Amatorski tourde al uitgebreid na de release van From clay to figures eerder dit jaar (ik zag hen al in Brugge) en het drietal is goed op elkaar ingespeeld. Het leverde een set op, meestal gevangen in blauwachtig licht, die enorm veel consistentie vertoont. Terwijl een rookgordijn langzaam van het podium de tent inrolt, weten Inne Eysermans en haar kompanen met vooral songs uit die laatste plaat het publiek dat langzaam binnenstroomt te bekoren. Opvallend is hoe ook grote hit Come home, gezien de thematiek van de brieven vanaf het front erg toepasselijk, een heel ander muzikaal kleedje aangemeten krijgt waardoor het zonder problemen mee opgaat in de sfeer die de post-rock van de Gentenaars intussen herkenbaar maakt. Vanaf opener U-turn tot de laatste noten een uur later worden we ondergedompeld in een parallelle wereld.
Maar liefst vijftien muzikanten telt Marockin’ Brass en die hebben hun roots verspreid over een groot deel van de wereld. Vlaamse, van oorsprong Marokkaanse, zwarte muzikanten: samen maken ze een smeltkroes van muzikale horizonten die bovendien gedoopt wordt in een grote kom jazz. Van wal wordt gestoken met een erg opzwepend en feestelijk nummer en de drie achtergronddansers/muzikanten worden naar voren gestuurd om er hun prachtige gewaden, compleet met een hoedje met rondzwaaiende kwast, te laten bewonderen terwijl ze Noord-Afrikaanse feestgezangen ten beste geven. Het drietal wordt meermaals op het voorplan gezet. Speciaal voor dit evenement werd Gone west gecomponeerd, dat uit heel verschillende delen bestaat en behoorlijk ingetogen begint. De vele blazers wisselen elkaar af in het opeisen van de hoofdrol en de ritmes rollen over elkaar. De chaos lijkt groot tot alles weer op zijn plaats valt. Uiteindelijk bleek deze groep een aangename verrassing.
Hoewel Het Zesde Metaal (dat ik onlangs voor het eerst zag op Leffingeleuren) net een nieuwe plaat uitheeft (Nie voe kinders) kozen ze voor een aangepaste set met nummers die heel vaak gelinkt waren aan oorlog. Niets doen is geen optie werd zelfs aangekondigd als een vrolijk liedje over de oorlog. Een vertaling in het dialect van West-Vlaanderen van Jaurès van Jacques Brel werd gevolgd door een onafgewerkte pianosonate van de Brits-Australische componist Frederick Septimus Kelly die de band dan maar zelf afgewerkt had (en aangevuld met gitaar, bas en drums). Kelly had die immers zelf niet meer kunnen voltooien omdat hij sneuvelde aan de Somne in 1916. Tussenin zaten wel mooie liedjes als Nie voe kinders, Ier bie oes en Genezen. Hun grootste successong, Ploegsteert, de ode aan wielrenner Frank Vandenbroucke, paste dan weer niet in dit kader en lieten ze dus achterwege.
De grote publiekstrekker was Ozark Henry. Met een kakelvers live-album onder de arm besteeg hij samen met een drummer en een jonge toetseniste-zangeres het podium in de tent. Het hele concert werd een strakke, wat minimalistische setting aangehouden, met zwart, het rood van de drums en wit licht, nu eens fel, dan weer zachter. Het zag er allemaal gestileerd uit en ook het wisselen aan de keyboards en het slaan op de floortoms door Piet Goddaer en de zangeres zag er strak uit. De visuele kracht van het geheel kon echter niet helemaal verhullen dat de Kortrijkzaan zowel muzikaal als in zang toch beperkt is, waardoor er na een tijdje wat onderlinge inwisselbaarheid van de nummers optreedt. Zo hoor je dat sommige voorgesprogrammeerde samples en loops doorheen zijn werk terugkomen. Het loopje uit zijn vroegste single Dogs and dogmen, een song die niet in de set zat, herkenden we in een nieuwer liedje en ook de opbouw en de manier waarop de extra percussie ingebed werd, bleken elementen die als argumenten kunnen dienen voor wie beweert dat hij zichzelf toch wat herhaalt. Het merendeel van het publiek echter wist dit bijzonder te smaken en na een bisronde kreeg het trio een staande ovatie.
Je kan dit concertverslag ook hier lezen op Indiestyle.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten