Op de laatste dag van Leffingeleuren stuurden we onze man opnieuw op
pad om verslag te doen van de optredens. Deze dag mocht dan al rustiger
zijn met minder optredens, maar toch noteerden we nog enkele puike
prestaties.
“Papa, ik wil later ook coole liedjes schrijven zoals Flip Kowlier,
niet mooie liedjes zoals jij”, zo zei het zoontje van Wannes Cappelle in
de auto. Dat krijg je vast als je in plaats van vrolijk van Min moaten, zingt “ge zijt de slechtste van mijn allerbeste moaten” in ‘Ik haat u
nie’. Het Zesde Metaal, een vijftal dat indie brengt
in het West-Vlaams, wist van de thuismatch een mooie passage te maken.
Tussen de premières door van nieuwe songs uit Nie voe kinders, dat
eind oktober verschijnt, kregen we ook de gekendere deuntjes zoals Ier bie oes en Ploegsteert, de ode aan (wielrenner) Frank Vandenbroucke.
Helemaal in zijn eentje bracht Tom McRae zijn
singer-songwritermateriaal. Aanvankelijk leek dat wat te mager voor een
groot festivalpodium tot hij met veel gevoel voor humor en
zelfrelativering het publiek wist te betrekken in een singalong van Dose me up of liet meefluiten in Strangest land. Fans op de voorste
rij bliezen zeepbellen tijdens The boy with the bubblegun, wat de Brit
zeer wist te pruimen. One Mississippi leek de gedroomde afsluiter te
worden met een geweldige apotheose. Er bleek echter nog tijd voor een
extra nummer en zo eindigde McRae met een rustiger en triester liedje: Lord, how long?.
We lieten The Delta Saints voor wat ze waren en pikten op het podium van Busker Street nog Redlight District, een vrolijk duo, en Sarah Devreese
mee. Die laatste stond moederziel alleen op het podium voor een door de
wind behoorlijk leeggewaaid plein.
In het café begon meteen daarna Quilt
aan hun set. Het Amerikaanse viertal brengt folk met harmonieuze
samenzang en invloeden zoals we die herkennen van toen The Beatles in
India herbrond hadden. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat
ze vaak vergeleken worden met The Byrds en The Mamas And The Papas en
een perfecte kruisbestuiving produceren van hedendaagse folk en het
beste van eind jaren 60 en begin jaren 70. Alle bandleden zongen
afwisselend mee en zo viel een eind van het hoofdpodium één van de
verrassingen van dit festival te rapen.
Reikhalzend keken we uit naar Wovenhand dat in het
verleden zelden live teleurstelde. Helaas hadden we al tijdingen gehoord
dat ze op deze tournee de songs iets te vaak lieten verdrinken in noise
en de eerste nummers in de set bevestigden die geruchten. Het is ons
een raadsel waarom David Eugene Edwards zijn diep in roots en religie
gedrenkte songs laat vermalen door -godbetert- metalriffs. Naarmate het
optreden vorderde, kwam er meer balans en hoorden we echo’s van wat
vroeger was. Tot overmaat van ramp echter leek de band er niet al te
veel zin in te hebben. Vijf minuten te vroeg begonnen bleek te betekenen
dat er tien minuten te vroeg geëindigd werd en vruchteloos werd een bis
gesmeekt. Wovenhand was op die manier de teleurstelling van dit
festival.
Gelukkig maakte Admiral Freebee dat meer dan goed
met zijn nieuwe band. Tom Van Laere kan intussen al op meer dan genoeg
hits bogen en plukt vrolijk uit nieuw en ouder materiaal. De
zevenkoppige groep injecteerde funk in Always on the run en vooral de
twee blazers gaven het vroege repertorium een nieuwe adem. Nothing else to do, Bad year for rock 'n roll, Einstein brain, Oh darkness, Rags and run, Ever present: de hoogtepunten werden gewoon aan elkaar
geregen als een kleurrijke kralenketting. En de admiraal had er zin in.
Hij maakte een einde aan een gevecht in het publiek met een grappige
tussenkomst, vertelde verhalen op een toon waarbij je gewoon wist dat
hij zelfs met semi-spirituele toogpraat nog zou wegkomen en kon gewoon
niet ophouden in de slotsong. Het laatste zomerfestival sloot zo af met
een muzikaal feestje waar iedereen goedgezind van werd.
Je kan dit verslag ook hier lezen op Indiestyle.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten