08 september 2012

Wovenhand



16 Horsepower is al lang geleden intussen, en met The laughing stalk heeft David Eugene Edward met Wovenhand al een zevende studio-album uit. We kennen mensen die nog steeds terugverlangen naar de eerste band (hoewel Edwards in elk interview en elk gesprek dat mensen met hem hebben, herhaalt dat er teveel gebeurd is om een reünie ooit nog mogelijk te maken, en dat hij daar zelf geen enkele behoefte aan heeft). We kennen ook mensen die daar vrede mee nemen en intussen al lang genieten van Wovenhand. En ook voor hen zal dit album misschien toch wel even wennen zijn.
Pascal Humbert, die er al sinds 16 Horsepower bij was, verliet na de tour bij de vorige plaat (The threshingfloor) Wovenhand om in Frankrijk zijn vader te helpen in de wijngaard. Er volgde een herschikking van de groep (enkel Edwards en drummer Garrison bleven over), en samen werkten ze aan deze nieuwe plaat. Wellicht markeert het eerder dit jaar uitgebrachte live-album Live at Roepaen het einde van een tijdperk voor de band, want we horen een toch wel grondig veranderde band.
Die verandering is wellicht mee veroorzaakt door de samenwerking met producer Alexander Hacke (van Einstürzende Neubauten en Nick Cave And The Bad Seeds), met wie Edwards bevriend raakte tijdens de (lopende) reünie van Crime And The City Solution.
Wat meteen opvalt is hoe de electrische gitaren een prominentere plaats gekregen hebben, en daarmee de plaat op het eerste gehoor minder zwaar laten klinken. Het typische americana-gevoel is daarmee ook een beetje weg, zij het natuurlijk niet helemaal. Wat we in de plaats krijgen, is echter ook erg boeiend en zal, zo vermoeden we, live zeker vonken geven. Een overtuigend voorbeeld van de nieuwe sound is King o king, waarin de gitaren gieren en er een kracht ontwikkeld wordt van een orkaan, die raast over de stad (waar we voorheen bergen, dorpjes, uitgestrekte velden,... verbeeldden bij de muziek).
Het bezwerende dat altijd al de muziek van Edwards karakteriseerde, blijft een wezenskenmerk van Wovenhand, zoals we o.m. in Closer kunnen horen. In de openingsnoten van opener Long horn horen we een synthese van de oude en nieuwe Wovenhand. Kenmerkend aan Maize is de piano die weggelopen lijkt uit een "murder ballad" van Nick Cave.
Er staat geen enkele ondermaatse song op dit album, en eens je de verwachtingen die de vorige albums hebben geschapen, wat hebt kunnen loslaten, ontdek je een prachtig album dat zich naast Blues funeral van Mark Lanegan mag hijsen bovenaan de lijstjes die zich 's zomers al in menig hoofd schuchter beginnen vormen.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

Geen opmerkingen: