06 maart 2014

Fanfarlo


We hebben heel wat moeten kauwen en malen vooraleer we deze woorden aan het virtuele papier konden toevertrouwen. De nieuwe plaat van Fanfarlo heeft ons in de ban gehouden. We hebben met Let's go extinct geworsteld, er verbeten naar geluisterd, gesjiekt en heroverwogen. En nog steeds zijn we er niet zo goed uit. Dat heeft alles met de voorgangers te maken.
In 2009 wisten de Londenaars indruk te maken met hun debuut Reservoir (dat mijn eindejaarlijstje haalde met een mooie 15e plaats). Daarop klonken ze als een kruising van vintage eighties muziek, het theatrale van Arcade Fire en het weidse van The Low Anthem. Opvolger Rooms filled with light was dan weer speelser en daardoor lichter verteerbaar. Wat we met hun derde worp aanmoeten, weten we daarentegen niet zo heel goed. Nochtans zijn er weinig tot geen zwakke momenten. Toegegeven, we zijn niet echt weg van Cell song en Painting with life is ons wat te stroperig, al herkennen we er enkele goede ideeën in en toetsen die dit nummer toch een beetje boven zichzelf laten uitstijgen. Doch verder horen we ook niet echt uitschieters.
De jaren 80 zijn prominent aanwezig in A distance, dat balanceert tussen Pet Shop Boys en Electronic, en de vooruitgestuurde single Landlocked. Opener Life in the sky is dan weer erg schatplichtig aan het oudere werk van Arcade Fire. Verder dan een light versie echter reiken ze hier niet. The beginning and the end brengt The Style Council en The Divine Comedy in herinnering, hoewel een sterke melodie ontbreekt. Het titelnummer mag afsluiten en doet dat met blazers en strijkers die de vocalen in smoking hijsen. In zijn geheel is Let's go extinct overigens een erg genietbare plaat, die zich niet opdringt en als zoete honing binnenglijdt. En toch lijkt het vijftal zijn plafond bereikt te hebben.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

Geen opmerkingen: