hoorbaar is.
Toch is hun geluid niet enkel gepikt maar beschikken ze wel degelijk over een eigen sound. Helaas wisten ze die in het verleden altijd vanuit een sterk perfectionisme te brengen maar dit keer lieten ze die aanpak achterwege en dat levert spijtig genoeg songs op die minder (snel) overtuigen. Hier en daar zit een song die alsnog na meerdere beluisteringen zijn potentieel onthult (zoals Big climb). In het geheel echter valt deze plaat tegen en dat is jammer omdat we vier oudere bewijsstukken hebben die hun mogelijkheden meer dan bewijzen.

Je kan dit album hier kopen via hun Bandcamp-pagina en hieronder helemaal beluisteren:


12 september 2020

Flaming Lips


Met American head zijn The Flaming Lips al aan hun zestiende studioplaat. Wayne Coyne en zijn maten maken nog steeds experimentele, vreemde maar in se wondermooie muziek die uitwaaiert, vervliegt, overspoelt en bij momenten imponeert met psychedelische bombast. Dat is ook nu niet anders en daar prijzen we ons gelukkig om.
Wat vooral opvalt is dat deze plaat in tegenstelling tot de soms uitzinnig absurde releases van de band eerder eigenlijk behoorlijk down to earth is. Natuurlijk herken je de band uit Oklahoma meteen uit de duizend maar je wordt deze keer niet naar alle verre uithoeken van hun soms bizar universum meegenomen. Ondanks de titel klinkt At the movies on Quaaludes als een vrij normale song en bovendien nog eentje van uitstekende kwaliteit, één die je zonder veel risico op een mixtape voor je lief zou kunnen zetten. Quaaludes, overigens, zijn stimulerende middelen die vooral populair waren in de jaren zestig en illegaal zijn en in hoge mate geestesverruimend. 
Tot de hoogtepunten reken ik Brother eye (waarin gebruikgemaakt wordt van Autotune), het rustig beginnend maar naar een climax toewerkende Mother please don't be sad en opener Will you return/When you come met Particle Kid als gastmuzikant. 
Waar eerdere albums in hun geheel vaak wat te uitzinnig waren naar mijn smaak, is dit nu eens een plaat die ik zelfs in één luisterbeurt tot me kan en wil nemen. Als Wayne Coyne zichzelf een beetje inhoudt, blijkt hij perfect in staat om je niet te overdonderen maar aan zijn hand mee te nemen naar zijn eigen fantasieland.

Beluister hieronder het volledige album:

11 september 2020

Peter Broderick


Peter Broderick ontdekte ik in 2010 omdat hij een intiem concert in een mooie kerk gaf in het Gentse en sindsdien heb ik al vaak genoten van zijn albums. Voor het eerst in vijf jaar brengt hij opnieuw een plaat uit waarop hij zingt, Blackberry. En gelukkig blijft hij nog steeds zijn fans tevreden stellen met mooi materiaal.
De Amerikaan schuurt zich op deze plaat lekker aan tegen de croonertraditie, al is zijn stem van een ander kaliber, een timbre dat je eerder verwacht bij americana en country. Dat hij al die genres weet te beheersen op vocaal vlak, blijkt onder meer uit What happened to your heart. Een ander hoogtepunt vormt het net iets meer dan negen minuten durende What's wrong with a straight up love song
Het is heerlijk en vooral loom toeven op deze plaat en dat maakt haar ideaal voor indian-summerdagen zoals die voorspeld worden voor de komende week.

Je kan deze plaat hier kopen via zijn Bandcamp-pagina en hieronder al beluisteren:

10 september 2020

Cut Copy


De platen van de Australische band Cut Copy waren totnogtoe wat aan mij voorbijgegaan. Toch wisten ze met hun vijf vorige platen menig muziekliefhebber warm te maken en met Hearts on fire bestormden ze in 2008 zelfs de hitlijsten wat hen ineens hot maakte. Zelf ging ik me meer en meer verdiepen in muziek geworteld in country, folk en blues, dat zou kunnen verklaren waarom ik hen niet echt opmerkte. Al luisterde ik ook wel regelmatig naar nieuwe platen in diverse genres...
Freeze, melt is dus hun zesde album en nu vielen ze me toevallig op en beluistering van die plaat liet me zelfs een interessante groep horen. Het viertal rond oprichter Dan Whitford klinkt als een eenentwintigste Erasure (een band die zelf nog onlangs een plaat uitbracht die toch vooral bleef steken in de eighties). Dat komt vooral door de zang natuurlijk, maar de synthpop van het kwartet doet er af en toe toch ook wel aan denken. Like breaking glass is zo'n song die hedendaags klinkt en toch het futuristische broertje zou kunnen zijn van Erasure-songs uit hun hitperiode. Verder ben ik zeker ook heel erg te spreken over het licht springerige Stop, horizon, het pop overstijgende A perfect day en afsluiter In transit die de synthesizermuziek van Vangelis, Mike Oldfield en misschien nog wel het meest Ryuichi Sakamoto oproept.

Je kan dit album hier kopen via hun Bandcamp-pagina en hieronder alvast beluisteren:

09 september 2020

Grant-Lee Phillips


Met het debuutalbum Fuzzy wist Grant Lee Buffalo ons allemaal heerlijk te verrassen en we danken er heerlijke singles als het titelnummer en Jupiter and teardrop aan. De band bracht gedurende de jaren negentig vier albums uit en deze eeuw is de muziek van frontman Grant-Lee Phillips gewoon onder zijn eigen naam te beluisteren. Lightning, show us your stuff is zijn tiende plaat al en opnieuw horen we vanzelfsprekend echo's van zijn vroegere band doorheen vele nummers. Zo hadden Mournig dove en Straight to the ground (één van de hoogtepunten van deze plaat overigens) niet misstaan op het verzameld werk van de band.
Toch is 's mans muziek wel degelijk wat veranderd en dat hoor je onder meer in dat ander hoogtepunt, Sometimes you wake up in Charleston. Dit is puur singer-songwritermateriaal gedrenkt in americana, het druipt zelfs nog. Ook Gather up laat (nog) een andere kant van de Californiër horen.
Deze plaat heeft wat tijd nodig om onder de huid te gaan kruipen. Behoedzaam klinken de songs en even behoedzaam banen ze zich een weg naar je hart. Daar verdienen ze ook echt wel een plaatsje.

Je kan de plaat hier kopen op zijn Bandcamp-pagina en hieronder alvast beluisteren:

08 september 2020

Bettye LaVette


Bettye LaVette blijkt op deze blog, op een plekje in een compilatie na, nog nooit ter sprake gekomen op deze blog. Nochtans hou ik van haar soul die ik leerde kennen met The scene of the crime uit 2007. We zijn intussen al enkele albums later en hier is ze weer, met Blackbirds.
Het is alweer een erg mooie plaat geworden waarop de intussen 74-jarige zangeres met haar doorleefde stem songs vertolkt die zoet als honing klinken dan wel erg triest, zoals Drinking again waarin je de verloren strijd tegen de fles bijna kan proeven. Jazz en blues vormen naast uiteraard soul een belangrijk deel van haar muziek intussen en ze kiest nog steeds met zorg én smaak nummers die haar liggen. Zo durft ze Strange fruit van Billie Holiday zonder schroom aan omdat ze zich de song eigen weet te maken. Ook hier weer ervaren we hoe ze erin slaagt om als een siroop naar binnen te glijden en toch door de frasering te laten horen dat ze (ingehouden) kwaad is, heel kwaad. Het zou zowaar een versie kunnen zijn voor de soundtrack van de huidige Black Lives Matter-protesten. Hij lijkt op het eerste zicht niet militant genoeg maar talloze zwarte artiesten bewezen in het verleden al dat je de woede ook perfect in "rustiger" muziek kunt gieten zonder aan impact te verliezen.
Een andere opmerkelijke cover is titelsong Blackbird, origineel van The Beatles, die hier ook een "extreme make-over" krijgt. En hoe schoon was ook al opener I hold no grunge, origineel van Nina Simone, dat hier heel bluesy klinkt.
In deze eeuw lijkt Bettye eindelijk de erkenning te krijgen die ze verdient en met dit album bewijst ze wederom waarom dat geheel terecht is.


Beluister hieronder het volledige album:

07 september 2020

Throwing Muses


Eén van de bands die de sound van de (vroege) jaren negentig mee bepaald heeft, is ongetwijfeld Throwing Muses. Tanya Donelly is er tegenwoordig niet meer bij maar Kristin Hersh leidt de band nog steeds op dit tiende album, Sun racket.
Het lijkt een beetje of de band twijfelt of ze terug willen grijpen naar de sound van vroeger of willen bewijzen dat ze gegroeid zijn. Het resultaat is helaas een album dat we misschien oneer aandoen als we het als "mossel noch vis" bestempelen maar dat ondanks zijn goeie punten niet echt overtuigt. Aan ons enthousiasme om de band nog eens te horen (hun vorige album is toch ook al zeven jaar oud en volgde al naar een pauze van tien jaar), kan het niet liggen. Met welwillendheid luisteren wij naar songs als opener Dark blue of het rustiger Bywater, horen dat die best wel goed zijn maar toch missen we een beetje kracht van Counting backwards of Bright yellow gun. Bo Diddley bridge lijkt die eigenschap ook te bezitten maar verdrinkt wat in een geluidsbrui die weliswaar het je-m'en-foutisme van de eerste helft van de jaren negentig illustreert maar door de rustiger stukken in de tweede helft van de song geloochend wordt. Ook St. Charles lijkt met die goeie gitaarriff ons eindelijk de goeie kant op te sturen maar het blijkt een (weliswaar pitoresk) doodlopend straatje. Sue's komt wat in de buurt van This Mortal Coil maar die band deed dit toch beter.
En zo blijven we achter met gemiste kansen en niet-ingelost verwachtingen. En dan grijpen we liever terug naar The real Ramona en University, platen die ons nooit teleurstellen.

Je kan deze plaat hier kopen via hun Bandcamp-pagina en hieronder alvast beluisteren:

06 september 2020

Tricky


Ten tijde van zijn debuut Maxinquaye was Tricky een furieuze man uit Bristol die brieste in een claustrofobische ruimte waarin zijn donkere muziek haar volledige kracht benutte om diep door te dringen in de ziel van de luisteraar. De furie van toen is na veertien albums (inclusief dit nieuwe Fall to pieces) getemperd, de intense innerlijke pijn is nog steeds oncomfortabel voelbaar in zijn songs.
Het voelt bijna ongemakkelijk om te luisteren naar Hate this pain waarin een repetitief piano-akkoord en strijkers een donkerte scheppen waarin de zielensmart haast aanraakbaar is. Een dergelijke intensiteit zit niet in elke song maar hier weet zangeres Marta de juiste toon te treffen die dan ook nog eens goed resoneert met de diepe, rasperige en vrijwel altijd onheilspellend klinkende bas van Tricky zelf. Elk moment kan de zelfbeheersing in de vocalen (en muziek) omslaan in een explosie van ongeziene kracht. Dit IS de relatieve stilte voor de storm, dit IS het moment van uiterste spanning voor de ballon knapt, dit IS het bereiken van de grens net voor ze onomkeerbaar overschreden wordt.
Chills me to the bone daarentegen mag dan onmiskenbaar een goeie song zijn, de intensiteit van het vorige nummer is gekrompen tot te verdragen proporties. De pijn kan je nog steeds wel invoelen maar je beseft dat je er vanop een afstand naar kijkt. 
Zo goed als dit tweetal is het helaas niet altijd. Opener Thinking of is best een goeie song maar mist de intensiteit die we bij Tricky verwachten en die zijn sterkte is. Close now heeft die dan weer wel, maar de song op zich is slechts middelmatig te noemen. Wanneer Oh Land de zang overneemt in het daaropvolgende Running off is het eindelijk wel prijs. Dit nummer begint opvallend vrolijk om wanneer de beat erbij komt een diepte te krijgen die die joie de vivre toch in een ander daglicht plaatst. Helaas zakt het daarna weer een beetje in met I'm in the doorway tot het fameuze duo songs langskomt waar ik eerder al naar verwees. Wat erna volgt, is echter te weinig spannend om de aandacht goed vast te houden, al zijn Throws me around en Vietnam best goeie pogingen die op een betere plaat de vullertjes zouden geweest zijn waarvan we zeggen "maar minder dan goed wordt het nooit".
Het is jammer maar uit deze nieuwe Tricky-plaat viel vooral een goeie EP te puren mits te juiste keuzes die zijn ster waar in het centrum van het firmament zou plaatsen. Af en toe is hier immers nog eens bijna de intense duistere schoonheid van debuut Maxinquaye terug te horen. 


Luister hieronder naar het volledige album:

Irish Coffee


Tussen mijn verzameling vinyl singletjes zit ook Look on the bright side van William Souffreau, een vrolijk radiohitje uit 1991 op Studio Brussel. Hoewel ik er niet vaak meer naar luister, is het toch telkens een leuke hernieuwde kennismaking met dit liedje als ik dat wel doe. En kijk, William Souffreau is daar terug, met zijn groep Irish Coffee.
Heaven is het vijfde album van de band die al in 1970 opgericht werd. Er was tussendoor ook nog een live-plaat maar de discografie oogt verrassend kort voor een groep die haar vijftigste verjaardag mag vieren. Bovendien kenden ze bij elk album een wat andere samenstelling en zo zou je Irish Coffee eigenlijk het project van Souffreau kunnen noemen, de enige die er altijd bij was.
Kwaliteit gaat natuurlijk boven kwantiteit en dat geldt ook in dit geval. Want met die kwaliteit zit het goed. Moderne, vernieuwende muziek moet je van hen niet verwachten, maar een rechttoe-rechtaan rockalbum is het zeker wel geworden met songs die vol zitten met echo's van The Rolling Stones, Deep Purple, Led Zeppelin en Jimi Hendrix. Ook recentere groepen lijken een stempel gedrukt te hebben op de sound, zo herken ik in Someday meer dan een vleugje Los Lobos en zit er een flinke streep Robert Cray-blues in Whole lotta rock to roll. Dit is echt het soort muziek dat je in een bruin muziekcafé mag verwachten, waar oudere mannen met plezier teruggrijpen naar een cocktail van rock, blues en country.

Beluister hieronder het volledige album:

05 september 2020

Josh Ritter


Hoewel in mijn platenkast geen enkel album van Josh Ritter te vinden is, is hij geen onbekende voor mij. Ik leerde hem ooit kennen nadat ik over zijn plaat The historical conquests of Josh Ritter las en die plaat inderdaad erg de moeite vond. Na tien reguliere albums brengt hij nu See here, I have built you a mansion (Rare and unreleased) uit, een plaat die zoals de titel al aangeeft een verzameling is van nummers die wat moeilijker vindbaar zijn of nooit eerder (officieel) werden uitgebracht. Het betreft acht kleine pareltjes die samen in een half uur erin slagen best een goed beeld te schetsen van het meesterschap van deze singer-songwriter.
Bovendien etaleert deze korte plaat ook wel de diversiteit waartoe hij in staat is. Zo worden argeloze luisteraars enigszins verrast door het tempo en de vrolijkheid van Waiting on you. In het folky Heaven knows klinkt Paul Simon niet veraf. Er staat bovendien een mooie cover op van Brothers in arms (Dire Straits) die zo mogelijk nog soberder klinkt dan het origineel maar toch een bijzondere toets krijgt met de banjo die je hoort. Verder durf ik zeker ook Miles away van harte aanbevelen. 

Beluister het volledige album hieronder:

04 september 2020

Biffy Clyro


Al toen ik nog wel eens naar een festival ging, was Biffy Clyro zo'n groep die je wel vaak op een affiche zag staan. Eerlijk gezegd nam ik nooit de moeite hun muziek echt te beluisteren omdat er een sfeer rond hen hing die me zelfs zonder een noot te horen wat deed afhaken. Dat is natuurlijk oneerlijk tegenover de band maar als excuus draag ik graag aan dat ik veel naar muziek luister en dat het aanbod zo oneindig groot is dat je noodgedwongen veel mist. Details als bandnamen, de hoesfoto, de context waarin je hun naam tegenkomt,... kunnen dan bepalen of je de moeite neemt eens te luisteren of niet. En zo glipten ze telkens tussen de mazen van het net, ook al omdat op die festivals waar ze speelden en waar ik heen ging, er altijd wel een band op hetzelfde moment stond geprogrammeerd die ik wél goed ken en die ik ook nog eens graag hoor en dus verwachtingsvol aan het werk wou zien.
Als ik wat research doe voor deze review, blijkt al gauw dat A celebration of endings, hun negende album al, niet noodzakelijk erg representatief is voor hun back catalogue. Naar het schijnt wist de band altijd een goede balans te vinden tussen potige rock en luistervriendelijke poprock. Zoals ik zelf ook kan vaststellen, is die balans niet helemaal goed, althans niet naar mijn smaak, op deze plaat. Waar ze wel goed in slagen, is het soort muziek maken dat stadions en festivals moeiteloos aankan. Gezwollen rocksongs en -ballads strooien ze achteloos over de plaat uit. Mogelijks ben ik hier te oud voor geworden, maar die gespierde demonstratie van hoe ver hun sound wel draagt, is vermoeiend en naar mijn smaak zelfs een beetje belachelijk. Een ballad als Opaque smeekt om aanstekers die door de massa omhooggehouden worden (al zijn die tegenwoordig vooral vervangen door de zaklamp op de gsm) en een up-tempo song als Tiny indoor fireworks klinkt voor iemand die echt muziek intensief ging beluisteren op het eind van de jaren tachtig na dertig jaar ervaring toch eerder als dertien-in-een-dozijn dan als veelbelovende rock. Originaliteit is wellicht ook niet hun grootste zorg, dat wil ik best geloven, maar wie Guns N' Roses en Bon Jovi heeft meegemaakt in hun hoogdagen, hoort dat de Schotten uiteindelijk ook teruggrijpen naar dezelfde kneepjes die al die tijd al werken.
Toch snap ik hun succes ook wel. Voor jonge oren klinken ze in ieder geval potent, opwindend en misschien wel -bij gebrek aan een zorgvuldig decennialang opgebouwde ervaring- bijzonder. Het is fijn meezingen met North of no south en vertederend om je lief naast je eens goed vast te pakken tijdens Worst type of best possible of Space. Vergeet bij die laatste song zeker niet diep in zijn/haar ogen te kijken. Elke generatie heeft zijn groepen nodig die nét dat aanreiken en het mag gezegd: voor deze generatie doet Biffy Clyro dat vast uitstekend. Maar veertigers overtuigen die graag door diverse genres struinen (en daar reken ik mezelf toe) is toch wat te hoog gegrepen.

Je kan de hele plaat hieronder beluisteren:

03 september 2020

Orville Peck


Ik smelt bijna wanneer de EP Show pony van Orville Peck start als ware de muziek gecomponeerd door Ennio Morricone en dan volgt ook nog een stem die lijkt op die van Elvis Presley. Dat is het moment waarop Peck al niets meer verkeerd kan doen voor mij en ik deze EP in mijn hart sluit. We zijn dan amper 20 seconden ver.
Dat ik me zo snel gewonnen geef, gebeurt niet zo vaak. Gelukkig krijg ik er geen spijt van. De Canadees slaat erin met zijn diepe stem een soulvolle gloed te geven aan de songs die in essentie countryliedjes zijn. Drive me, crazy bijvoorbeeld is een sleper die zijn tenen doopt in plassen van soul. De country komt dan weer helemaal tot zijn recht in het duet Legends never die met Shania Twain (jaja, haar ken je vast nog van That don't impress me much).Afsluiter Fancy laat nog eens horen hoezeer The King doorklinkt in de stem van Peck.

Beluister hieronder de volledige EP:

Ulver


Eerlijk gezegd verwachtte ik al halvelings een metalband bij het lezen van de bandnaam. Ulver blijkt echter een Noorse band te zijn die uit een ander vaatje tapt: ze brengen experimentele electronica die op Flowers of evil minder experimenteel klinkt dan je zou denken. Eerder is dit een soort post-wave die aanschurkt tegen het beste van Editors en Talk Talk. En nu we toch aan het namedroppen zijn, laat ik hier ook maar meteen nog andere referenties vallen: Ultravox, Depeche Mode, Simple Minds, The Christians,... horen ook zeker in het rijtje thuis.
Dat alles levert een plaat op die voor mijn generatie allerminst vreemd klinkt zonder dat het vertrouwde geluid een jonger publiek hoeft af te schrikken omdat het niet hedendaags genoeg zou klinken. Machine guns and peacock feathers drijft duidelijk op wat stilaan het populairste decennium moet zijn om terug boven te halen en heeft toch iets tijdloos dat mijn ongeveer twintigjarige stiefdochters ongetwijfeld aanspreekt. Hour of the wolf situeert zich ergens tussen enerzijds People are people en Master and servant en anderzijds Enjoy the silence  en Personal Jesus, allemaal songs van Depeche Mode. Het lijkt wel alsof de Noren exact aanvoelden wat de missing link tussen die hits én tevens wondermooie songs is. Little boy krijgt die licht bombastische toets mee die Simple Minds zo kenmerkte in hun beginjaren en zo vertonen alle nummers op deze plaat wel een duidelijke link met de jaren tachtig.

Je kan hun plaat hier kopen via hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder volledig beluisteren: