30 maart 2020

Nicolas Jaar


Nicolas Jaar is een snoepje voor hipsters. Dat is niet mijn mening maar die van een vriend. Ikzelf luisterde amper naar zijn muziek en zulke opmerkingen zijn niet meteen een aanzet tot gedragsverandering. Zijn nieuwste album, Cenizas, is dat wel. Al van bij de eerste beluistering werd ik gegrepen door de magie ervan.
Over de eerste nummers hangt een soort galm die het mystieke karakter onderlijnt. Het is een bijna religieuze ervaring, één die ruikt naar wierook en herinnert aan kerkorgels. Als daar, zoals in Agosto, ook nog eens de diepe klanken van een klarinet bijkomen, wordt de luisteraard helemaal ondergedompeld in geheimzinnigheid. Pas op Mud komen er vocalen aan te pas, maar het zijn toch de repetitieve percussie en de daaromheen slingerende pianotoetsen die met alle aandacht gaan lopen. Rubble experimenteert erop los, met een saxofoon en over elkaar tuimelende noten. Xerox versmelt Schotse doedelzakfolk met electronica en verlaat de geëffende paden om er niet meer naar terug te keren. 
U hebt het al begrepen: deze plaat is een belevenis waarop de New Yorker geen hoekje schuwt en het allerbeste uit zijn instrumenten haalt om ons te laten baden in een bevreemdende, bijna-religieuze en zeker spirituele, door nevelslierten omhangen sfeer. Als dit snoepgoed is voor hipsters, draag ik die naam zoals geuzen vroeger deden met hun scheldnaam en ga ik even niet aan het advies van mijn tandarts denken. Het suikergehalte lijkt me overigens heel erg mee te vallen.

Beluister hieronder het volledige album:

Geen opmerkingen: