13 september 2012

Emanuel And The Fear


De zes Brooklyners van Emanuel And The Fear zijn al aan hun vierde album toe. In het jaar waarin de Maya’s het einde van de wereld zouden gesitueerd hebben, leek het hun ideaal om hun songs over veranderingen vast te haken aan Janus, de Romeinse god van “het begin en het einde”, die steevast met een dubbel hoofd afgebeeld wordt.
The Janus mirror klokt af na iets meer dan 40 minuten, netjes verdeeld over 8 nummers die soms weids genoeg klinken om Muse naar de kroon te steken. Samuel is zo een song, waarin opwaartse krachten vijf minuten lang tekeergaan en een stippellijn trekken van T-Rex naar Muse. Als stadions de ultieme droom zijn voor deze band, hebben ze hun anthem alvast beet. Wie nu echter de indruk zou gekregen hebben dat ze enkel uit dat ene brede vat tappen, moet maar eens luisteren naar de violen in Grey eyes en het haast pastorale eerste deel van dat lied, waarin The Waterboys ten tijde van Dream harder niet ver weg zijn. Ook opener en titelsong The Janus mirror kent een erg Waterboys-achtig begin, waarna zangeres Liz halfweg de vocale fakkel doorgeeft.
De band heeft overigens een voorliefde voor complexe composities en tracht met de inbreng van strijkers en fluit het klassieke rockidioom wat te verbreden. Die hang naar méér is goed merkbaar in Wooble, al klinkt het resultaat toch vooral als een interessante oefening, eerder dan als een geslaagd popnummer. Halfweg het zeven minuten durende lied hebben we al iets te veel wisselingen achter de kiezen om de rode draad nog vast te kunnen houden, en je moet al van heel goeden huize zijn om daarmee toch nog een pareltje te maken, zoals Radiohead wél deed met Paranoid android. Gelukkig mogen we daaraan toevoegen dat meerdere luisterbeurten de kwaliteiten die Wooble wel in zich heeft, beter tot hun recht laten komen.
Foothills of a fire lijdt een beetje aan hetzelfde syndroom en wil teveel goede ideeën in één song proppen. We horen veel goeds maar de overdaad schaadt. Het helpt niet dat we alweer voorbij de zes minuten eindigen, en de laatste minuut is ook wat teveel progrock naar onze smaak. Het rustpunt Black eyes is welgekomen, al heeft het te weinig om het lijf om te beklijven. Een goed evenwicht wordt wel gevonden in My oh my, dat net aan de goeie kant van de scheidingslijn met bombast blijft en mooi gebruik maakt van de contrasterende mannelijke en vrouwelijke vocalen. Het is fijn dat daarna ook nog All we all geweldig single-materiaal blijkt, met een vleugje Supergrass en samenzang die het publiek moet kunnen meevoeren tijdens concerten naar die parallelle wereld die muziek dan hoort op te roepen.
Emanuel And The Fear heeft duidelijk métier en goede ideeën te over. Als ze erin slagen daar nog beter een goeie balans in te brengen, kunnen ze vast nog een pak beter dan wat ze hier laten horen.

Je vindt deze recensie ook hier op Indiestyle.

Geen opmerkingen: