26 februari 2012

Mark Lanegan Band


In 1992 schalde luid door de cinemazalen waar Singles gespeeld werd, Nearly lost you van Screaming Trees. De film is nog steeds de meest met grunge verbonden film, met een soundtrack waarop zowat iedereen (met uitzondering van Nirvana) die iets betekende in dat muziekgenre voorkomt. Het verhaal is zelfs gesitueerd in Seattle.
Screaming Trees reduceren tot die ene, toegegeven geweldige single is hen onrecht aandoen. Met hun ouder werk ben ik niet bekend, maar zowel Sweet oblivion als opvolger Dust bevatten genoeg goeie muziek om hen af en toe nog eens op de draaitafel te laten belanden.
Daarna zou het liedje echter over zijn voor de band, maar zanger Mark Lanegan slaagde er wonderwel in om een tweede (en derde) adem te vinden, met enkele prachtige solo-platen (de eerste al in 1990, toen hij nog volop bezig was met Screaming Trees), lidmaatschap van Queens Of The Stone Age en The Gutter Twins (met Greg Dulli van Afghan Whigs) en samenwerkingen met Isobel Campbell en Soulsavers.
Begin dit jaar werd Blues funeral uitgebracht. Twaalf songs, samen goed voor iets minder dan een uur muziek, tonen dat Mark Lanegan en zijn band nog steeds zeer relevant blijven. Meer zelfs, deze potente plaat mag gerust gerekend worden tot zijn beste werk.
De ziel van de grunge waart er doorheen en verbroedert vrolijk met zijn talent voor pure songschrijverij, zoals hij dat al etaleerde in zijn albums waarin americana een prominente rol opeist. Nu is het niet nieuw dat hij etaleert dat hij zijn songsmidkwaliteiten zowel in rustiger als in ontstuimeriger nummers weet aan te wenden. Ode to sad disco en Tiny grain of truth bewijzen deze stelling perfect. De gitaren gaan loos én de melodielijnen bljven overeind. Het is niet iedereen gegeven...
Het begint eigenlijk al met opener The gravedigger's song, een vuile, smerige lap gitaargejammer op een voortjakkerende percussie, en Mark Lanegan die zijn door drank, drugs en sigaretten gelooide stem zinnen als "The magnolia blooms so sweet only torturing me" laat zingen.
Helemaal verknocht zijn we aan Bleeding muddy water, wat ons betreft een absoluut hoogtepunt in zijn oeuvre. Wanhoop druipt elke porie van dit lied. Dit is liefde die verteert, liefde die uitdroogt én verdrinkt, liefde die onontkoombaar is hoewel je weet dat je er best van weg zou lopen, nu je de illusie hebt dat het misschien nog kan. Dit is verzwolgen worden in het moeras, en smachten naar de grijpende armen van de modder, omdat leven op vaste grond geen enkele zin meer lijkt te hebben, zoveel minder leven lijkt. Doordrongen van dit besef is het onmogelijk niet te klinken als Mark Lanegan die meegesleurd wordt in de muziek, die in dienst staat van zijn stem én die tegelijk ook bepaalt welke richting het lied uitgaat. Minder dan de 6 minuten en 17 seconden die nodig zijn om de ondergang hier vorm te geven, zouden onvoldoende zijn. Tot de laatste noot voel je door merg en been gaan wat hij doormaakt.
Het is alleen al qua titel toepasselijk dat dit gevolgd wordt door Gray goes black. Jazeker, een waarschuwing dat het er niet lichtvoetiger op wordt, is op zijn plaats, maar wie Lanegan kent, het zwart van de vormgeving en het rood van de foto's van de zanger weet te lezen en zich niet laat misleiden door het bloemetjesbehangmotief van de hoes, heeft die waarschuwing natuurlijk niet nodig. Integendeel, op zulke lieden oefenen al deze elementen juist een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit.
"I look at the sky, I see an airplane as it flies. Is this the way they said Jesus came?" In St. Louis elegy spotten we onsterfelijke zingen als "If tears were liquor I'd have drunk myself sick". Vier nummers ver ligt de lat al ontzettend hoog, maar gelukkig duikt de Mark Lanegan Band nergens onder de zelf geschapen verwachtingen. Riot in my house klinkt zoals de titel laat vermoeden en over Ode to sad riot hadden we het al even. In vergelijking met de andere nummers klinkt dit wat vrolijker, maar ook hier wordt het geschapen universum bevolkt door serpenten, eenzame kinderen en in de mond brandend stof. En toch... "here I have seen the light"!
Phantasmagoria blues
neemt ons helemaal mee naar de wereld van de 19-eeuwse theatervorm waarbij projecties van skeleten en andere griezelige figuren een belangrijke rol speelden. Het script dat zich ontvouwt in dit lied, leest als een film van Tim Burton.

In Quiver syndrome worden we even opgeschrikt door een vleugje Millionaire, en daar zal de bijdrage van Aldo Struyf niet vreemd aan zijn. Het brengt een dynamiek in het nummer die de variatie van het album ten goede komt. Harborview hospital begint dan weer als een U2-lied, volledig gedragen door The Edge. Ook hier heeft Struyf een onmiskenbare, zij het wat minder opvallende stempel gedrukt. De keyboards belichamen het angelieke van de hulpverleners, al lijkt Lanegan weinig illusies te koesteren over de effectiviteit van hun aanbod.

Relatieve rust keert weer in Leviathan. Die rust raakt langzaam verloren in Deep black vanishing train dat gedragen wordt door bedrieglijk eenvoudige akkoorden, die repetitief de zang schragen. Tot slot mag de band nog eens helemaal voluit gaan in Tiny grain of truth, dat schuurt als zand tussen de tanden.

Mark Lanegan omringt zich met goed bekend volk (behalve Struyf ook nog Josh Homme, Greg Dulli en Chris Goss) en levert een plaat af waarvan we weten dat we zo nog lang en veel zullen draaien...

Geen opmerkingen: