14 december 2020

Pothamus


Vijftig minuten lang houden de Mechelaars van Pothamus de luisteraar in de ban. Vanaf de eerste noten voel je hun niet meer loslatende greep waarmee ze je meenemen op een trip door een universum dat in coronatijden paradoxaal genoeg als troostend en omarmend is. Hun mengeling van sludge, doom en post-rock straalt weliswaar inderdaad ook dreiging uit maar de realiteit van 2020 heeft onze ergste vrees overtroffen en dan voelt dit omwikkeld worden door gitaren en drums als een warme deken waarin je je kan terugtrekken in een jaar waarin isolement de norm werd en sociale contacten beperkt moeten worden.

Op Raya doet het trio dat met een sound die weinig ruimte laat voor iets anders dan hun eigen muzikale wereld en daarin net ligt die geruststelling: de werkelijkheid wordt buitengesloten op overtuigende wijze waardoor je helemaal op kan gaan in deze muziek. Niet alleen kan je dat, in feite kan je niet anders! Naarmate de elf minuten durende opener Orath verder groeit tot een zich oprijzend Beest dat tegelijk beangstigt én fascineert, lijkt het alsof het bos waarin deze ontmoeting plaats vindt, zich om je heen sluit. Bomen komen dichterbij, takken omarmen je, struikgewas schuifelt tot aan je benen zodat vluchten geen zin heeft en zelfs onmogelijk gemaakt wordt.

Viso tapt niet gewoon uit hetzelfde vaatje en daarmee benoemen we maar meteen een grote sterkte van deze plaat, haar veelzijdigheid. Binnen genres die voor ongeoefende luisteraars vaak als één moeilijk te onderscheiden geheel gezien worden, weten de Mechelaars voldoende variatie aan te brengen zodat het album op geen enkel moment gaat tegensteken. Waar donkere, basrijke klanken de opener meer domineerden, is het hier net een hoger bereik dat telkens opnieuw de song de hoogte insteekt. Heravis wordt verdeeld in twee delen, waarin Heravis I de ritmecomponent op de voorgrond plaats en het in Heravis II de melodie-kaart is die meer getrokken wordt. Beide songs zijn duidelijk twee zijden van eenzelfde medaille, doch deze aanpak doet recht aan beide aspecten en zorgt ervoor dat het ene uiteindelijk niet door het andere overstemd raakt.

Centraal op deze plaat staat natuurlijk de meer dan een kwartier durende titelsong die als een magnum opus het allerbeste uit de kast haalt, niet om te pronken, wel ten dienste van de op te roepen sfeer, de plek in het geheel van dit album en dus in feite van het geheel, dat geschraagd wordt rond dit altaar. Daarop horen we de diversiteit van de band en halverwege spitsen ze zelfs onze oren (het voelt alsof we dat niet eens zelf moeten doen) door de spaarzame instrumentatie die ineens gehanteerd wordt. Een tribale drumpartij bereidt ons voor op de uitzinnige climax die volgt en langzaam uitdooft in een outro die minder lang lijkt te duren dan onze klok aangeeft.

Varos wacht daarna de moeilijke taak om niet als overbodig aanhangsel te klinken en doordat het trio hier kiest voor een beheerste opbouw die alsnog tot inspirirende (doch geheel onverstaanbare) gezangen leidt. 

De vinger exact leggen op wat deze plaat zo bijzonder maakt en waarom ze buiten het normale bereik van de gebezigde genres lijkt te vallen, is moeilijk. Mogelijks ligt het daarin dat Raya uiteindelijk de niche overstijgt en luisteraars weet te raken op een emotioneel niveau dat buiten woorden valt. 

Dit album kan je hier kopen via Consouling of hier via hun Bandcamp-pagina. Hieronder kan je je alvast laten overtuigen:

Geen opmerkingen: