Dat de Amerikaanse Sierra Ferrell zo een beetje van alle rootsmarkten thuis is, valt goed te horen op haar nieuwe plaat, Trail of flowers. Maar voor ik het over haar muziek ga hebben, wil ik toch even inzoomen op de hoes van de plaat. Die is immers heel opvallend én mooi, als een schilderij uit het symbolisme. Het lettertype doet me heel erg denken aan hetgeen ook ...And You Will Know Us By The Trail Of Dead vaak gebruikte. Sfinxen, engelen, wezens die half mens en half dier zijn (leeuw of spin) tooien een hoes waar je de tijd voor kan nemen om alle details te ontdekken. Met zulke hoezen scoor je bij mij altijd extra punten. Maar het is natuurlijk uiteindelijk toch de muziek die de doorslag geeft in mijn beoordeling. En deze plaat weet me ook op dat vlak heel erg te bekoren. We horen dat er getapt wordt uit diverse vaatjes: Ierse en Amerikaanse folk (Fox hunt, I could drive you crazy,...) waarin je de heuvels en de Appalachen hoort doorschemeren maar evenzeer country (Why haven't you loved me yet). Het levert een gevarieerd en vlot toegankelijk album op. De grootste troef is echter de prachtige stem van de in West-Virginia geboren zangeres (die intussen in Nashville woont). Die stem verleidt, haalt uit, weet vele gevoelens op te rusten en kiest nooit voor makkelijk scoren, wat in Nashville al eens de meest uitnodigende weg is.
Luisteren naar Dustin O'Halloran is altijd een contemplatieve activiteit. Daar leent zijn muziek zich immers uitstekend voor. De Amerikaanse pianist en componist maakt minimalistische muziek en vind je dus in hetzelfde hoekje van het muzikaal universum als Ludovico Einaudi en Max Richter. Het is daar goed toeven en gelukkig laten ze ons als luisteraar meegenieten van die kracht van verstilling en prachtige, soms eenvoudige melodieën. Net als Max Richter voor hem mag O'Halloran zich een artiest op het befaamde Deutsche Grammophon-label noemen, toch wel dé referentie voor klassieke muziek. Dat is overigens geheel terecht want de klassieke muziek is natuurlijk niet gestopt bij de componisten die we allemaal kennen uit de barok en uit de 19e eeuw, zelfs niet bij de 20e eeuw. In de promomail die de release aankondigde vraagt Dustin O'Halloran de luisteraar om de plaat in zijn geheel te willen beluisteren. Die vraag is immers niet overbodig in tijdens van skips en snippets bij het streamen, maar hij benadrukt dat het album een geheel vormt dat als dusdanig tot zich moet genomen worden. Ik begrijp zijn vraag heel goed en de nummers (eigenlijk 4 die elk in verschillende delen zijn opgesplitst in de tracklist) sluiten naadloos op elkaar aan. En bij componisten als deze is de opgeroepen sfeer zo belangrijk dat je haar zo ruïneren door lukraak fragmenten te aanhoren. Transfigural syntax eclipse (pt 1 - pt 5) is mijn persoonlijke favoriet omdat de artiest hier bij momenten koude rillingen oproept en dreiging, alsof dit recht uit de soundtrack van The X-Files komt. Tegelijk is de muziek zo rijk en gelaagd dat je echt wel meerdere luisterbeurten nodig hebt om ten volle te genieten van alle details én van het geheel.
De hele maand april kan je op deze blog mijn keuzes zien en horen voor de aprilchallenge die ik mezelf opleg: elke dag een nummer dat voldoet aan een vooraf opgelegd criterium. Ook jij kan meedoen als je wil, door jouw dagelijkse keuze te posten op je blog, sociale media, in de comments,... Indien je meedoet en je keuzes ergens post, vraag ik gewoon in de comments een link te plaatsen naar waar we die kunnen vinden. Je mag maar moet niet uitleggen waarom je dat nummer koos, maar je voegt het wel best toe (clip of audio) zodat iedereen het nummer ook kan horen (en eventueel zien).
Dit zijn de 30 dagcriteria:
een song vol humor
een song over tijdsmaten (van seconden tot eeuwen of alles daartussenin)
een song waarvan je het onterecht vindt dat veel te weinig mensen die kennen
een song van een artiest of band uit Afrika
een song over oorlog en vrede
een song die een buitenbeentje is binnen het oeuvre van de gekozen artiest of band
een duet van twee artiesten of bands die je niet meteen samen zou verwachten
een uitvoering die minstens 100 jaar oud is van een song
een song van een artiest of band uit Azië
een song van de eerste artiest die je ooit goed vond
een song met een accordeon
een song die je leerde kennen dankzij het gebruik ervan in een film
een song in een taal waar je niets van begrijpt
een afsluitend nummer op een album (geen verzamelalbum)
een live-versie van een song die beter is dan de studioversie
een song met mooie samenzang
een song die klinkt alsof hij van een andere artiest of band is
een cover die beter is dan het origineel
een song van een artiest of band uit Zuid-Amerika
een song over (een) sport
een song waarop je een onbedwingbare neiging voelt te dansen
een song die perfect past bij jouw leven nu
een song om met anderen, zelfs onbekenden, samen te zingen
een song uit het album met de mooiste platenhoes
een song met een onverwachte sample
een song met een blokfluit
een song van minder dan 2 minuten
een song van een artiest met dezelfde voornaam als jij
een song die je kent van een tv-serie
de song die bij jou op nummer 1 staat in je Tijdloze
Ik werkte op een school voor buitengewoon lager onderwijs als orthopedagoog toen mijn zoon geboren werd. Ik had er al een tijdje een deeltijdse job, die ik combineerde met een andere deeltijdse job in een andere school voor buitengewoon lager onderwijs, want zo gaat dat vaak als je start in het onderwijs. Die andere deeltijdse job was weggevallen en bij ons op school vertrok de halftijdse administratief medewerker. Gezien ik weinig administratieve vaardigheden heb en dat integendeel altijd mijn werkpunt was als orthopedagoog, valt het moeilijk te verklaren waarom ik de directie voorstelde dat ik die administratieve functie zou overnemen zodat ik in totaal een voltijdse job op dezelfde school had. Mijn overtuigingskracht is dan wél weer één van mijn sterktes, want die was bereid het een schooljaar te proberen. Het werd geen succes: we raakten achterop met de schooladministratie, het was een verhaal van vallen en opstaan en veel fouten maken, waardoor soms de leerkrachten die niet vast benoemd waren, dreigden niet op tijd betaald te raken (en ikzelf ook trouwens) en na dat jaar besloten we samen dat het niet echt voor herhaling vatbaar was. In die periode luisterde ik tijdens de uren van mijn administratief werk op de computer naar KinkFM, een Nederlands radiostation dat je zou kunnen vergelijken met Studio Brussel maar dan beter. Ik leerde er heel wat fijne bands kennen, zoals de beginnende Editors, Band Of Horses en ook die ene Drenthse artiest die in zijn dialect zong over Annelie. Het was een simpel liedje over een jeugdliefde, vol weemoed en mededogen met wie we als jongere zijn. Diezelfde Daniël Lohues heeft bijna twintig jaar later weer mijn aandacht getrokken met zijn nieuwe plaat Nou. Dat is al zijn veertiende worp, waar Allenig (waar Annelie) op stond zijn debuut was. Tussenin ben ik hem helemaal uit het oog verloren: zangers die in een Oost-Nederlands dialect zingen komen nu eenmaal weinig aan bod in onze Vlaamse media. Dat is misschien wel jammer want alvast Nou is een fijne, complex- en pretentieloze plaat. Net als bij onze dialecten moet je aanvankelijk even moeite doen om te begrijpen wat hij zingt, daarna wordt het echt wel de moeite waard. Als ik songs moet selecteren die je zeker een luisterbeurt moet gunnen, kom ik uit bij het door een eenvoudig klassiek pianoriedeltje gedragen De dag dat 't mooi weer weud, de bekentenis Ik heb 't doan, 't Komp de Hondsrug niet over dat een geruststelling is waarvoor je wel een beetje de Nederlandse geografie moet kennen en het uptempo De Emmenaar en de olifant. Ook de andere liedjes zijn kleine, wat kleinkunstige pareltjes die in hun miniatuurvertellingetjes universele verhalen omsluiten. Als je ziet en hoort welke Vlaamse artiesten hier wél behoorlijk wat airplay krijgen, dan verdient iemand als Daniël Lohues dat zeker ook. Mis dus zeker deze kans niet om bij de eersten te zijn die kennisgemaakt hebben met zijn muziek.
Je kan het album hieronder volledig beluisteren en hier kopen via zijn website:
Eén van de aantrekkelijke aspecten van in Ronse wonen is (of zal zijn, eens ik weer beter ben en kan wandelen en fietsen in de omgeving) het landschap. Midden in de Vlaamse Ardennen heb je hier enkele "bergen" (heuvels eigenlijk) die bekendheid genieten en die adembenemende uitzichten opleveren: de Kanarieberg (waar het Muziekbos ligt), de Kruisberg en de Hotond (beiden bekend van de Vlaamse voorjaarsklassiekers waarvan er meerdere deze stad aandoen). Maar wat is nu het verschil tussen heuvels en bergen? Het is een vraag die me intrigeert sinds ik de film (die ik overigens nog nooit zag, maar waarvan de titel me aanspreekt) The Englishman who went up a hill but came down a mountain leerde kennen. En wat opzoekwerk leerde me dat er eigenlijk geen vaststaande definitie is die de ene van de andere onderscheidt. Hoogte speelt een rol natuurlijk, maar relatief ten opzichte van de omgeving dan wel, en ook steilheid wordt wel eens als graadmeter gebruikt. Die ambiguïteit merk je ook aan de namen van heel wat heuvels, die in Vlaanderen (en Nederland: denk maar aan de VAM-berg) algauw "berg" in hun benaming meekregen. Maar we gaan dat de pret niet laten bederven en toch een playlist wijden aan het onderwerp. Geniet van deze dertig songs:
Walking down the hill - Travis: de Britse band mag deze luisterlijst openen met een prachtige, rustige song over wandelen in de heuvels.
Mountains - Prince: op Parade staat dit nummer dat de kenmerkende sound van Zijne Purperen Majesteit aantrekt als een passend kleed.
Mountains - Bat For Lashes: Natascha Khan, bekend als Bat For Lashes, bezingt eveneens de bergen.
Mountains - Sparklehorse: de band van Mark Linkous heeft altijd een betoverend effect op me omdat hun muziek zo uniek klinkt en de prachtige songs ook nog eens bijzondere arrangementen meegeeft.
Mountains at midnight - Royal Blood: ook deze groep heeft een heel eigen en herkenbare sound, die een pak ruiger klinkt. Hun debuutalbum vind ik nog steeds hun beste maar ook het vorig jaar verschenen Back to the water below verdient uw luisterend oor.
Chocolate hills - Khruangbin featuring Leon Bridges: stel je eens voor dat er écht heuvels van chocolade zouden bestaan waar je een hap uit kan nemen... Zou dat niet fantastisch zijn?
Over the hills and far away - Led Zeppelin: voor mij was deze Led Zeppeling-song minder bekend maar hoe meer ik ernaar luister, hoe liever ik hem hoor.
Hills and valleys - Buju Banton: elk nadeel heb zijn voordeel. En evengoed hebben heuvels (en bergen) per definitief tussenin ook valleien, het één kan niet zonder het andere. Buju Banton weet er een mooie reggaesong uit te puren.
Mountains of my mind - Chris Stapleton: deze zanger leerde ik kennen dankzij het tweeluik From a room: volume 1 en From a room: volume 2 uit 2017. Die platen besprak ik hier. Vorig jaar bracht hij Higher uit, een album dat tijdens mijn blogpauze dus niet de verdiende aandacht kreeg maar dat ik langs deze weg alsnog wil aanraden.
Holy mountains - System Of A Down: hier in huis zijn de meningen verdeeld over System Of A Down en dan vooral over hun grootste hit Chop suey. Ikzelf vind dat een geweldig nummer, mijn lief vindt het maar niks. Misschien kan deze song haar alsnog een beetje milder stemmen voor deze band, al betwijfel ik het eerlijk gezegd.
Blue ridge mountains - Fleet Foxes: het titelloze debuut van Fleet Foxes moet zowat het mooiste album met harmonieuze zang zijn sinds The Beach Boys. Het is bovendien erg sympathiek van hen dat ze via de hoes onze renaissance-schilder Pieter Breughel de Oude en zijn schilderij Nederlandse spreekwoorden introduceerden bij een breder publiek. Ook deze song staat op dat album.
La montagne - Jean Ferrat: ons is dit liedje vooral bekend als Het dorp van Wim Sonneveldmaar het originele Franse nummer van Jean Ferrat bezingt dan wel een andere omgeving maar is minstens even mooi, ook tekstueel.
De klim - Stef Bos: wie heuvels en bergen zegt en van sport houdt, denkt meteen aan wielrennen. Het is misschien wel één van de mooiste aspecten van de sport wanneer de renners klimmen. Stef Bos gebruikt dit als metafoor voor episodes in zijn leven.
Climb - Tori Amos: Tori Amos mag dan voor velen van de radar verdwenen zijn, op het album Native invader uit 2017 bewees ze nog steeds prachtige songs te schrijven waarin haar zang en de piano zoals vanouds centraal staan.
Steep climb - Eric Gales: ruige bluesrock zoals deze song gaat er altijd in bij mij. Ook hier wordt de klim als metafoor gebruikt.
Climb - The Walkabouts: ik ben heel blij dat ik The Walkabouts nog live gezien heb want deze band maakt zulke mooie muziek en zulke diverse albums dat je hun hele oeuvre kan doorploegen zonder ook maar ergens een minder goeie song tegen te komen.
Steep - Ozric Tentacles: toen ik nog in Gent woonde en regelmatig cd's uitleende uit de bib, koos ik soms gewoon op basis van de hoes, de bandnaam, de titel of om het even welk ander random aspect een album om eens te proberen. Op die manier heb ik heel uiteenlopende muziek leren kennen en vaak was het een prachtige ontdekking (en soms viel het ook eens tegen). De psychedelische muziek van Ozric Tentacles is zo'n ontdekking die mijn muzikale wereld rijker maakte. Het is muziek die vaak buiten mijn comfortzone ligt maar die toch weet te boeien en gewoon al het feit dat zulke bands ook een plaats hebben in de wereld en tegenwoordig dankzij streamingdiensten nog makkelijker toegankelijk geworden zijn, is toch wel één van de geneugten van nieuwe muziek willen ontdekken en avontuurlijke oren hebben.
Climb - Mos Def featuring Vinia Mojica: de hiphop die Mos Def maakt (zoals op dit album, Black on both sides) is intelligent en overstijgt met gemak het cliché van bling-bling of gangsta rap dat toentertijd de scene vooral omgaf. En als je deze plaat opzoekt, luister dan zeker ook eens naar Mos Def & Talib Kweli are Black Star, dat hij dus samen met Talib Kweli maakte.
King of the mountain - Midnight Oil: we keren even terug naar het wielrennen waar de leider in het bergklassement (de beste klimmer dus) in het Engels de "king of the mountain" heet. Daar refereert Midnight Oil vermoedelijk niet echt naar. Ik herinner me wel heel goed dat ze begin jaren negentig in het Gentse zwembad Het Strop heel vaak deze plaat, Blue sky mining, waarop dit nummer staat, opzetten. Ik kan bij het horen van dit nummer (of elk ander van die plaat) onmiddellijk de typische geur en het gevoel van de zwembadkleedkamer oproepen.
King of the mountain - Kate Bush: veel platen heeft ze niet gemaakt maar ze zijn stuk voor stuk wel heel mooi. Kwaliteit boven kwantiteit dus!
King of the mountain - Southern Culture On The Skids: misschien ken je deze band nog van het radiohitje Camel walk. Hun countryrock is vaak humoristisch maar ook opzwepend genoeg om op de tonen van hun liedjes het stof van je stetson te kloppen.
The king of the mountain cometh - T.Rex: dit was één van de twee songs op de B-zijde van de single Hot love.
In the hall of the mountain king - Trent Reznor and Atticus Ross: er zijn zo van die melodietjes uit de klassieke muziek die iedereen kent maar veel minder mensen weten wat het is. De melodie aan de basis van dit nummer komt uit Peer Gynt van Edvard Grieg. Er zijn wel meer rockartiesten die zich gewaagd hebben aan een incorporatie ervan in één van hun songs (zoals The Offspring) maar de mooiste versie vind ik toch deze van Trent Reznor (van Nine Inch Nails) samen met Atticus Ross, voor de soundtrack van The social network.
At the top of the hill, they stood... - Penguin Café Orchestra: nog zo'n band die ik toevallig heb leren kennen door eens een cd van hen uit te lenen uit de bib. Hun muziek behoeft weinig woorden, zo mooi is ze.
Top of the mountain - The Staple Singers: dan is het nu tijd voor een vleugje soul van één van de bekendste en beste soulgroepen die we ooit gekend hebben.
I'm climbin' on top of the hill - Blind Boy Fuller: blues uit halfweg de jaren dertig van de vorige eeuw, toen de helft van de bluesmuzikanten blijkbaar blind was ;-)
Top of the mountain - Dubcreator featuring Lyrical Benjie: nog een B-kantje, van Music is the weapon riddim van reggae-artiest Dubcreator.
Kiss the dirt (Falling from the mountain) - INXS: een vroeger liedje van INXS, uit Listen like thieves uit 1985, hun vijfde album toch al. Het ging hun doorbraak Kick vooraf.
Come down the mountain Katie Daley - The Royal Showband: ik word altijd vrolijk van folk- en bluegrassliedjes die ook nog eens een leuk verhaaltje vertellen. The Royal Showband was blijkbaar een behoorlijk bekende Ierse folkband van 1957 tot 1971.
In the Dutch mountains - The Nits: we sluiten af met mijn favoriete song over heuvels en bergen, waarin Henk Hofstede zingt over zijn jeugdervaringen toen hij als jongentje uit Amsterdam een heel ander deel van Nederland leerde kennen. Later namen ze samen met Freek De Jonge (als Frits) een nederlandstalige versie op, Dankzij de dijken.
Eerst en vooral wil ik van de gelegenheid gebruik maken om nog eens de lof te zwaaien van het Antwerpse label Starman Records, dat af en toe enkele van de meest fantastische nieuwe releases én re-releases uitbrengt van Belgische artiesten. Het maakt onderdeel uit van distributeur Cluster Park en daar vinden we het ook het terug tot leven gebracht label Antler Records terug. Dat label werd in 1981 opgericht door Roland Beelen, die deel uitmaakte van het trio Morton, Sherman (bekend van de Sherman Filterbank, een revolutionaire en erg gegeerde synthesizer) en Belucci dat heel wat new beat produceerde. Dat deden ze onder heel wat pseudoniemen, waarvan het bekendste ongetwijfeld Erotic Dissidents is (Move your ass and feel the beat). Hij richtte Antler op samen met Maurice Engelen die we later zouden leren kennen als Praga Khan. In 1989 fuseerde dit label met Subway records tot Antler-Subway, intussen zelf opgegaan in EMI. Op Antler records: Early years (volumes 1 & 2) worden cold wave, new wave en post-punk verzameld uit die beginjaren. Dat levert een compilatie op die niet alleen een historische document vormt van een periode uit de Belgische muziekgeschiedenis die verloren leek gegaan te zijn, we horen er ook bands en artiesten hun eerste muzikale stappen zetten. Ik doe even een greep: The Scabs, The Neon Judgement, Siglo XX, Luc Van Acker, Luc Gulinck (hier in Men 2nd maar ook bekend van Clock DVA en het nederlandstalig triphop- en drum 'n bass-project Kolk), Ben Crabbé (bij The Singles), Nacht Und Nebel, Arbeid Adelt!, 1000 Ohm, Rudolf Hecke (bij Company Of State), Poésie Noire en A Split Second. Verder zijn er nog een handvol mij voorheen onbekende bands zoals het interessante Neue Sachligkeit (dat met twee nummers op het eerste volume staat). Met deze dubbele compilatie haal je een ongelooflijk boeiende en invloedrijke periode in huis die wellicht de basis vormde voor heel wat van de intussen weer populaire Belpop van de jaren tachtig (en later).
Ik heb, meen ik, een wat ambigue relatie met Lou Reed. Veel van zijn werk bij Velvet Underground hoor ik oprecht graag. Zijn solo-werk leerde ik ooit kennen door het prachtige album New York, waaruit ze Romeo had Juliet en Dirty Blvd. vaak toonden op MTV toen dat nog écht een muziekzender was. Ik luister nog regelmatig naar Songs for Drella, de plaat die hij samen met John Cale maakte als eerbetoon aan Andy Warhol, en ook Magic and loss, het album dat hij maakte nadat verschillende mensen in zijn omgeving gestorven waren, vind ik mooi (maar dat krijgt hier al beduidend minder draaibeurten). Andere platen van hem vind ik maar niks en ik kocht ooit de verzamelbox Between thought and expression: the Lou Reed anthology en die vind ik zo wisselend dat ik echt wel in de stemming moet zijn om die tot mij te nemen. Mijn keuze om voor deze retro review dan ook eens terug te grijpen naar een andere plaat van de New Yorker is dan wellicht ook verrassend. Aangenaam verrast was ik ook bij beluistering ervan: de acht nummers die het telt, weten me allemaal te bekoren. Net als bij Bob Dylan en Neil Young geldt dat je zijn stem moet kunnen verdragen of je haakt meteen af. Hij klinkt vaak als een oude brombeer, zij het op een andere manier dan Van Morrisson (met wie het allemaal ongecompliceerder ligt voor mij: ik heb weinig met die man). Coney Island baby is één van zijn vele platen die diepgeworteld zijn in zijn New Yorkse leefomgeving. Coney Island is dan ook een schiereiland dat deel uitmaakt van Brooklyn. Het staat bekend als een plek waar men naartoe gaat voor entertainment en kende op dat vlak zijn hoogtepunt in de eerste helft van de twintigste eeuw. Net daarom is het een locatie die tot de verbeelding spreekt en die ook een donkere kant herbergt, zeker in de jaren zeventig toen deze plaat uitkwam en de buurt niet meteen zijn beste tijden kende. Dat trekt het soort mensen aan waar Lou Reed wel vaker over zingt: mensen aan de rand van de maatschappij, sekswerkers (van beide seksen), drugverslaafden,... Toch klinkt deze plaat allerminst pessimistisch. Een song als Ooohhh baby klinkt naar Reeds normen zelfs vrolijk. Hij was toen samen met zijn muze, Rachel Humphreys, een transgender vrouw die op zijn tour meeging als kapster en tourmanager in het midden van de jaren zeventig. Coney Island baby wordt beschouwd als zijn meest romantische plaat. Ik hou wel van de relaxte sfeer van Nobody's business, de mooie opener Crazy feeling en She's my best friend dat al eerder opgenomen was met Velvet Underground en op het compilatie-album van de band, VU, uitkwam. Kicks weet de zaterdagavonddrukte van een uitgaangskwartier te vatten door de geluiden op de achtergrond en de plotse volumewisselingen. De afsluiter, tevens titelsong, is een romantisch nummer zoals ik dat eigenlijk nooit zou verwacht hebben van Reed. Er zijn Lou Reed-platen die ik liever mijd maar deze Coney Island baby heb ik duidelijk onterecht al te vaak links laten liggen.
Je zou het niet verwachten van een artieste die al vier decennia als een icoon te boek staat maar The collective is ondanks alle samenwerkingen en natuurlijk de releases met de band die ze mee stichtte (Sonic Youth) nog maar de tweede soloplaat van Kim Gordon. Ik kende in mijn studietijd heel wat vrouwelijke muziekfans voor wie ze een rolmodel was omwille van haar sterke rol in een groep die sowieso al status had die met niemand anders te vergelijken viel. Kim Gordon leek hen (en ook mij) een sterke vrouw en zo klinkt ze ook nog steeds op 70-jarige leeftijd. Het kwam er nog niet van om haar autobiografie Girl in a band te lezen maar die staat hoog op mijn vervanglijstje en te verwachten valt dat daar heel wat te rapen zal vallen. Waar veel van haar leeftijdsgenoten zich nestelen in vertrouwdheid, blijft ze experimenteren en dat maakt The collective zulk een interessante plaat. Dit is geen album waar je na één beluistering al een duidelijk beeld van, laat staan een duidelijke mening over, hebt. Terwijl de muziek modern en bevreemdend, zelfs vervreemdend klinkt, kan je de vocalen van Gordon amper zingen noemen maar eerder een soort rap die als een bewustzijnsstroom vrijelijk over de unheimliche beats uitgestort worden. Voor tijden van deep fakes, Black mirror, technologie die wel elke dag de grenzen lijkt te verleggen en ons tegelijk van subjecten in objecten verandert, is deze dystopisch aandoende verzameling van elf songs een passende soundtrack. Het klinkt als een auditief doolhof waarvan de uitgang niet noodzakelijk naar iets beters leidt. Een nummer als Trophies is de hervertaling van wat Tricky ooit presteerde op Maxinquaye naar 2024. De triphop is vervangen door trapbeats en distorted gitaren maar het onbehagen is even overweldigend. De liedjes vloeien naadloos in elkaar over en dat versterkt het gevoel dat je hier luistert naar één lange, haast Metropolis-achtige geluidsbrij die je dwingt tot moeite om goed te luisteren naar de bestanddelen om zo als luisteraar toch enige houvast te ervaren. Veertig minuten lang worden we ondergedompeld in een zwembad, het voelt alsof iemand je hoofd onder water houdt tot je hebt leren kieuwen ontwikkelen en je hebt geen idee hoe je wereld er zal uitzien na deze aliënerende ervaring, maar geloof me dat het allemaal de moeite waard is!
Soms zijn er bands die gewoon al door hun naam een glimlach om je lippen toveren. The Pricesduifkes is exact dat soort band. De Kempenaars brengen al sinds 2003 muziek volgens eenzelfde eenvoudige formule: skate- en poppunk zoals we die vooral uit de jaren negentig en tweeduizend kennen telkens opnieuw op de mensheid loslaten. Dat doen ze trouwens niet enkel bij ons, gezien hun grote populariteit in Japan. Dancing dirty is hun zesde studio-album en het lijkt wel alsof Janez Detd. uit de doden herrezen is. De nummers komen in een rotvaart voorbij en daarmee lijkt de plaat nog sneller ten einde dan de niet eens een halfuur die op de teller staat. Toch zijn de elf nummers geen doorslagjes van elkaar. Natuurlijk zit er consistentie in maar kleine uitstapjes naar elementen uit andere genres houden het gevarieerd. Zo leunt Little old beer drinker, me zowaar aan bij country. Alle hypes en vernieuwingen laten deze eeuwige pubers aan zich voorbij gaan maar er is duidelijk een publiek dat hier pap van lust. En dat we het allemaal niet al te serieus moeten nemen, blijkt uit songtitels als het zelfrelativerende The end is near en Water balloons to a knife fight.
Je kan het album hieronder volledig beluisteren en hopelijk snel ook via hun Bandcamp-pagina kopen:
Het lijkt hier wel een teletijdmachine naar de tijd toen ik het middelbaar afrondde en aan mijn universitaire studies begon: gisteren een album van de frontman van Midnight Oil, vandaag van The Black Crowes. Die hadden vooral in 1990 (Shake your money maker) en nog meer in 1992 (The southern harmony and musical companion)albums die hen meteen het sterrendom katapulteerden. Het blijven ook vandaag zeer beluisterenswaardige platen, waarvan de herinnering helaas ook een beetje bezoedeld geraakte door de ellenlange versies die ze live speelden, met solo's die langer duurden dan de meeste songs van andere bands. De broers Robinson brachten sinds 2009 geen platen meer uit maar als duo willen ze nu het verleden achter zich laten met het nieuwe Happiness bastards. De lijst van ex-bandleden is indrukwekkend (zie hier). Je kan er weliswaar nog lang geen festivalweide mee vullen maar een kleine concertzaal kent concerten met minder toeschouwers. Muzikaal wordt nog steeds uit hetzelfde vaatje getapt. Southern rock, bluesrock en roots rock vormen het stevige fundament voor hun composities en daar is natuurlijk niks mis mee. Het is zelfs fijn om een band die deze genres goed beheerst eindelijk nog eens tekeer te horen gaan. Wanting and waiting is bij de eerste beluistering één van de songs die er voor mij uitsprong. De geest van John Fogerty waart erin rond. De blues die Bleed it dry zo sterk kleurt (inclusief mondharmonica) mag weliswaar niet origineel klinken, wérken doet het wel. Flesh wound is wellicht de dichtste benadering van The Ramones die we ooit al hoorden van de broertjes (al is de weg naar de oerpunkers nog lang). In Follow the moon hoor je bij welke band Royal Blood een deel van zijn mosterd gehaald heeft. Het openingstrio Bedside manners, Rats and clowns en Cross your fingers hebben we nog even voor het (bijna) einde gehouden van deze review want als binnenkomer na 15 jaar kan dat drieluik tellen. Het enige minpuntje voor mij is de ballad Wilted rose waarop countryzangeres Lainey Wilson meezingt en waarop de band voorbij de helft wat vervalt in het oude zeer van te lang uitspinnen van hun nummer. We hebben er zo lang moeten op wachten dat vermoedelijk amper nog iemand een nieuwe plaat verwachtte van The Black Crowes maar nu ze is er is, maakt ze ons wel weer blij.
"Peter Garrett, zegt u? Moeten we die ergens van kennen?" Jazeker, de Australiër is de frontman van Midnight Oil, een band die vooral eind jaren tachtig furore maakten bij ons met de albums Diesel and dust (waarop hun grootste hit Beds are burning) en Blue sky mining (eigenlijk uit 1990). Toch bestond de band toen al sinds 1972 en dateert hun eerste album uit 1978. Hun meest recente, dertiende studioplaat dateert nog maar uit 2022, maar de voorbije decennia verdampte hun succes in Europa. Garrett is naast muzikant ook maatschappelijk én politiek actief en was zelfs gedurende zes jaar minister, eerst van milieu en kunst, daarna van onderwijs en jeugd. Die sterke betrokkenheid bij wat er in zijn land en in de wereld gebeurt, is natuurlijk ook altijd sterk te horen geweest in de songs. Na zijn solodebuut uit 2016 is er nu een opvolger met The true north. Eerlijk gezegd hoor ik weinig verschil tussen de albums die hij met zijn band opnam en deze release onder eigen naam. Het zegt wellicht veel over de grote stempel die hij op Midnight Oil heeft gedrukt al altijd. Toch betekent dat niet dat we hier te maken hebben met overbodigheid, integendeel. Het is een fijne plaat waarop geen enkele song onder de maat blijft. Persoonlijke favorieten zijn Innocence parts 1 & 2 dat rustig een beetje onder de huid kruipt, het meer uptempo Hey archetype en afsluiter Everybody. Het wereldsucces van intussen toch ook al 35 jaar geleden gaat Peter Garrett hier zeker niet mee benaderen, laat staan evenaren, maar soms zijn gewoon goeie platen ook een verrijking die je niet zomaar aan je voorbij mag laten gaan.
Doe jezelf een plezier en haal Back to the primitive van Those Poor Bastards in huis. Het is geen klassieker in wording maar wel het soort plaat dat je met plezier af en toe opzet omdat je je herinnert dat er geen enkel zwak nummer op staat en het aangenaam toeven is in het muzikaal universum van het duo uit Wisconsin. Gothic country, zo noemen ze het genre waarin ze bedreven zijn, en op elke foto van Lonesome Wyatt, de ene helft van de band, krijg je al een goed idee wat je je daar moet bij voorstellen. Samen met kompaan The Minister heeft hij intussen toch al een indrukwekkende discografie bij elkaar gekregen, met nu dus al dertien studio albums en zeven EP's. De honky tonk van Weird old years huist op deze plaat vredevol naast Black witch moth dat een vergeten song van Queen had kunnen zijn. Dans vrolijk mee op Chicken fights (dat in het refrein een vreemde tempowisseling kent) en luister naar het verhaal van The hanged man. Het lijkt alsof het tweetal gewoon zijn zin doet en zich niet houdt aan genres, stijlen en tempo's en toch ligt net daarin het herkenbare geluid van Those Poor Bastards.
De majestueuze wolk die de hoes siert, krijgt een muzikale tegenhanger in de openingssong van Norther, het vierde album van de Texaanse band Shane Smith & The Saints. Book of Joe klinkt vol en af en toe dreigend, als een onweer in de verte. De countryrock van het vijftal doet me een beetje denken aan The Avett Brothers. De eigen twist die de sound van deze band echter uniek maakt, is de worteling van de muziek in de Ierse folktraditie. Die hoor je heel duidelijk op Adeline, 1000 wild horses en Everything & more. De fiddle neemt die songs op sleeptouw. Niettemin toont het quintet dat ze hun inspiratie halen uit een rijke traditie die een staalkaart biedt van de americana en countryrock van de Verenigde Staten. Het meest hou ik van de opzwepende rocksongs. Toch zijn de rustige nummers op deze plaat ook niet te versmaden: Wheels neemt je bij de hand en gaat met je wandelen, rondkijkend en genietend van de natuur en landschappen om je heen en de piano die All the way opent klinkt eenvoudig en aangenaam. Deze song belooft niets buitensporigs en biedt dat ook niet maar is in zijn soberheid een pareltje waarvan de schoonheid zich bij elke beluistering meer en meer ontvouwt. Norther zal een hitlijsten bestormen en de kans dat u deze band op de radio vaak voorbij hoort komen, is vrijwel nihil. Maar u kan uzelf een plezier doen door af en toe toch dit album even op te zetten.
Je kan het volledige album hieronder beluisteren en kopen via hun website:
The Shadow Machine is de band van Jo Geboers, die zich laat bijstaan door enkele getalenteerde muzikanten. Zo kan je Gianni Marzo horen op gitaar. Geluidstechnicus van dienst voor de nieuwe single, Have I been wrong?, is overigens de ook al niet onbekende Fernant Zeste. Jo Geboers leerde ik kennen toen hij bij Bearskin speelde (en ze zelfs ooit nog een huiskamerconcert bij mij gaven). Later speelde hij ook korte tijd bij Astronaute en in zijn eigen band Low Land Home. Omdat een muzikant blijft zoeken naar het juiste kanaal om muzikaal en tekstueel zijn boodschap te verspreiden, is er dus al een tijdje The Shadow Machine. Vorige single, Reappear, werd zelfs mee ingezongen door Chantal Acda. Allemaal mooi volk dus in en rond de band! In Have I been wrong? bezingt Geboers zijn blijvende zoektocht naar zichzelf en zijn twijfels, maar de belangrijkste boodschap van dit nummer is toch wel zijn oproep om tijdens dat zoekproces mild te blijven voor jezelf. Dat is voorwaar een mooie levenles, die hier ook nog eens mooi gebracht wordt.
Bekijk de video:
Have I been wrong? is de derde single van de EP Embrace the things inside die op 19 april verschijnt bij Revanche Records. Ongetwijfeld zal je de EP ook via de Bandcamp-pagina van de band kunnen bestellen.
Ik heb altijd van voetbal gehouden en vandaag wil ik even stilstaan bij de voetbalhelden uit mijn kinderjaren. Ik selecteerde er tien en vertel waarom ze me mijn hele leven zullen bijblijven en waar mogelijk, wat er intussen van hen geworden is.
1. Luc Criel:
We beginnen dicht bij huis. Mijn grootouders aan moederszijde woonden hun hele leven in Beervelde. De AA Gent-speler (uiteraard was ik van kindsbeen fan van de Buffalo's) was ook van daar afkomstig. Zijn ouders (en later hijzelf) hadden er een café midden in het dorp, niet ver van de kerk en ik denk zelfs dat dat café ook dienst deed als duivenlokaal waar mijn grootvader zijn duiven binnenbracht voor de wedstrijden. In die tijd was het schering en inslag dat voetballers na hun carrière (of zelfs al tijdens) café hielden, zoals ook een andere Gent-speler, de razendsnelle flankspeler André Raes die naar mijn vader toen vertelde er één had nabij het station van Gent. Elf seizoenen lang speelde Criel voor AA Gent en hij was voor mij het voorbeeld van de haalbaarheid van de droom om voetballer te worden: een jongen uit het Beervelde dat me zo bekend was, die in eerste klasse speelde! Luc Criel stierf in 2018.
2. Dino Zoff:
Mijn absolute grote held was deze Italiaanse doelman die de reden zou vormen waarom ik zo graag keeper wilde zijn. Hij zou in 1982 de oudste speler zijn die ooit wereldkampioen werd, met Italië, in Spanje. Hij was niet alleen de nationale doelman, ook bij Juventus kende hij grote successen met 6 landstitels, 2 keer bekerwinst en 1 UEFA-cup (en enkele Europese finales). Hij was echt wel de beste keeper van zijn generatie, zelfs nog op late leeftijd, en ik speelde bij het voetballen met mijn broer zijn reddingen na. Keeper ben ik nooit echt geworden (ik was reservekeeper bij Racing Gentbrugge waar ik een jaar speelde maar stond geen enkele wedstrijd in de goal, ik mocht wel enkele keren mee verdedigen). Ook als trainer kende hij succes. In 2000 haalde (en verloor) hij als bondscoach de finale tegen Frankrijk en met Juventus behaalde hij een dubbel met bekerwinst in de Coppa Italia en de UEFA Cup. Hij zou dat kunstje op een haar na herhalen met Lazio Roma. In 2005 was hij voor het laatst trainer, bij Fiorentina. Hij schreef ook een autobiografie (Dura solo un attimo, la gloria - Glorie duurt slechts een moment).
Misschien moet ik toch eens zoeken of ik niet ergens een exemplaar op de kop kan tikken.
3. Paolo Rossi:
Deze Italiaan was zelfs door mijn moeder, die maar sporadisch meekeek als er voetbal op tv was, geliefd. Hij zag er dan ook uit als een klassieke Romeinse god (toch minstens in haar ogen). Bovendien was hij een uitstekende voetballer die ook al wereldkampioen werd met Italië (net als zijn doelman) en hij was toen zelfs topscorer met zes doelpunten. Na successen met Vicenza, met wie hij van Serie B naar Serie promoveerde als topschutter om die titel ook het jaar erop op te eisen in de Italiaanse eerste klasse. Daarna deelde hij ook in bovengenoemde successen van Juventus. Spitsen zijn natuurlijk de supersterren van het voetbal omdat zij voor de doelpunten zorgen en aangezien hij daar bijzonder goed in was, viel hij in die jaren heel erg op. Ik had dankzij Zoff al een boontje voor Italië en voor Juventus en dat werd door hem alleen maar versterkt. Na zijn voetbalcarrière heeft hij nog bij enkele tv-zenders gewerkt en hij stierf in 2020 aan longkanker. Opmerkelijk detail is dat er tijdens zijn begrafenis, bijgewoond door duizenden fans, ingebroken werd in zijn huis.
4. Bruce Grobbelaar:
In mijn herinnering was deze legendarische doelman van Liverpool een Zuidafrikaan maar hij blijkt de Zimbabwaanse nationaliteit te hebben (al werd hij wel in het Zuidafrikaanse Durban geboren). Maar liefst dertien seizoenen lang verdedigde hij het Liverpoolse doel, met groot succes en soms ook met legendarische flaters die hem bij ons de bijnaam "Grabbelaar" opleverden. Als kind dacht ik dat dat ook in Engeland zijn bijnaam was maar dat lijkt me straf gezien het toch wel een typische nederlandstalige woordspeling is. Deze besnorde doelman kende eigenlijk enkel aan de Mersey succes maar wel met zes titels, 3 FA Cup overwinningen en een Europese bekerwinst, in 1985. Daarna speelde hij nog bijna meerdere clubs, in steeds lagere divisies en hij werd ook nog een paar keeperstrainer. Hij is te horen op een singletje dat de Liverpoolspelers opnamen voor de FA Cup Final van 1988 en hij speelde ook een gastrolletje (als zichzelf) in een tv-soap op Channel 4 in 1994. Wat hij momenteel doet, kan ik niet terugvinden. Ik herinner me hem vooral van de vele keren dat we naar de FA Cup Final keken. Het was een vast ritueel om elk jaar de Engelse bekerfinale vanuit Wembley, live op de Belgische tv, te bekijken want er was in mijn kindertijd geen enkele wedstrijd met diezelfde aantrekkingskracht dankzij het ceremoniële karakter van de match (met koninklijke aanwezigheid vaak, zij het niet altijd van Queen Elizabeth zelf) en de spanning en het belang van het treffen. Natuurlijk kon hij voor mij niet tippen aan Dino Zoff maar hij moet zowat de enige doelman geweest zijn toen die toch enigszins in de buurt kwam.
5. Kevin Keegan:
Hij wordt nog steeds beschouwd als één van de beste voetballers ooit en ook als coach was hij (vaak) succesvol en geliefd. Hij speelde net als oud-voetballer en huidig BBC-voetbalanalist Alan Shearer nog bij Newcastle maar dat was pas op het einde van zijn actieve spelerscarrière. Zijn grootste successen (titels in Engeland en Duitsland, Europees succes) behaalde hij voordien al met het onvermijdelijke Liverpool en Hamburg SV. Als coach ging hij aan de slag bij Newcastle, Fulham, de Engelse nationale ploeg, Manchester City en nogmaals Newcastle. Met zijn krullebol (als speler) en zijn wit haar (als trainer) was hij een opmerkelijke verschijning, al zullen het toch vooral zijn dribbels geweest zijn die me als kind zo aanspraken. Hij was één van de belangrijkste criticastes van een vorige Newcastle clubeigenaar en dat was één van de redenen waarom hij niet meer terugkeerde als trainer bij die club zo'n tien jaar geleden. Wat hij momenteel doet, is me onbekend. Grappig is wel dat hij enkele plaatjes heeft uitgebracht, onder andere een song geschreven door de zanger van Smokie (hier vooral bekend van Living next door to Alice).
6. Sócrates:
De Braziliaan viel me als kind alleen al op door zijn naam (ik wist toen nog niet dat Braziliaanse spelers soms de vreemdste namen hebben of aannemen, zoals Hulk, Káká, Fred, Pepe, Tita -niet de tovenaar- en Jefferson). Ik wist dat Socrates een Griekse filosoof was en ik moet bij het horen van zijn naam nog steeds denken aan de sketch van Monthy Python waarin twee teams van wijsgeren elkaar bekampen op een voetbalveld. Hij was kapitein van het nationaal elftal met onder meer Zico (nog zo'n held van me toen) op de Wereldbeker van 1982 in wat nog steeds één van de beste Braziliaanse elftallen beschouwd wordt, al overleefden ze de tweede ronde niet. Ik kende hem enkel van het landenvoetbal want hij speelde, op één seizoen bij Fiorentina na, zijn hele carrière in zijn thuisland. Met zijn baard en haarband was hij bovendien een opmerkelijke verschijning, dat zal me als kind ook wel opgevallen zijn. Hij lijkt zelfs een beetje op de tennislegende Bjorn Borg, ook al uit mijn kindertijd. Met zijn medische opleiding en politiek engagement was hij ook buiten het voetbal een markante figuur. Hij stierf jammer genoeg na meerdere medische problemen in 2011.
7. Michel Platini:
Nu geldt Frankrijk opnieuw als een topland in het internationaal voetbal maar dat was lange tijd niet meer zo, in de periode die zou volgen op hun Europese titel in 1984 en eindigde met een wereldtitel in 1998 en een nieuwe Europese titel in 2000. Eén van de iconen van die ploeg uit 1984 was Michel Platini. Hij werd topscorere met negen van de 14 Franse doelpunten op het tornooi. Als kapitein was hij vooral bekend om zijn vrije trappen. Als kind wou ik ze maar al te graag ook zo kunnen trappen. Hij won de Franse titel met Saint-Etienne en meerdere prijzen met Juventus. Hij is overigens de enige speler die ooit voor twee nationale teams speelde, want op vraag van de emir heeft hij ooit een officiële (vriendschappelijke) match tegen de Sovietunie gespeeld voor Koeweit. Even was hij bondscoach van Frankrijk, succesvol in de kwalificatieronde voor het Europees Kampioenschap van 1992 maar hij verloor daarna in de voorbereidingswedstrijden en Frankrijk overleefde de eerste rond niet. Hij zou nadien vooral bekend worden om zijn functies binnen de UEFA (onder andere voorzitter) en de FIFA waar hij als vertrouweling van Blatter hem wou opvolgen tot ook hij achtervolgd door de corruptieschandalen de handdoek in de ring moest gooien. Het is jammer dat die periodes een smet vormen op het blazoen van een speler die indruk maakte op het kind dat ik eind jaren zeventig, begin jaren tachtig was. Sinds zijn defenestratie leeft hij een onopgemerkt leven, althans voor ons.
8. Karl-Heinz Rummenigge:
Iedereen kent wel die bekende zegswijze "voetbal is een spelletje gespeeld met 2 keer elf spelers gedurende 90 minuten en op het einde winnen de Duitsers". Het mag dus geen wonder heten dat er ook een Duitse speler in dit lijstje verschijnt. Rummenigge is dan ook niet zomaar een speler. Natuurlijk is de bekendste Duitse speler Beckenbauer maar diens spelerssuccessen kwamen toch net iets te vroeg om daar zelf herinneringen aan te hebben. Rummenigge daarentegen kende zijn gloriejaren bij Bayern Munchen en het Duits nationaal elftal eind jaren zeventig en begin jaren tachtig, toen ik dus in het lager zat. Bij zijn club won hij twee Duitse titels en twee Duitse bekers en hij won ook 2 Europa Cups en één Intercontinentale Cup. Met het nationaal elftal won hij het EK van 1980 en werd tweede op het WK van 1982 en van 1986. Hij was dan ook een op meerdere posities inzetbare aanvaller die mee het succes van het Duitse voetbal belichaamde. Bij Bayern Munchen zou hij nog belangrijke bestuursposities innemen, onder meer aan de zijde van Beckenbauer, tot hij in 2021 door Oliver Kahn (voormalig Bayern-doelman) opgevolgd zou worden als CEO. Hij had toen de verhuis van de club naar de prachtige Allianz Arena gerealiseerd. Momenteel bekleedt hij nog steeds een belangrijke Europese bestuursfunctie binnen het voetbal. In 1983 bracht het Britse popduo Alan & Denise een ode aan de "sexy knieën" van Rummenigge in een naar de speler vernoemde single, die je hieronder kan beluisteren.
9. Gregorz Lato:
Met de Pool Gregor (of Gregorz) Lato keren we even terug naar de Belgische competitie want hij maakte deel uit van het topteam van KSC Lokeren met verder ook nog Lubanski, Raymond Mommens, Réné Verheyen, Preben Elkjaer en Arnor Gudjonson, dat in het seizoen 1980-1981 zowel tweede zou worden in de competitie als verliezend bekerfinalist. Die passage in ons land was overigens in de nadagen van zijn spelerscarrière. Mijn nonkel woonde toen in Laarne of Kalken en hoewel zijn twee jongste kinderen (een nicht en een neef van mij dus) net als hij supporterden voor AA Gent, was mijn oudste nicht fervent aanhanger van Lokeren. Die rivaliteit kleurde mijn kindertijd (en bracht me ook vele keren naar het stadion van Daknam voor de uitwedstrijd van Gent bij de gouwgenoot). AA Gent was toen net terug naar eerste gepromoveerd en zou in 1984 de bekerfinale winnen van Standard (ik was daarbij in de tribune!) maar tijdens die gouden jaren voor Lokeren waren de Waaslanders duidelijk de betere. De namen van meerdere spelers uit dat elftal (die ik hierboven vernoemde) klinken ook vandaag nog steeds als klokken. Lato had ten tijde van zijn passage in Lokeren al een mooie internationale carrière achter de rug die zou eindigen met een mooie derde plaats voor Polen op het WK van 1982. In 1974 was hij topscorer geworden op het WK, de enige Pool die daarin slaagde (en daarin verslaat hij dus Lewandowski). Hij werd later nog trainer, politicus begin van deze eeuw voor een linkse partij en bondsvoorzitter van Polen van 2008 tot 2012. In die periode vond het EK van 2012 plaats dat zijn land organiseerde samen met Oekraïne. Ik heb geen idee wat hij sindsdien deed of doet maar hij leeft dus wel nog.
10. Kenny Dalglish:
Wat Kevin Keegan in mijn kindertijd was voor Engeland, was Kenny Dalglish voor Schotland. Ook hij speelde voor Liverpool, toen toch wel echt de beste Engelse club, na al eerder enkele mooie jaren bij Celtic Glasgow (maar toen was ik eigenlijk nog te klein om daar herinneringen aan te hebben). Als aanvaller won hij met Liverpool zes titels, één FA Cup Final en drie Europese Cups. Met Schotland heeft hij overigens ook drie keer het tornooi gewonnen tussen de vier Britse landenelftallen (Engeland, Wales, Noord-Ierland en Schotland). Als trainer heeft hij eveneens een mooi palmares bij Liverpool (3 titels, 2 FA Cups en 1 keer verliezend finalist van de FA Cup), Blackburn Rovers (1 titel) en Celtic (1 keer de tweede bekercompetitie van het land gewonnen). Hij werd in 2018 geridderd. Sinds 2017 heeft hij op Liverpool een tribune die naar hem vernoemd is. Hij won de BBC Lifetime Achievement Award op de verkiezing van de sportpersoonlijkheid van het jaar in 2023.
Uit Kansas komt ons de vijfkoppige band The Roseline aangewaaid. Ooit begonnen als een akoestisch folktrio is de band intussen toe aan een achtste album in een bredere bezetting dan in die begindagen in 2005. Op Keystone of the heart grossieren ze in pretentieloze rock met een duidelijke roots- en americana-inslag. Songs als Hot dice, Hang 'em high en Saber rattlers liggen makkelijk in het gehoor en zouden niet misstaan in de dagprogrammatie van Radio 1. Ook in ballads tonen ze zich bekwaam: afsluiter Lopsided luck is een hoogtepunt dat wat doet denken aan Tom Petty en In my way is bijzonder geschikt om op één tegel met je liefste te schuifelen, een ware ode aan de echte "fuifslow". Vermoedelijk zal deze plaat alweer geruisloos passeren en slechts door een select clubje liefhebbers gekoesterd worden. U kan één van hen zijn!
Sleepytime Gorilla Museum, een Californische experimentele rockband, is duidelijk niet voor één gat te vangen. In 2007 verscheen hun derde album en sindsdien werd het stil rond dit vijftal. En kijk, nu brengen ze Of the last human being uit, een album dat stuitert in opener Salamander in two worlds, een cabaretachtige Tom Waits benadert in We must know more en de muzikale lijn van Primus verder doortrekt dan die band ooit deed in Save it!. Het mag duidelijk zijn: geen enkel genre is veilig voor deze mannen (wel ja, één vrouw en vier mannen). Het is geen wonder dat ze soms vergeleken worden met Mr. Bungle, een band van Mike Patton van Faith No More. We treffen nog wel meer verrassende songs aan. Fanfare for the last human being klinkt als een door Goran Bregovic geleid zigeunerorkest en Bells for Kith and Kind brengt exact wat de titel belooft. S.P.Q.R. is Frank Zappa die de Romeinen bezingt en Old grey heron had bijna van Arno kunnen zijn. Consistentie in muziekjes is de band vreemd, in kwaliteit des te meer. Deze plaat was voor mij een ware ontdekking en je wordt alle hoeken van de muzikale kamer getoond. Wie durft, haalt ze nu in huis.
De plaat kan je hier kopen via hun Bandcamp-pagina en hieronder alvast volledig beluisteren:
Het label Glitterbeat, opgericht door o.a. Chris Eckman van The Walkabouts, heeft een uitgebreide back catalogue waarop wel heel veel goeie platen te vinden zijn. De focus ligt daarbij vooral op Afrikaanse hedendaagse artiesten en tussen de artiesten die je er kan terugvinden, treffen we onder meer Samba Touré, Tamikrest, The Master Musicians of Jajouka, Yin Yin en Lobi Traoré maar ook Dirtmusic, Chris Brokaw (van Come en Codeine) en The Mekons. En dus ook de Algerijnse Aziza Brahim, geboren in een vluchtelingenkamp van de Sahrawi, vond er een thuisbasis om haar muziek de wereld in te sturen. De Sahrwari zijn een volk uit het door Marokko bezette Westelijke Sahara. Die Arabische achtergrond is uiteraard heel hoorbaar in de muziek die de intussen in Spanje wonende muzikante maakt. Soms horen we er ook echo's in de van de Afrikaanse blues uit Mali die o.a. Ali Farka Touré bekend maakte bij een groter publiek. Aziza Brahim heeft een heldere stem waarmee ze hoog zingt. Songs als Marhabna 2.1 en de titelsong luisteren relaxed weg. Het is jammer dat niets begrijpen van wat ze zingt, want naar het schijnt bedient ze zich soms tekstueel van poëzie die haar grootmoeder haar leerde in het vluchtelingenkamp. Metal, madera is onvervalste blues en afsluiter Fuadi vleit zich daar ook behaaglijk tegen aan. Wie avontuurlijke oren heeft en de Afrikaanse roots van vele westerse muziekjes in hun hedendaagse vorm wil horen, is bij deze artieste aan het juiste adres. Dit is een mooie plaat die tussen al het gitaar- en dancegeweld dat we vaak te horen krijgen een fonkelende afwisseling biedt.