Technojazz, lazen we ergens, heet de muziek die Portico Quartet maakt. De Londenaars brengen op hun derde album, dat ze naar zichzelf vernoemden, muziek die meandert tussen post-rock, ambient, pianomuziek die niet zou misstaan in een soundtrack en jazz.
Opener Window seat rolt aan en af als de golven van de zee en is een inleiding die de uitspattingen die later op de plaat komen aanzetten, niet aankondigt. Ruins drijft het tempo eerst omhoog, klinkt dan door de saxofoon halvelings als iets wat niet had misstaan op Peter Gabriels Passion en ontpopt zich tot jazz, eerst nog vrij toegankelijk maar daarna toch al meer als de kakofonie die een ongeoefend oor een beetje gek maakt. Gelukkig duurt dat niet al te lang, en is Spinner een zwoeler en rustiger nummer. Menige broeierige filmscène snakt naar dit soort muziek, al kan Portico Quartet het ook hier niet laten om voorbij de helft toch hun nummer wat voller te proppen.
Het repetitieve aspect van hun muziek wordt perfect geïllustreerd in Rubidium. Dit is eigenlijk onversneden post-rock met een saxofoon in plaats van een gitaar. En jawel hoor, ook hier mag de drummer halverwege helemaal jazzgewijs loos gaan. Met Export for hot climates lijkt Michael Nyman een overgebleven stukje uit de soundtrack van The piano het album binnengesmokkeld te hebben, en je hoort ons niet klagen over de rust die ons daarmee een minuut lang gegund wordt. Want Lacker boo is de volgende collage post-rock (denk aan Dirty Three) en ambient (denk aan The Orb). Erg sfeervol is het in ieder geval wel.
Steepless klinkt door de inbreng van zangeres Cornelia aanvankelijk als Lamb, krijgt een lichte technotoets toegevoegd en eindigt met wat click ‘n paste en drum ‘n bass patronen. 4096 colours is puur soundtrackmateriaal met wat lichte ruis op het einde en een lange, bijna onhoorbare outro. Over City of glass zijn we het meest te spreken: de percussie opent het nummer met houtklanken die door iets onbestemds van Derrick May (de housepionier uit Detroit) omringd worden. De saxofoon stuwt de temperatuur langzaam omhoog, laat de ruimte dan aan de ambientklanken en de song eindigt met opnieuw diezelfde warme houtklanken. ‘Trace’ is een rustige uitsmijter die we snel vergeten en die hooguit een interessant soundscape kan genoemd worden.
Portico Quartet vraagt een inspanning van de luisteraar. De nummers verenigen muziekstijlen die je niet meteen bij elkaar verwacht en vooral de saxofoon en de soms heel hard alle kanten uitstuiterende drums duwen de plaat erg richting jazz. De inspanning loont wel, want na meerdere luisterbeurten en een beetje gewenning aan alles wat op je afkomt, ontdekten we het verslavende kantje van Portico Quartet.
Technojazz, het is niet hoe wij dit zouden genoemd hebben. Als we er al een naam moesten opkleven, zouden we eerder bij post-rockjazz uitkomen.
Je vindt deze recensie ook hier op Indiestyle.
Je kan Portico Quartet live aan het werk zien op 2 maart in de Roma in Borgerhout.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten