30 januari 2020

Terry Allen And The Panhandle Mystery Band


Natuurlijk bestaan er groeiplaten, die je meermaals moet beluisteren en die je beetje bij beetje besluipen, ergens een gaatje zoeken om jouw muzikaal geheugen binnen te dringen, je vullen tot je ze eindelijk begrijpt. Maar evenzeer zijn er platen waarvan je bij de eerste beluistering, bij de eerste minuut van het eerste nummer al, hoort dat dit zowat het beste wordt wat je vermoedelijk dat jaar zal horen. De muziek grijpt je meteen vast als een pitbull, de teksten gaan ergens over, dat voel je nog voor je goed geluisterd hebt naar de woorden en er is iets in de manier waarop de zanger zijn stem gebruikt dat je nooit meer zal loslaten.
Dàt is precies wat ik wist toen ik Just like Moby Dick oplegde, de nieuwe plaat die de Texaanse muzikant en kunstenaar Terry Allen met zijn band net uit heeft. En werkelijk alles zit goed aan die plaat:  er is het mooie artwork (niet enkel de hoes, maar ook de zorg waarmee de fysieke exemplaren zijn gemaakt) en er is het verhaal achter de plaat. Want deze plaat heeft een link met het meesterwerk der literatuur dat Herman Melville schreef over een witte walvis en met Berthold Brecht en Kurt Weill (wiens Pirate Jenny hier met een gelijknamige song een pseudo-prequel krijgt). Bovendien kiest Terry Allen voor gastvocalen die de songs nog meer diepte geven.
Zo mag Shannon McNally mee de existentiële crisis van ontsnappingskunstenaar Houdini bezingen in Houdini didn't like the spiritualists. Het verhaal over de hoop, tegen beter weten en zijn eigen geloof in, op een boodschap van zijn overleden moeder klinkt hier zo intriest dat je zelf ook hoopt dat hij de bedriegers en charlatans eindelijk eens niet zal kunnen ontmaskeren zodat hij écht kan geloven dat de doden van gene zijde toch iets kunnen doorgeven aan de levenden. Even existentieel is de vaststelling dat iedereen Abandonitis heeft, dat je zou kunnen vertalen als "verlatingsangst" al dekt dat niet helemaal de bezongen lading. 
Terry Allen toont zich een ware verteller in de traditie van de folk wanneer hij op Death of the last stripper vertelt over het nergens terug te vinden zoontje van de laatste stripper uit het dorp. Alle pogingen ten spijt lukt het de verteller niet om het jongentje op het spoor te komen en hij blijkt daarmee even vluchtig en ongrijpbaar "just like Moby Dick". Het is een thema dat in meerdere gedaanten terug zal keren op deze plaat. 
Een andere grote gastmuzikant die op mag komen draven is Charlie Sexton. Niet alleen had die zelf in 1985 een grote hit met Beat's so lonely, in deze eeuw speelde hij meerdere periodes mee in de band die Bob Dylan begeleidt. Zijn gitaar is hier prominent aanwezig op All that's left is fare-thee-well, een song waar de melancholie vanaf druipt als sap van een rijpe watermeloen op het moment dat je erin bijt. Daarna volgt alweer een zo mooi verteld verhaal (Pirate Jenny) dat je op het puntje van je stoel luistert. 
We zijn aangekomen bij de driedelige American childhood trilogy, waarin drie verhaaltjes vertellen hoe mensen hun kinderlijke onschuld verliezen en die nooit meer terugvinden, zoals je het dorp waar je vroeger woonde, ook nooit meer terug kan vinden, of het nu zoals een polderdorp in Terug naar Oosterdonk ondergespoten is of alsnog bestaat maar door de tijd onherroepelijk veranderd is. Civil defence staat stil bij de herinnering aan een kindertijd die omringd wordt door een wereld die je pas later zal leren begrijpen en waarvan de context voetafdrukken nalaat die je pas als volwassene begrijpt. Muzikaal klinkt het hier opgewekt als een kind dat nog tijd heeft om te spelen en zijn fantasie nog de vrije loop kan laten. Bad kiss zet vraagtekens bij wat de Amerikanen in godsnaam gingen doen in Afghanistan (en Irak), maakt de vergelijking met Vietnam en vraagt zich af wat mensen drijft om ver van hun eigen huis en eigen geluk de grond te gaan begieten met bloed van onbekenden. Dat we als individu niet ontkomen aan hogere machten, even onzichtbaar en ongrijpbaar (alweer) als Moby Dick, wordt pas helemaal duidelijk in Little puppet thing
De melancholie die doorklinkt in All these blues go walkin' by snijdt door merg en been, verscheurt je ziel. Gelukkig volgt nog een "vertelselke", ditmaal over het circus van de vampieren (City of the vampires). De toon van deze song doet me denken aan burleske avonden en de fantastische tv-reeks Carnivale. Clowns blijken ook hier weer (zoals intussen al algemeen geweten hoort te zijn) wezens uit griezelverhalen: "Vain painted clowns are performing / Baby vampire eyes shine at the show / No one thinks it's alarming / Until they grab the clowns and bite holes in their necks / And the clowns aren't so funny anymore / So you better go exercise the elephants while you can". Harmony two komt dan als een geruststellend rustpunt.
Het boek Moby Dick heb ik (nog) niet gelezen dus ik kan er naast zitten maar naar ik begrepen heb, laat de walvis zich pas éénmaal, op het einde, zien aan kapitein Ahab. Ook op dit album komt hij pas in de laatste song boven water. Sailin' on through is de perfecte afsluiter van deze plaat, een ode aan het leven door een man die niet blind wil zijn voor lelijkheid, miserie en achterbaksheid. Hij wijst je de weg naar geluk door de jungle van ongeluk, rampspoed en ellende. Dat doet hij ook hier weer met een stem die me heel sterk aan Sam Baker doet denken.
Voorspellingen zijn lastig en laat je beter over aan waarzeggers op circussen en handlangers van de Voorzienigheid, maar af en toe waag ik me ook aan één: deze plaat gaat héél héél hoog eindigen in mijn eindejaarslijst, ik durf zelfs bijna de toppositie te voorspellen.
Je kan het album hier kopen op zijn Bandcamppagina en alvast hieronder beluisteren. Doe jezelf een cadeau en koop een fysiek exemplaar zodat je de lyrics meekrijgt, ze zijn de moeite meer dan waard.

Geen opmerkingen: