12 mei 2018

Ry Cooder


Toen Rock Werchter nog een dubbelfestival was met een editie in Torhout, zag ik op een Westvlaamse weide in 1990 Ry Cooder samen met David Lindley. Meer ongeïnteresseerd een concert beluisteren kan amper, zo'n tien tot vijftien jaar vooraleer ik de waarde van Ry Cooder en zijn oeuvre leerde te waarderen. Sinds ik het licht zag (of toch dàt licht), heb ik me dat al vaak beklaagd, maar ja, het verleden verander je niet meer.
Het verleden en dan vooral muzikale tradities, dat is precies hetgeen waarin Ry Cooder uitblinkt: hij weet het op te rakelen, interessant te maken, eigentijds te maken, al is tijdloos vaak een juistere omschrijving. En daar hoopte ik dus op bij alweer een nieuwe plaat, The prodigal son, die net uit is. Zes jaar zat er tussen de vorige (Election special) en deze.
En ja hoor, we worden opnieuw vergast op songs die zowel vertrouwd als fris klinken, die putten uit genres van de Amerikaanse muziekgeschiedenis die zulke sterke wortels hebben dat ze nooit meer weg te denken zijn uit mijn luisteruniversum. Zo is Everybody ought to treat a stranger right als een chain gang bluessong waarin Cooder de slide guitar hanteert zoals dat toch wel zijn handelsmerk geworden is. De titelsong houdt het midden tussen een bluessong, een gospel en een leuk folkrockdeuntje.
Op dit album vinden we naast nieuwe songs van de hand van Cooder zelf ook herinterpretaties van muziek van onder meer Blind Willie Johnson (Everybody ought to treat a stranger right en Nobody's fault but mine, ook bekend van Led Zeppelin), Blind Roosevelt Graves (I'll be rested when the roll is called) en The Stanley Brothers (Harbor of love). Wat Cooder ermee aanvangt, tart mijn verbeelding: nooit eerder klonk Nobody's fault but mine zo doordringend, zo doorspeend van wroeging, zo fatalistisch en defaitistisch. I'll be rested when the roll is called is heerlijke bluegrass waar je niet anders dan vrolijk van kan worden. You must unload (origineel van Blind Alfred Reed) krijgt een haast Ierse folktoets mee en klinkt als een oproep die je niet wil negeren omdat hij zo mooi geformuleerd wordt. 
Ry's zoon Joachim Cooder speelde net als bij vorige platen een grote rol in het meeschrijven en inspelen van de nummers. Vader en zoon zijn al sinds halfweg de jaren negentig partners in crime in het in leven houden van muziekstijlen die de mainstream moeilijk bereiken. Het begon voor hen samen met A meeting by the river (met de Indische muzikant V.M. Bhatt) en met Buena vista social club, dat Cubaanse muziek heel erg op de kaart zette. Ook hier leidt hun samenwerking weer tot heel wat moois.
Ik kan niet genoeg zeggen hoezeer de hele discografie van Ry Cooder het verdient vaak beluisterd en herbeluisterd te worden door al wie ook maar een greintje interesse heeft in de wortels van populaire muziek. Maar bovenal, en dat bewijst ook deze plaat weer, het is gewoon hemels mooie muziek die je mag absorberen als een spons.

Beluister hieronder het volledige album:

Geen opmerkingen: