Het eiland van de vorige dag - Umberto Eco
Het is niet eenvoudig te vertellen over deze roman van Umberto Eco zonder veel weg te geven van het verhaal, maar ik ga het toch proberen. En laat ik daarom beginnen met mijn indrukken óver het boek, vooraleer op het verhaal in te gaan.
Jazeker, het duurt zo'n tweehonderd bladzijden eer de verhaallijnen uit dat eerste deel (de schipbreuk van Roberto met de Amarilli en het belanden op een anders schip -de Daphne-, het veel eerder in de tijd plaatsvindend beleg van Casale en dan het hersenschimverhaal van de denkbeeldige tweelingbroer Ferrante) bij elkaar samenkomen en je ineens de puzzelstukken op waarlijk magistrale wijze ziet passen in elkaar. Dan pas wordt duidelijk welke richting we uit gaan. Niet dat in die tweehonderd pagina's niets te beleven valt, maar het is voor de lezer soms moeilijk staart of kop te krijgen aan de onderlinge samenhang, omdat die paar schakels die ze aan elkaar vastklinken, pas zo laat door de auteur prijsgegeven worden. Wat volgt is een verhaal dat je meesleept, dat zoals steeds bij Eco doorspekt is met historische en filosofische bedenkingen maar dat vooruitgaat volgens de regels van de romankunst. Helaas eindigt het boek met zo'n ruim vijftig bladzijden waarbij hij me kwijt raakte: teveel gefilosofeer, teveel deussen ex machina, teveel bokkesprongen die de zo geroemde illusie die een roman moet scheppen, doorprikken waardoor je niet meer gelooft in het verhaal als verhaal en te afstandelijk kijkt, gedwongen wordt te kijken zelfs.
En hoe zit het met dat verhaal? Wel, dat biedt nochtans genoeg stof voor een boeiende reis in de tijd. We schrijven (althans, Eco doet dat) begin 17e eeuw, rond de tijd van of vlak na de Dertigjarige oorlog en in een tijd waarin ontdekkingsreizen een (ruime) eeuw na Columbus steeds meer delen van onze aarde in kaart brengen, meer bepaald in de Stille Zuidzee. En daar wordt de mens, die zich bevindt op een scharnierpunt tussen religie en wetenschap (voor de Verlichting de hoop die te verenigen zal opgeven en hen meer en meer als tegenstellingen zal ontmaskeren), gekweld door moeilijkheden die met een nog in zijn kinderschoenen staande wetenschap (althans op die domeinen die relevant zijn voor dit verhaal) noch met de rotsvaste overtuiging dat de Waarheid van de Bijbel elk probleem ondubbelzinnig van antwoord voorziet, op te lossen blijken. Dat alles gebeurt bovendien binnen de machtsstrijd tussen de grootmachten die de Dertigjarige Oorlog én de vele andere conflicten van de 17e eeuw bepalen. En zo passeert een Richelieu de revue, Abel Tasman en nog meer historische figuren die dat tijdsgewricht kleurden.
Waar Umberto Eco naar mijn gevoel in De naam van de roos nog een goede balans vond tussen verhaal (daar was het een Sherlock Holmes-achtig detectiveverhaal), geschiedenis en filosofie, verliest hij zich hier vooral op het einde van het boek toch vooral in doorgedreven filosofische lessen, waardoor het voelt alsof hij zich overtilde aan zijn ambitie en zo alsnog een werkelijk goed boek aan kracht doet inbinden. Jazeker, een goede roman valt of staat met een passend, krachtig einde, en hier worden we geconfronteerd met een toch wel wat onthoofde ontknoping. Jammer.
Hotel Andromeda - Gabriel Josipovici
Gabriel Josipovici schetst de moeilijke strijd van een schrijfster met haar onderwerp, de kunstenaar Joseph Cornell, waarover ze een boek wil schrijven dat noch biografie is noch een studie van zijn werk, maar dat iets daartussen wil zichtbaar maken. Tegelijk wordt deze schrijfster, Helena, plots bezocht door een Tsjechische fotograaf die Tsetsjenië ontvluchtte, waar hij haar zus kende. Beiden, zowel de kunstenaar als de fotograaf, blijken moeilijk te bevatten. Waar dat bij de fotograaf leidt tot een wat voorspelbare ontwikkeling, vindt de schrijfster uiteindelijk alsnog het inzicht dat haar boek samenbrengt.
De auteur vertelt dit alles in korte hoofdstukken, gaande van passages uit het fictieve boek over Cornwell tot eenvoudige dialogen met de fotograaf die slechts een beperkte kennis van het Engels heeft.
VOS: het leven van Luc De Vos - Leon Verdonschot
Het lijkt nogal arrogant om te zeggen dat ik delen van mezelf herkende in de door Leon Verdonschot geschreven biografie van Luc De Vos en wellicht zelfs bijzonder vreemd voor wie mij kent (en Luc De Vos ook): hij lijkt één van de meest ongecompliceerde mensen die er ooit waren in Gent en zelf ben ik ik zal het maar zelf toegeven- behoorlijk gecompliceerd. Maar misschien (het zou een Vos-aforisme kunnen zijn) schuilt er wel een Vos in elk van ons.
Aan de hand van fragmenten uit boeken en nummers die hij schreef, wordt duidelijk dat de artiest en de mens Luc De Vos in hoge mate samenvielen. De grote kunst, zo vond ik altijd al en zie ik in deze biografie nog maar eens bevestigd, van Luc De Vos was dat hij erin slaagde om die zinnen die je honderdmaal hoort, die horen bij hoe er gesproken wordt in Wippelgem, Gent, Oost-Vlaanderen (en wellicht ook nog wel een eind daarbuiten), die als nietszeggende clichés betekenisloos niet eens in ons geheugen leken opgeslagen, dat hij nét die zinnen zo'n poëtische kracht kon geven dat je voorbij het cliché leerde kijken, dat je snapte waarover het ging, dat je herkenning voelde, door de taal maar ook doordat de onderliggende boodschap nooit moeilijk te ontcijferen viel.
Zelf van Gent en fier in deze stad te wonen (al bijna heel mijn leven), hoort hij zo onlosmakelijk bij deze stad dat werkelijk iedereen die ik hier ken (ook beroepsmatig, mensen die in een heel andere wereld dan die van mijn vrienden en kennissen leven), hem kende. En ik had ook dat gevoel dat ik hem kende omdat ik hem soms in de Delhaize in Ledeberg zag met zijn zoontje. Hem aanspreken durfde ik niet (dat vind ik bij alle muzikanten altijd moeilijk) en toch kon ik blij thuiskomen en zeggen "ik heb Luc De Vos gezien in de Delhaize!" alsof we daar dan een half uur een gesprek gevoerd hadden over muziek, de samenleving, Gent en het vaderschap (heel vaak was ik daar met mijn zoon of dochter of beiden). En mijn lief, uit Brugge, aan haar kan ik het maar niet uitleggen, hoe Luc De Vos het meest verbindende is wat deze stad heeft, nog meer dan AA Gent (want je hebt hier zelfs, ongelooflijk maar waar, Club Brugge-supporters!) en de Gentse Feesten.
Toen mijn zoon nog voetbalde, waren we in de kantine van de ploeg waar hij moest spelen, ik vermoed een jaar nadat hij gestorven was, en op de radio speelden ze "Mia" als eerbetoon, op alle zenders op hetzelfde moment. Mijn zoon speelde bij Tenstar Melle en het was een kantine aan de andere kant van de stad. En in die kantine zong iedereen, écht waar iedereen, mee met "Mia". Een meer divers publiek was er amper denkbaar en toch... "Mia"!
Dat Leon Verdonschot erin slaagt om al die gevoelens, al die herinneringen, al die pracht van zijn teksten, de wonderbaarlijke contradictie van ogenschijnlijk doordeweekse zinnen ("soms vraagt een mens zich af", "wie zal er voor de kinderen zorgen?", "Veronica komt naar je toe" waarbij je de reclamespotjes van Veronica op de Nederlandse tv terug in gedachten ziet,...) die toch een zo diepe tristesse én hoop én herkenning én opluchting omdat anderen het ook niet makkelijk hebben,... kunnen herbergen. om alles wat hij teweegbracht, zo sterk tot leven te wekken, is een bijzonder knappe prestatie. En ik heb genoten van de epiloog, vooral de gesprekken met Lucs zoon Bruno. Hoewel mijn relatie met mijn intussen bijna 15-jarige zoon natuurlijk niet hetzelfde is, en ik nooit dezelfde gesprekken met hem zou hebben, is het zo herkenbaar. Misschien schuilt daarin niet allen de kracht van Luc De Vos' teksten, maar van zijn hele leven: hij gaf je het gevoel dat hoezeer de details ook mochten verschillen, we in wezen dezelfden waren...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten