Van 2004 tot 2008 verscheen er jaarlijks een Secret love-compilatie
op het Sonar Kollektiv-label. Op die verzamelaars, waaraan de mannen
van Jazzanova steevast meewerkten, prijken nummers uit het grensgebied
van pop, soul en folk.
Een bonte mengeling lijkt dat op het eerste zicht, zij het wel één
die in het verleden al garant stond voor enkele prachtige namen,
waartussen je heel wat ontdekkingen kon doen. Artiesten die al één of
meerdere keren de revue passeerden, zijn onder meer 4Hero, The Beta Band, Psapp, Tunng, Daft Punk, Fujiya & Miyagi, Hanne Hukkelberg,
Midlake, Andrew Bird, Jamie Woon, Paul Weller, Savath & Savalas en
Choir Of Young Believers. Dit exemplarische lijstje maakt al meteen
duidelijk dat de samenstellers zich niet bepaald door veel grenzen laten
inperken.
Voor de zesde compilatie, 4 jaar na de vorige, werkte Jazzanova
samen met de mensen van het hippe magazine Fingermag, dat halfjaarlijks
een behoorlijk luxueus magazine uitbrengt waarin een keur aan artiesten
vertellen over hun favoriete muziek, boeken, films, steden,… De traditie
om heel diverse acts te bundelen wordt hier voortgezet, en opvallend is
dat ondanks dat gegeven, dit album toch een grote consistentie
vertoont. Nochtans, wie Tim Knol, Jori Hulkkonen en Caribou uitstrooit
tussen een pak onbekende bands, dient alvast een goeie songkeuze te
maken.
Wie vertrouwd is met de muziek van Jazzanova, wordt nog niet meteen
door het openingsnummer verrast. Valley of paradise van Psychemagik
klinkt als een aanrollende zee op het strand, met een eenvoudig
gitaarriedeltje dat repetitief de zweverige zang schraagt. Met Trembling Blue Stars (een mengeling van Spain en Mazzy Star) en Tim Knol (de
Nederlandse americanaheld) bevinden we ons ver van de muziek die
Jazzanova op haar reguliere cd’s of op haar remixes maakt, en toch is er
een grondtoon die perfect aansluit bij Jazzanova’s werk en bij de
andere songs op dit album. Days van Tim Knol is overigens één van onze
favorieten op dit album. De zuivere zang en de zomerse gitaar (we
moeten een beetje denken aan What's in it for van Avi Buffalo)
verleiden onweerstaanbaar.
Met El Perro Del Mar komt er een soulvoller geluid binnengeslopen.
Uit 1976 waait ons daarna een Moog-orgeltje toe, vergezeld van
strijkers. La première fois van Luc Cousineau is het soort nummer dat
je in de platenzaak vindt in een heel aparte bak, tussen Duitse
soundtracks voor soft-erotische films uit de jaren ’70 en compleet
geschifte instrumentale muziek. Jazeker, dat soort bakken bestaat.
Relaxte house (Gambarra) van Cantoma, geremixt door Lexx, lijkt
weggelopen van Café del Mar-compilaties, en er zit een vleugje Brazilië
in dat laat wegdromen. En kijk eens aan, daar is er terug een gitaar te
horen. De combinatie met dance die het Zweedse Seconds ons voorschotelt,
is erg appetijtelijk. Als kers op de taart wordt dit gevolgd door het
indie electronica deuntje van het Texaanse Love Inks (Leather glove).
Deze band klinkt overigens verbluffend Europees, zelfs een beetje
Zweeds. Dat moet de samenstellers ongetwijfeld ook opgevallen zijn.
De bombastische soul, met een jazzy sausje overgoten, van Unforscene
laten we met plezier aan ons voorbijgaan. Eveneens jazzy (vooral in de
percussie) is het al een pak betere Magnetise van Loose Fit (in een
remix). De electronica uit dit nummer houdt het midden tussen
de geluidsband van oude science-fictionreeksen en een theremin. Meteen
daarna klinkt een opgewekt, ook al door hoge tonen opgesmukt To the Alps. Princeton, de Californische band die hiervoor verantwoordelijk
is, klinkt als een electronicavariant van The Drums.
Aan variatie geen gebrek overigens, wanneer deze compilatie ons nu
een behoorlijk donker, new wave-achtig deuntje aanbiedt dat dreigend
naar een climax groeit. I am dead van Jori Hulkkonen behoort zeker tot
de meest intrigerende liedjes en is een hoogtepunt. Daarna verzinkt Apostrophe van Jed And Lucia een beetje in het niets: te zeer een
popniemendalletje om zich staande te houden tussen de rest. Caribou
behoeft amper nog introductie en de remix door Four Tet van Melody day
sluit netjes aan in het rijtje hoogtepunten.
Het is vast een ondankbare taak om daarna de plaat af te sluiten,
maar iemand moet het doen. Mario & Vidis kwijten zich verdienstelijk
van hun taak. Ze kunnen echter niet onder stoelen of banken steken dat
hun spacy electronica vooralsnog dromerig wegglijdt.
Wat ons betreft, had het dromerige van sommige liedjes (niet
toevallig vallen daar de zwakkere nummers onder) wat meer in balans
mogen zijn met het harmonische van de bijdragen van Tim Knol en
Trembling Blue Stars. Iets meer folk hadden wij niet erg gevonden. Feit
blijft wel dat Jazzanova en Fingermag erin geslaagd zijn een prikkelende
verzameling aan te bieden, die nieuwsgierig maakt naar het werk van
enkele van de in het spotlicht verzamelde artiesten.
Je kan deze albumrecensie ook hier lezen op Indiestyle.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten