14 juli 2010

Budam

Het is met de muziekscene op de Faroer Eilanden als met hun nationale voetbalploeg : je weet ergens wel dat het bestaat, maar wie denkt er echt ooit eens aan ?

Inschatten wat je mag verwachten, is dan ook zeer moeilijk als je een album (Stories of devils, angles, lovers and murderers) voorgeschoteld krijgt van één van de weinige inwoners van deze eilanden, ergens tussen Schotland en Ijsland in. Gezien de muzikale verwennerij die we de laatste jaren (sinds
Sigur Ros) mochten ontvangen uit Ijsland, hadden we ons al ingesteld op de perfecte soundtrack bij slapende vulkanen en uitgestrekte ijsvlaktes, en hop, daar valt Budam binnen als Tom Waits ten tijde van The black rider : stomende cabareteske muziek met instrumenten die je in visserscafés op afgelegen plaatsen verwacht. Het zou ons niet verbazen mochten kruiken bier hevig meegewiegd worden, natuurlijk onhoorbaar op een zilveren schijfje.
In de eerste drie nummers wordt er vrolijk van hetzelfde vat getapt.
Budam heeft niet de typische grom waarmee Tom Waits zo imposant kan uitpakken, en wellicht is dat het tikkeltje extra dat we dan nog missen. Maar dat gemis wordt langzaamaan goedgemaakt. Naarmate we verder opschuiven in de tracklist, schuifelt hij meer en meer weg van het geluid dat het openingstrio kenmerkte. Er blijven oorspronkelijk nog heel wat echo's van Tom Waits, maar dat zijn dan stilaan associaties naar de Waits voor hij aan het grommen sloeg.
Vanaf het vierde nummer dachten wij spontaan ook nog wel eens aan
Nick Cave en later zelfs aan The Walkabouts, maar Budam had ons dan al overtuigd dat hij een eigen smoelwerk (én geluid) heeft.
We verlaten de ruige zeemansbar niet meer (in onze fantasie verbroederen de schapenboeren en de ruwe walvisjagers terwijl ze de stoerdoenerij langzaam inruilen voor hartverscheurende verhalen over de miserie die hen treft in de vorm van kanker en begrafenissen van dierbare vrienden). Budam neemt de tijd om zijn verhalen op te bouwen, ook muzikaal, en de jazz-, blues- en americana-invloeden nestelen zich in de nummers. Hoogtepunten zijn “Balthazar and the angel”, “The yoni” en het magistrale kankerepos (het klinkt morbide, maar anders kan ik het niet noemen) “Da da dey da dey”. Alle nummers zijn trouwens met elkaar verbonden en moeten samen een verhaal vertellen.
Een bijzondere vermelding gaat ten slotte naar “Do that thing”. Gehijg van een vrouw en een man vormen niet alleen de voorbode van de geile dialoog die zich tussen hen ontvouwt, maar werkt ook als uitstekende outro. De expliciete tekst laat zich uitstekend bedienen van muziek die zich op een niet voor de hand liggende manier naar een climax laat voeren en dit nummer is zowat het meest sexueel opwindende, geile nummer dat we in jaren gehoord hebben. Het bevat voorspel, pompende opwinding, het hoogtepunt én de sigaret nadien...
Als dit album representatief is voor de muziekscene van die onbekende eilanders, wordt het de hoogste tijd om ter plaatse eens de muziekbars te gaan afschuimen...

Je vindt deze recensie ook hier op Indiestyle.be

Geen opmerkingen: