03 januari 2020
Retro review: Dr. John
Toen Dr. John in 2004 het album N'awlinz dis, dat or d'uddah uitbracht, ging dat helemaal aan mij voorbij. Meer zelfs, het is pas toen ik enkele dagen geleden in één van de obligate jaaroverzichten herinnerd werd aan zijn overlijden op 6 juni vorig jaar, dat ik naar deze plaat teruggreep. Zelfs zijn overlijden was niet echt geregistreerd door mijn brein, in de periode dat ik overspoeld werd door problemen op velerlei domeinen in mijn leven en ik deze blog een tijdlang verontachtzaamde.
Verloren tijd haal je nooit meer terug natuurlijk. Gelukkig kan je wel gemiste platen beluisteren en zo alsnog voor een deel terugkeren naar die verloren tijd, al mis je natuurlijk wel de context van toen.
Dr. John kende ik uiteraard wel al, zijn muziek is zo vastgeklonken aan New Orleans en de muzikale "melting pot" aldaar dat hij voor mij altijd een fascinerende artiest is geweest, helaas ook één die ik veel te weinig beluister en waar ik niet vaak genoeg aan denk als antwoord op de vraag "waar zal ik vandaag eens naar luisteren?".
In het bewuste fragment op tv dat me op weg zette om deze plaat boven te halen (op Spotify), vertelde Leo Blokhuis dat Dr. John in 2004 nog één van zijn beste platen maakte. Om dat te beoordelen, ben ik zoals hierboven aangegeven allerminst de juiste persoon, maar wat ik meteen bij de eerste luisterbeurt hoorde, was dat dit inderdaad een héél, héél goeie plaat is.
Zo vind je op dit album een bijzondere versie van een (bijna afgezaagde) klassieker met de uitvoering die hier gespeeld wordt van When the saints go marching in, een pak trager en ook een pak pakkender dan alle overige versies die ik ooit al hoorde. En luister maar eens naar hoe Iko iko, dat hij al vroeg in zijn carrière tot één van zijn klassiekers promoveerde, doorklinkt in Eh las bas. "The Nitetripper", zoals zijn bijnaam luidt, schurkt aan tegen Robbie Robertson op Marie Laveau, dat eenzelfde avondlijke sfeer uitadement als Robertson's Somewhere down the crazy river. Een luie, jazzy saxofoon vormt de ruggengraat van Dear old southland zoals de piano de boventoon voert in I ate up the apple tree.
De hele plaat lang hoor je muziek van het hoogste niveau, gebracht door een artiest die zijn sporen al meer dan verdiend had maar niettemin alles uit de kast haalt om de luisteraar te overtuigen van de schoonheid in elke song, in elke noot, in elk arrangement. Stakalee is zijn versie van de traditional Stagger Lee die je onder meer kan kennen van de Murder ballads waarop Nick Cave dit samen met PJ Harvey brengt. Zelfs wanneer hij zich aan een tango (Shango tango) waagt, drukt hij dermate zijn stempel dat je geboeid blijft luisteren zelfs als je (zoals ik) niet zo verzot bent op dit genre.
Spijt is een sentiment dat je best zoveel mogelijk vermijdt, dus laat ik het houden bij de blijdschap die ik voel dat ik deze plaat alsnog ontdekt heb. En laat ik meteen maar wat meer van zijn discografie door het huis schallen...
Beluister hieronder het volledige album:
Labels:
mening,
muziek,
retro review,
spotify
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten