24 februari 2020

Catalina Vicens


Wie mij enkel als volwassene kent, kan het zich wellicht moeilijk voorstellen maar ooit was ik zeer actief in de parochie waar ik woonde. Al als kind was ik misdienaar (tot na de middelbare school zelfs), ik werd lector, catechist en zat zelfs een tijdje in de parochieploeg, het dagelijks bestuur zeg maar van de parochie. Veel meer wil ik daar hier niet over kwijt, tenzij dat ik van de onderpastoor vernam hoe goed en mooi het kerkorgel (van Ledeberg) wel niet was en ook dat onze koster-organist bekend stond als heel goed en een graag geziene en veelgevraagde muzikant was die andere "bekende" (dat klonk toen in mijn oren als een grap: bekende kerkorgels) orgels mocht bespelen.
Waarin ik wel hoorde hoe goed hij was, waren de stukken die hij speelde en improviseerde tijdens de communie. Dat is een vrij lange tijd die hij moest vullen met muziek en hij varieerde dan vaak op liederen die eerder in de dienst gezongen en gespeeld waren. Je hoorde dat hij een goed luisteraar was, een goede improvisator en een zeer bekwaam organist.
Die herinneringen dreven meteen weer boven bij het beluisteren van de 40 songs tellende, meer dan twee uur durende plaat Organic creatures van Catalina Vicens. De Chileens-Zwitserse bracht net bij het Gentse label Consouling dit album uit en dat gebeurt niet toevallig in dit Van Eyck-jaar want één van de orgels waarop ze haar composities, een mengeling van klassieke en nieuwe werken, mocht spelen, is het Van Eyck-orgel, een reconstructie op basis van het Lam Gods (daarop zie je op een zijpaneel een engel het orgel bespelen).
Dat de plaat zo lang duurt, geeft je als luisteraar, zeker als dit niet het soort muziek is dat je regelmatig beluistert, de tijd om in die wereld onder te duiken, in de klanken, in het instrument en zijn register. En dan hoor je hoe goed de combinatie werkt van oudere muziek (die bijwijlen aan die uren in de kerk doen denken) en nieuwe composities die de toets van hedendaagsheid met verve dragen.

Je kan deze plaat hier kopen via Consouling en hieronder alvast beluisteren:

22 februari 2020

Greg Dulli


Tijdens de hoogdagen van Afghan Whigs had Greg Dulli iets onweerstaanbaars dat zijn goede looks oversteeg. Het zat hem ook in die stem die hoger klom dan je zou verwachten en die een jongensachtige onschuld uitstraalde die in scherp contrast stond met de pijnlijke teksten. Wie luisterde naar wàt hij zong, hoorde een getormenteerde jongeman die van het leven al enkele klappen had gekregen, wie luisterde naar hoè hij zong, kreeg de indruk de populaire jongen van de klas te horen, die fluitend door het leven zeilt en wie het geluk in de schoot valt.
Op het verkeerdelijk als eerste solo-album bestemde Random desire zijn we dertig jaar later en dat hoor je. Eerst even een terzijde: in 2005 maakte hij al Amber headlights dat hij uitbracht onder eigen naam, al waren deze songs bedoeld voor een tribute project voor zijn overleden vriend Ted Demme. Drie jaar na de plaat van dat project, Blackberry Belle van The Twilight Singers, bracht hij de originele versies uit op zijn eigen label Infernal Recordings. Maar terug naar Random desire: soms hoor je echo's van de jeugdige Dulli, van Afghan Whigs ten tijde van Gentlemen. The tide, Pantomima en Sempre klinken daardoor zeer vertrouwd. Maar gelukkig zoekt hij het vaker ook in andere registers: ballads gedragen door een pianoriedel (Slow pan), een heel ander vocaal register (Lockless) of toch nog alternatieve rock maar dan met veel meer rust dan voorheen (It falls apart). Daardoor klinkt Random desire vooral als de volwassen plaat van een jeugdheld die eindelijk zichzelf puur en verlost van de toegevingen aan mede-bandleden durft tonen.

Beluister hieronder het volledige album:

21 februari 2020

Gelezen (139)

Over geweld - Hannah Arendt


De filosofe Hannah Arendt schreef deze tekst niet zo lang na de studentenrevolutie van 1968 en hoewel dat sommige voorbeelden misschien wat gedateerd maakt, blijven de inzichten in dit boek over geweld (en de verhouding tot macht, voornamelijk) ook vandaag interessant. Alleen: zo'n filosofisch boek lezen is altijd ook wat worstelen met de veelheid aan concepten en ideeën, die tijd nodig hebben om ze te laten bezinken.
Ik vroeg me ook af hoe ze naar sommige ontwikkelingen van de laatste decennia zou kijken vanuit die bril van macht en geweld...
 


Niets in zicht - Jens Rehn


Jens Rehn heeft een mooi (anti-)oorlogsboek geschreven en vermeldt daarin amper oorlogsgevechten. Toch beklijft het verhaal van twee drenkelingen in een rubberboot op de Atlantische Oceaan, één Amerikaan en één Duitser, net door de afstandelijkheid waarmee de personages benaderd worden en de vaagheid van de context. Daardoor komt de focus te liggen op de universele strijd om te (over)leven en op de gedachten van de hoofdpersonages. Gekweld door dorst (naast andere ontberingen) en voor één van hen zelfs een schotwond waardoor hij een arm kwijt is, drijven de twee op het water zonder veel hoop op redding, want hoe vaak en hoe intens ze ook turen, steeds is het "niets in zicht". De auteur slaagt erin om in dit prachtig boek zeer scherp existentiële thema's aan te raken zonder gruwel expliciet te maken, maar tussen alle regels door lees je hoe het bestaan zelf zich van zijn hardste kant laat zien.

Naziliteratuur in de Amerika's - Roberto Bolaño


Roberto Bolaño beoefent hier een wel heel bijzondere vorm van romanschrijfkunst, door zijn boek op te vatten als een verzameling biografieën van Amerikaanse rechtse auteurs (dichters, romanschrijvers,...) die allemaal gemeen hebben dat ze nooit echt bestaan hebben en ontsproten zijn aan zijn fantasie. De personages staan soms in onderling verband, soms niet, ontmoeten soms reële historische figuren en situeren zich zowel in Zuid-Amerika, Midden-Amerika en de Caraïben en zelfs de VS. De schrijver weet hun levensverhalen op een vlotte, aangenaam leesbare manier te brengen en je vergeet haast dat deze mensen nooit echt bestaan hebben en hun werken evenzeer verzonnen zijn.

Over normaliteit en andere afwijkingen - Paul Verhaeghe


Wie bekend is met het werk van Paul Verhaeghe (of zelfs, zoals ik, ooit les van hem kreeg) zal in dit beknopte boek wellicht weinig nieuws vinden. Toch is het een interessante en vlotte (en niet al te uitgebreide) inleiding tot het denken van de maatschappijkritische psychoanalyticus.
Het opzet van het boek is overigens wel zeer interessant. De uitgevers van deze reeks (Nieuw licht) vragen een auteur om een belangrijk werk uit b.v. de filosofie te herlezen en te becommentariëren vanuit de huidige tijd. Zo trekt Verhaeghe hier aan de slag met de "Geschiedenis van de waanzin" van Michel Foucault en toetst hoe relevant dat boek nog is voor deze tijden en welke ideeën van toen te herkennen zijn in wat zich tegenwoordig rondom ons afspeelt.


Oostwaarts. Reizen door de Balkan, het Midden-Oosten en de Kaukasus - Robert D. Kaplan


Net als Balkan ghosts, waar dit boek in zekere zin een vervolg op is, combineert Robert D. Kaplan reisverhaal en politieke analyse in een boeiend relaas waarin zijn journalistieke contacten hem helpen vanuit de geschiedenis van de bezochte landen hun huidige status en mogelijke toekomst te begrijpen. Al is de analyse intussen ook alweer zo'n twintig jaar oud, ze blijft verhelderend, want Kaplan bezoekt niet alleen enkele Balkanlanden opnieuw maar reist verder naar het Midden-Oosten (Turkije, Syrië, Libanon, Jordanië en Israël) en de Centraal-Aziatische landen van de Kaukasus (Georgië, Armenië, Azerbeidjan en Turkmenistan). Zijn voorspellingen zijn zeker interessant maar doordat die landen zo weinig in onze berichtgeving voorkomen, zou het wat opzoekwerk vergen om te checken wat er intussen (al) van uitgekomen is...

15 februari 2020

Jozef Van Wissem


Nog nooit heb ik op een fuif iemand horen uitroepen "ah, eindelijk: de luit!" en nog nooit heeft een mainstreamartiest gedacht dat hij of zij nog enkele duizenden exemplaren van zijn topalbum meer zou kunnen verkopen als hij er maar ergens het geluid van dit wonderlijke instrument prominent een plaats op gaf. En, eerlijk gezegd, dat is een beetje jammer want muziek zou niet enkel mogen draaien om floorfillers en gouden platen. En af en toe, zo een paar keer per jaar, zou je als muziekliefhebber verrast moeten kunnen worden door prachtige composities die de luit de plaats geven die het instrument verdient.
Gelukkig ken ik iemand die al heel lang zijn liefde voor luit luid rondbazuint middels platen die, sinds ik hem ontdekte, telkens weer weten te bekoren. De in Brooklyn wonende Nederlander Jozef van Wissem heb ik op deze blog al meermaals aangeprezen en dat zal ik ook bij de release van zijn nieuwste plaat, Ex mortis, niet nalaten. Al word ik beschouwd als een roepende in de woestijn, roepen zal ik!
Absoluut hoogtepunt op deze plaat is het duet met Jarboe, bekend van Swans. Vox populi vox dei combineert de lieflijkheid van de muziek van Jozef van Wissem met het afwisselend lugubere en bovenaardse van de zang van Jarboe. De tegenstelling uit de titel wordt opgeroepen door lage stemmen en een soort hogere stem uit de hemel, maar dan wel één die niet engelachtig klinkt. Hoe vaak je deze song ook beluistert, intrigerend en fascinerend blijft hij. 
Dat geldt zeker ook voor nummers als Gnosis (dat zowaar modern klinkt door de evocatie van een beat eronder) en Consume the sacrifice waarin percussie de ruimte voor de luit afbakent. Zoals wel vaker weet Jozef van Wissem een orgelpunt te plaatsen met het zware, droefgeestige You are in me and I am in you eternally.

Beluister hieronder het volledige album, dat je hier kan kopen bij Consouling:

12 februari 2020

Gelezen (138)

Het lichaam: een reisgids - Bill Bryson


Ik kan je wel vertellen dat ik bijzonder blij was toen ik van mijn lief dit boek cadeau kreeg met nieuwjaar. Net als in zijn vorige boeken (althans, diegene die ik al las) slaagt Bill Bryson erin een moeilijk, wetenschappelijk en ruim onderwerp als het menselijk lichaam op een heldere, leerrijke en ook vaak grappige wijze begrijpelijk te maken. Systematisch verkent hij per domein van het lichaam de beschikbare kennis en vertelt daarbij ook over de geschiedenis van het tot stand komen van die kennis. Daarmee is het niet alleen vanuit biologisch standpunt maar ook vanuit historisch oogpunt vaak heel interessant.

De kolonel krijgt nooit post - Gabriel García Marquez


Hoewel een korte roman (minder dan 100 bladzijden) beschouwde de Colombiaanse Nobelprijswinnaar dit toch als zijn beste werk. In dit verhaal over een kolonel die al een eeuwigheid wacht op een beloofde vergoeding door de overheid voor het vervullen van zijn plicht, weet Gabriel García Marquez de armoede, de wanhoop en het geloof in een illusie zo treffend te beschrijven dat je hoopt op een goede afloop. Ik kan goed begrijpen waarom de auteur zelf zo tevreden was over dit boek: bondiger en afgemetener kan je een verhaal niet vertellen en toch de essentie ervan vatten.

Mythos. De Griekse mythen herverteld - Stephen Fry


Als die excentrieke oom die gestudeerd heeft en aan wie je letterlijk alles mag vragen, zo hervertelt Stephen Fry de Griekse mythen in dit boek. Daarbij legt hij verbanden uit, maakt zij-uitstapjes naar o.a. Shakespeare en Lord Byron, duidt de etymologische verbanden tussen de personages en de dingen die in het Grieks naar hen vernoemd zijn en tovert daarmee zo'n wereld te voorschijn van cultuur, helder gemaakt voor iedereen, dat je bewonderend dit boek uitleest.

10 februari 2020

Clock Opera


Hun debuut Ways to forget in 2012 was zo veelbelovend dat ik de naam Clock Opera al opschreef bij mijn lijstje altijd in het oog te houden bands. Vijf jaar later pas kwam er een vervolg en gelukkig hebben we dit keer niet zo lang moeten wachten, want kijk, daar is Carousel. Dit derde album lost gelukkig de verwachtingen in met die bijzondere muziek die ook al hun debuut kenmerkte.
De grootstedelijke sound blijft aanwezig: een frenetieke mix van electronica en gitaren, gejaagd klinkend als het nooit aflatend verkeer en nooit helemaal tot rust komend. Maar sinds 2012 zijn vele steden veranderd: de auto kreeg een minder prominente plaats en de levenskwaliteit van de bewoners kreeg meer prioriteit, inclusief de broodnodige rust af en toe. Het lijkt wel alsof de Londense band mee geëvolueerd is. Waar ze ons niet echt rust gunden op dat debuut, mogen we nu achteroverleunen in onze trendy cocktailzeteltjes in de loft bij Imaginary nation en dompelen ze I surrender weliswaar in een bad electronische geluiden tot het er druipend weer uit komt, maar toch voel je bij beluistering de rust en berusting die ook al in de titel zit.
Maar geef mij toch maar het welhaast hyperkinetische, duidelijk 21e-eeuwse geluid van Howling at the moon of Snake oil, waarin de band zich op zijn best laat zien.

Beluister hieronder het volledige album:

09 februari 2020

John Moreland


Alleen al A thought is just a passing train is de aanschaf van LP5 van John Moreland waard, want songs als deze komen je niet elke dag aandwarrelen. Het is niet alleen een lekker relaxt nummer maar naarmate het vordert, komen de funky toetsen meer op de voorgrond te staan.
Het is iets wat me nog meer opvalt aan dit album: hoewel de liedjes duidelijk een plaats hebben in de wondere wereld der singer-songwriters, krijgen ze veel diepte mee door funky bassen en een soulvolle productie. De artiest uit Tulsa (Oklahoma) heeft zijn muziek duidelijk verankerd in een bedje van roots maar durft buiten de lijntjes te kleuren en daar hou ik wel van.
In songs als I always let you burn me to the ground voegt hij aan het klassieke palet immers weidsheid toe, de mondharmonica klinkt zalig in Let me be understood en East october ontpopt zich tot een verrassende oorworm. 
Deze plaat heeft me benieuwd gemaakt naar zijn vorige vier platen...

Je kan dit album hier kopen via zijn Bandcamppagina en alvast hieronder beluisteren:

08 februari 2020

Rumours


Er gaat een kracht uit van de EP How many roses van Rumours die je verrast. Op het label van Fenne Kuppens en Kobe Lijnen (allebei lid van Whispering Sons) debuteert die Gentse viertal met vijf songs die de mystiek van The Knife in ere houden met toegankelijke dreampop. Seven imiteert helikoptergeluiden vooraleer uit te barsten in een gothic dancenummer en het titelnummer dwaalt door een nachtelijk bos in een wapperend slaapkleed. Alle songs wekken onze fantasie en de stem van de (beide?) zangeressen neemt je bij de hand op ontdekkingstocht door een donkere maar fascinerende wereld.

Je kan de EP hier kopen via de Bandcamppagina van Sentimental en hem hieronder alvast beluisteren:

07 februari 2020

Matt Watts


Laten we hier maar meteen duidelijk over zijn: Queens is, hoe goed ik Wayward wind ook vind, de beste plaat die Matt Watts al maakte. De folk die zo overheerste op de vorige platen van de in ons land wonende Amerikaan is verruild voor een rijker geluid en de singer-songwriter klinkt, ondersteund door zijn groep met o.a. (ex-)leden van Zita Swoon, Die Anarchistische Abendunterhaltung, Dez Mona en Guido Belcanto, vooral volwassener. 
Dat hoor je onder meer in een song als Smoke all around my brain, een muzikaal gelaagd nummer dat zich naadloos invoegt in decennia rock- en popgeschiedenis alsof het er altijd al geweest is, of het heerlijk uitwaaierende Penniless carpenters dat zijn country-toetsen spaarzaam genoeg uitspeelt om het beste van twee werelden te verzoenen. Gastvocalen worden ingezet waar ze het lied naar een hoger niveau tillen: With every healing mile begint al als een verhaal over een man die zijn eigen liefde vreest en niet in het gezicht durft te kijken en dan verlenen de vrouwenstemmen op de achtergrond extra dramatiek. Op There I have come for you, een heerlijke country-meestamper (maar dan van het soort dat niet de clichés omhelst maar de essentie van het genre), horen we Jim White meezingen als was hij de "wing-man" op de weg van het leven. Sandy Dillon levert dan weer haar bijdrage aan Song for James, dat de vergankelijkheid van roem omarmt en door Dillon's bijna smachtend zingen nog triester en fatalistischer klinkt. 
Maar er is meer: de cover van Billie Jean (van Michael Jackson) zegt vaarwel tegen de dansbare productie van Quincy Jones en knuffelt de kwetsuren die het drama de hoofdrolspelers heeft laten oplopen. Niet langer worden we weggeleid van het verhaal door dansmoves en blitse pop maar worden we gedwongen écht te luisteren naar de tekst. En ook de twee bonustracks zijn zeer de moeite waard. I don't know where my baby is is een vertaalde versie van Ik weet niet waar mijn meisje is van Guido Belcanto, die hier in duet gaat met Matt Watts. Hier wordt het bewijs geleverd dat Belcanto door het beperkte bereik van zijn taal (en taalgebied) belemmerd wordt om erkend te worden als de grote songwriter die hij toch is. En Eriksson Delcroix wiegen lekker mee op het lome Rachel, een song die je meeneemt naar Amerikaanse weidsheid vanuit je schommelstoel.
Matt Watts bewijst op deze plaat dat hij nog steeds een fantastische verhalenverteller is en doet dat met een muzikaal palet dat door de jaren heen gevarieerder, rijper en minder aan één genre gebonden is. Zijn debuut destijds met The Calicos (die tegenwoordig hun eigen weg gaan) kreeg jammer genoeg niet de aandacht die het verdiende dus ik smeek u: maak niet dezelfde fout en laat de eer en lof die Matt Watts met deze plaat toekomen, eindelijk zo groot zijn als hij verdient.

Je kan deze plaat hier kopen via Starman Records en alvast hieronder beluisteren:

06 februari 2020

Blue Yser


Blue Yser, het muzikaal alter ego van Mathias Bourgonjon, is een fijne Brusselse singer-songwriter die net zijn eerste EP uit heeft: At times, present. Daarop vind je vijf mooie, kleine popsongs die vooral drijven op de zoete stem van de Brusselaar. Zo weet Land of time een snaar te raken door een combinatie van goeie poprockmelodie en een licht nostalgische zang. De songs klinken overigens stuk voor stuk tijdloos, niet onderhevig aan de mode van het moment maar hadden eender wanneer in de voorbije twintig jaar uitgebracht kunnen zijn. Goed debuteren is half gewonnen, zullen we maar zeggen.

Beluister hieronder de volledige EP:

Retro review: Gavin Friday And The Man Seezer


We duiken terug in de tijd naar begin jaren negentig, toen ik nog studeerde en in mijn vriendenkring een jongeman zat die nog meer van muziek afwist dan ik. Op een dag, wellicht in de late uren in een café in het Gentse Patershol, raadde hij me een plaat aan. Het is te zeggen: hij noemde ze nog niet maar zei dat hij me een album zou uitlenen waarvoor ik zijn instructies voor het beluisteren strikt moest opvolgen. En die luidden als volgt: je doet het licht uit 's avonds, als het buiten donker is, zodat er enkel wat licht van buiten je kamer binnenvalt. Je legt je op bed klaar om te luisteren en zorgt dat niemand je komt storen. In die volledige visuele en auditieve stilte druk je op de play-knop en je beluistert de plaat in één enkele keer, daarbij je best doend om elk woord te verstaan en in je op te nemen.
Ik volgde de instructies en het effect was dat ik meer dan gewoonlijk de plaat in me binnen liet stromen, met volle aandacht. Ik luisterde naar mijn andere platen immers meestal terwijl ik bezig was en dus minder aandachtig, maar de instructies dwongen mij enkel Gavin Friday's plaat Each man kills the thing he loves toe te laten. En mijn god, wat was dit een prachtplaat!
Ik kende vooraf de Ier niet en had weliswaar al Apologia (dat op deze plaat staat) gehoord in een uitvoering op de eerste 2 meter sessies-compilatie (mooi maar die plaat staat dan ook vol parels). Ik wist niks van zijn verleden bij The Virgin Prunes (een groep waarvan ik later platen zou kopen en uitlenen uit de bib en die me verraste, deels omdat er toch nog een brede kloof gaapt tussen wat zij uitbrachten en het solo-werk van Friday). 
Each man kills the thing he loves is het solodebuut van Gavin Friday en de titel komt uit een gedicht van Oscar Wilde (The ballad of Reading gaol). Behalve The Man Seezer (waarover straks meer) spelen ook Bill Frisell en Marc Ribot mee op deze plaat. Het album kan je horen als een verhaal waarin verschillende stadia van rouw om wat was (een verloren liefde, verloren illusies, een schrikbarende blik op de eigen sterfelijkheid en kwetsbaarheid,...) elkaar afwisselen maar het is toch vooral een verzameling songs waarin Gavin Friday zijn liefde voor Oscar Wilde, Brecht en Weill, cabaret en theatraliteit en drama tentoonspreidt, in songs die gedoseerd de rauwheid van emoties (niet in het minst woede) exploreren. Daarbij doet geen enkele song onder voor de andere en er zitten echt wel parels tussen: behalve het al genoemde Apologia (dat intussen mijn favoriet geworden is) bijvoorbeeld ook covers van Brel (Next!, bij Brel Au suivant! getiteld) en Dylan (Death is not the end). 
Van Gavin Friday ben ik platen blijven kopen en beluisteren en de Ierse zanger hoort tot mijn favoriete artiesten, onder meer door zijn compromisloze houding als het aankomt op het aanklagen van mistoestanden (niet zelden binnen de Kerk, in Ierland nog altijd zeer invloedrijk). Maar één vraag heb ik nooit verder uitgezocht, tot nu:

Wie is The Man Seezer?

In feite heet hij Maurice Roycroft en was hij pianist en cellist toen Gavin Friday hem ontmoette en na het ontbinden van The Virgin Prunes met hem songs begon te schrijven. Later zou hij zich Maurice Seezer laten noemen. Naast de drie albums met Gavin Friday (dit en verder nog Adam 'n Eve en Shag tobacco) is hij vooral bekend om zijn filmmuziek, onder meer voor films van Baz Luhrmann. Ook voor theater schreef hij muziek en hij herwerkte Peter en de wolf van Sergei Prokofiev voor een benefiet-cd voor een goed doel in Dublin. Verder werkte hij ook nog samen met o.a. Maria McKee, Sinéad O'Connor, Bono (voor de soundtrack van In the name of the father) en Black (die je kan kennen van die ene hit, Wonderful life).

Each man kills the thing he loves is een plaat die je ook zonder de instructies die mij toen gegeven werden, op te volgen. Aandachtig luisteren helpt wel om de volle diepte en rijkdom ervan te waarderen. En wees hier alvast zeker van: nooit zakt deze plaat in en elke song is een bijkomende schakering in een verhaal dat je deels zelf kan vormgeven rond de nummers. En de kans is groot dat ook voor jou dit gaat behoren tot de gekoesterde platen in je platenkast...

Beluister hieronder het volledige album:

05 februari 2020

Interview Uncle Wellington


Enkele weken geleden kon je hier lezen hoe Uncle Wellington nog één keer knalde eer ze een punt zetten achter hun carrière. Voor veel van hun fans zal dit wellicht als een verrassing gekomen zijn. Ik trok erop uit en sprak erover met Jonas Bruyneel (JB), maar ook over heel wat meer:

Met twee singles kondigden jullie ook het einde aan van Uncle Wellington, na vijf jaar. Vanwaar deze beslissing?

JB: Eigenlijk zijn we vroeger begonnen metUncle Wellington, aanvankelijk nog als Uncle Wellington's Wives. Vijf jaar daarvan waren in de huidige bezetting. Deze zomer wouden we beginnen aan de opnames van een nieuwe plaat. We merkten dat de nummers een andere richting uitgingen. Aanvankelijk waren we immers gestart als een folkband, daarna werd het meer folkelektronica en deze songs zouden echt voornamelijk elektronica worden. Ook tijdens onze optreden merkten we dat. Toch voelden we dat zowel bij publiek als concertorganisatoren en platenmaatschappij verwachtingen leefden die niet meer overeenkwamen met wie we geworden waren. Bovendien bleek dat we in België nog maar weinig optraden, dat het vooral in Engeland was en alle bandleden hadden ook andere projecten lopen hier. Daarom besloten we samen om Uncle Wellington af te sluiten. Die beslissing viel op tour en we kozen ervoor om nog twee singles op te nemen, samen met verscheidene muzikanten met wie we samenwerkten op tour, in studio's in de plaatsen waar we kwamen. Zo namen we onder meer op in Bath en in Keighley nabij Manchester. Zo'n tien artiesten spelen op beide singles opgeteld mee met de band. We werkten voor het eerst samen met producer Klaas Tomme, maar voor het mixen kozen we voor Filip Tanghe, met wie we al vijf jaar lang samenwerken. Toon Delanote heeft vanaf het begin alle artwork verzorgd, al sinds de Wives, en hem wilden er ook dit keer bij. Op die manier wilden we Uncle Wellington zoals het was en met het beeld dat het publiek van de band heeft, afronden tot een geheel: dít was Uncle Wellington. Als iemand muziek van Uncle Wellington zoekt in de toekomst, komen ze niet uit bij een band die in feite anders is en andere muziek brengt, maar zo blijft dit één geheel dat als dusdanig herinnerd kan worden, zowel door ons als door ons publiek. Dat leek ons eerlijker dan vervellen, waar we ook niet de mogelijkheden toe hadden omdat je dan de promo nodig hebt die die koerswijziging laat verteren. Dat is eigenlijk enkel weggelegd voor groepen waar zowel publiek als platenmaatschappijen voldoende vertrouwen in hebben zodat ze bereid zijn je in die vervelling te volgen.

Je sprak al over het artwork van Toon Delanote. Hij heeft inderdaad het grafisch aspect van de groep sterk bepaald. Wat maakt zijn stijl zo passend voor Uncle Wellington?

JB: Het begon allemaal toen we als Uncle Wellington's Wives gevraagd werden om te spelen op een vernissage van werk van Toon. Toen we dat zagen, waren we zo sterk onder de indruk dat we voor onze eerste plaat hem vroegen voor het artwork. Ik had toen een lang gesprek met hem waarin ik hem onder meer over het verhaal achter de plaat vertelde, over de dood van mijn zus nu twintig jaar geleden, over de mensen in onze omgeving die we op korte tijd verloren
waren, zonder hem de lyrics te laten lezen van de plaat. Toen hij een voorstel maakte voor het artwork, bleek hij geweldig goed te kunnen luisteren en vatte dit echt die plaat. We hielden ook enorm van zijn stijl, met kleuren over elkaar heen. Bij de tweede plaat gingen we op dezelfde manier te werk. Ik had toen vooral geschreven tegen de achtergrond van de ziekte van mijn vader. Opnieuw wist hij dit heel goed te vatten in beeld. Zo ben ik met hem blijven samenwerken, ook binnen mijn opdracht als stadsdichter (Letterzetter) van Kortrijk. Hij kan immers heel goed luisteren en de gevoelsmatige essentie vatten en weergeven in een beeld. Ook bij deze singles, waarvan de beide hoezen samen één tekening vormen, had ik een gesprek met hem. Er zat dit keer voor mij niet echt een verhaal achter de songs, maar ik vertelde wel hoe we tot de beslissing gekomen waren om te stoppen en hoe de singles tot stand waren gekomen. De emotie daarvan heeft hij dan vertaald in dit artwork, dat ook niet eenduidig te begrijpen valt. We hoorden al van mensen die het nogal een luguber beeld vormen, van een mens die daar ligt. Voor mij persoonlijk is het net een beeld dat veel warmte uitstraalt, alsof iemand op een warm tapijt ligt, erg troostrijk. Het toont ook de zachtheid van handen en drukt troost bij het afscheid uit voor mij. Dat het geen één-op-één betekenis heeft, is net wat ons in zijn werk ook zo aanspreekt.

Als je terugblikt, welk gevoel overheerst dan?

JB: Het is zeker één van de leukste dingen die ik al ooit gedaan heb. We hebben keihard gewerkt en, zoals dat nu eenmaal gaat, hebben we ook veel teleurstellingen opgelopen, maar het gevoel is toch vooral positief.
Er is minder uitgekomen dan we verwacht hadden en we hebben minder mensen bereikt dan we gehoopt hadden. Je kan wel zeggen dat je het niet doet voor het succes, maar je wil toch genoeg mensen aanspreken met je muziek en door genoeg mensen gehoord worden. Dat had beter gekund.

Wat zijn de fijnste of markantste herinneringen?

JB: Vooral aan de tournees hebben we fijne herinneringen, aan hoe we met de mobilhome rondtrokken. Driemaal hebben we op die manier getourd. Het fijne is ook dat we met deze groep altijd op één lijn gezeten hebben, niet alleen wat betreft het muzikale maar ook qua gevoel. Ook toen we besloten te stoppen, had iedereen zowat hetzelfde gevoel op hetzelfde ogenblik. Er is niemand die niet dat gevoel deelde dat in deze vorm we uitverteld zijn. Wel willen (en zullen) we nog samenwerken, wellicht ook met ons vijven, maar het zal niet in deze vorm en onder deze naam zijn.

Hoe zie je dat dan precies?

JB: Ik denk dat het zo een beetje kan zoals bij Mauro Pawlowski. Die doet heel uiteenlopende dingen en soms met dezelfde mensen, maar elke nieuwe verschijningsvorm waarin hij muziek maakt, elke nieuwe gedaante en elke echt nieuwe muzikale weg die hij inslaat, krijgt een andere naam zodat mensen weten wat ze wel en niet mogen verwachten. Wij zien onszelf al langer als een soort gemeenschap van muzikanten die ook heel wat andere dingen, in verschillende combinaties, samen maken. En deze vorm, die we kunnen samenvatten als “Uncle Wellington”, die is uitverteld.

Kan je voor jezelf een absoluut hoogtepunt noemen van die jaren samen?

JB: De tweede show die we speelden in The Exchange in Keighley, nabij Manchester, is voor mij toch wel het beste moment. We hadden daar al eens eerder gespeeld, maar toen waren we daar totaal onbekend en niemand, ook van de zaal, wist wat te verwachten. Het optreden was heel goed en iedereen was daarna zeer blij en vol lof. Toen we er een tweede keer optraden, wisten ze natuurlijk wel al wat ze zouden krijgen. We werden heel enthousiast ontvangen, het was bovendien de verjaardag van Frie en onze mobilhome stond gewoon voor de deur geparkeerd. De afterparty met de eigenaar van de club duurde tot in de vroege uurtjes, we werden samen zo dronken. De man was zelfs zo dronken dat hij het nummer van zijn eigen alarm van de club vergeten was en dat ging daar 's morgens heel vroeg af voor de hele buurt. Ook de shows met Vive La Fête in Nederland en natuurlijk de opening van de tentoonstelling bij de presentatie van onze plaat horen tot de beste herinneringen.

Jullie waren ook altijd artistiek met andere dingen bezig. Dat bepaalde in grote mate mee hoe jullie klonken en hoe jullie zich presenteerden. Waren jullie zich daar zelf sterk van bewust?

JB: Jazeker en het was tegelijk onze sterkte maar ook onze zwakte. De sterkte ervan lag in het feit dat je een bepaald soort publiek aanspreekt, niet enkel op basis van de muziek, maar ook met de video's en het artwork en de tentoonstelling en de teksten. Tegelijk beperkte het ons ook in hoe groot dat publiek zou worden dat we konden aanspreken want voor veel mensen was Uncle Wellington te complex, moeilijk te vatten. Velen willen gewoon een band zien die muziek maakt, horen wat die doen en zien wie het zijn. Het voelde soms alsof we te elitair waren en te weinig nog gewoon een “band” waren. Zo kwamen we zelf weinig in beeld: je ziet ons niet in de clips, onze albumvoorstelling was een tentoonstelling van grafisch werk van iemand anders,...


Wie waren jullie belangrijkste invloeden?

JB: Voor mij als songwriter waren de grote voorbeelden toch vooral Tom Waits, Lou Reed, Nick Cave en niet in het minst Scott Walker, die veel rare maar bijzonder interessante muziek schreef. Daarnaast hadden we een soul- en jazz-zangeres die naar zulke artiesten in het geheel nooit luisterde en een hiphopdrummer. Sven luistert vooral naar echte, pure goed geschreven popmuziek en Esther houdt dan weer vooral van meer experimentele muziek. Eigenlijk zijn er in Uncle Wellington geen twee muzikanten die naar dezelfde
muziek luisteren. Dat maakt dat er nooit “één” invloed was voor de band, maar iedereen hanteert de stijl die past bij de muziek waar hij of zij zelf graag naar luistert. En op een of andere manier paste dat allemaal bij elkaar.

Heeft dat samenbrengen van die verschillende stijlen invloed gehad op de evolutie die Uncle Wellington doormaakte?

JB: Vooral vanuit onze live-optredens groeide toch dat we evolueerden van een band die samenzang tot haar sterkte wou maken naar een groep met de stem van Frie duidelijk op de voorgrond. Wanneer je iemand hebt die zo goed en warm kan zingen, mag je dat niet afzwakken door de zang van anderen errondheen en moet je dat zeker in de refreinen naar voren trekken, niet dan wegstoppen in de harmonie van ons alle vijf samen. Frie kon voordien nooit echt uithalen en tonen wat ze in haar mars had en daar zijn we toch enorm in gegroeid. Zo vreemd was dat overigens niet als je bedenkt dat de eerste EP eigenlijk gewoon gemaakt is in de huiskamer met eigen opname-apparatuur en vanuit ideeën die we hadden, waaronder dat samenzang altijd mooi is. Er was tussen wat we toen deden en wat we live brachten, op dat moment geen verbinding. Naarmate we langer bestonden, werden we ons echter meer bewust van onze sterktes, waaronder dus die fantastische stem van Frie die je niet moet kooien, en dat is wat je vooral qua evolutie hoort.

Hoe gaat het nu verder, voor jou, voor de andere bandleden?

JB: Iedereen is druk bezig met vanalles. Frie en Renaud spelen samen in de hiphopband Shore Shot en brengen in mei een plaat uit. Esther toert momenteel met Jan Verstraeten en met Noémie Wolfs. Zelf maak ik samen met Frie deel uit van de live-band van Vincent Coomans en hij brengt nog dit voorjaar een EP uit, waarvan ik de productie doe en die hier opgenomen is bij mij. Samen met Esther speel ik ook in WolfeWolfe, nederlandstalige triphop met een klarinet en met poëzie van mezelf. Esther speelt dan weer samen met Sven in Galine. Bovendien doet iedereen ook nog een hoop tijdelijke dingen. 

En misschien doen jullie dus ooit nog eens iets samen met jullie vijven?

JB: Dat is zeker mogelijk in de toekomst, al zal het verschillen van wat we met Uncle Wellington hebben gedaan. Dat werd bepaald door de geschiedenis daarvan, door de toevalligheden die ontstaan in het samenwerken met die gezamenlijke geschiedenis en ieders eigen geschiedenis. Zo vertrokken we bij Uncle Wellington altijd vanuit wat ik schreef en op die basis bracht iedereen zijn eigen ding in. In een toekomstig project zullen we een andere geschiedenis hebben, zullen we wellicht van een ander vertrekpunt starten en dat zal de toevalligheden die die band maken, beïnvloeden. Want het kan nooit twee keer helemaal hetzelfde zijn.

Bedankt voor dit gesprek

03 februari 2020

Squarepusher


In een ver verleden, zo herinner ik me nog vaag, ging ik naar een evenement in de Gentse Vooruit waar allerlei experimentele nieuwe elektronische muziek geprogrammeerd stond naast één of twee headliners (waarvan ik echter de naam allang vergeten ben). Verspreid over de verschillende ruimtes kon je luisteren naar artiesten en DJ's die de mogelijkheden van elektronica demonstreerden en vierden dat je met soms vrij elementaire middelen ook al muziek kan maken. Als ik me niet vergis, speelde ook Legowelt er (een naam die ik nog wel eens hier en daar lees) maar het meeste indruk maakte toch een soort installatie waarop je je eigen, meegebrachte Gameboy kon op aansluiten en de al die geluiden van de spelers, aangesloten op de installatie, werden live door de DJ gemixt tot een geheel van opwindende experimentele songs.
Daaraan moest ik meteen denken toen ik Be up a hello hoorde, het nieuwste album van Squarepusher, waarop de meeste nummers klinken alsof ze met het geluidenarsenaal van die Gameboys en andere consoles zijn gemaakt. Maar deze plaat verdient meer dan de reputatie van gimmick. Gemaakt op oudere hardware (waaronder zelfs een Commodore-computer uit de jaren tachtig) werden alle tracks opgenomen als een vloeiende stroom en dat geeft deze plaat een flow die je soms mist bij IDM-artiesten. Terwijl zijn generatiegenoten Aphex Twin en Autechre stilaan (relatieve) faam genieten bij een groter publiek, is Tom Jenkinson (de echte naam van de man achter het project) vooral altijd ergens aanwezig geweest: hij komt nu niet door de voordeur binnen, simpelweg omdat hij al jaren stilletjes in je huisje woont. 
Putten doet Squarepusher uit diverse subgenres waaronder een aanzienlijke hap drum 'n bass. In Vortrack groeit hij zelfs naar een hoogtepunt zoals ik dat vroeger vooral bij Ed Rush en Optical hoorde, of Bad Company (niet de rockgroep!). Het zal vast een schok zijn voor wie de naam op het spoor kwam via de meditatieve muziek voor kinderen die hij maakte voor CBeebies (een BBC-kinderprogramma) maar wie goed luistert, ontdekt ook dat aspect van zijn muzikaal kunnen. Want hoe hard de beats ook soms uit de bol gaan, vaak worden ze gecombineerd met iets meer zweverige tonen. Zo begint Terminal slam best wel rustig voor dit soort muziek om langzaam uit te groeien tot springerige drum 'n bass.
We zitten op dat moment in de plaat al een eind van het vrolijke, Japans-aandoende popdancegeluid van Hitsonu of Oberlove, maar vergis je niet: ook daar is voor de goede luisteraar al een wegwijzer te horen richting wat later op de plaat volgt.
Daarmee is Be up a hello één van de meest interessante platen uit zijn recente oeuvre en grijpt hij in zekere zin terug naar de opwinding die hij in 1996 en 1997 veroorzaakte met Hard normal daddy en Big loada. Niet voor niets was hij toen één van de wonderboys van het Warp-label en misschien hebben vele van zijn toenmalige fans gaandeweg wat afgehaakt maar met deze plaat bewijst hij alvast nog steeds uw oor meer dan waard te zijn.

Beluister hieronder het volledige album:

02 februari 2020

Sam Lee


Zelfs de stem van Sam Lee klinkt alsof we een reis in de tijd gemaakt hebben en terugkeerden naar de jaren zeventig, temidden het Britse folkmilieu. Nochtans is deze Londenaar pas in 1980 geboren en brengt hij muziek uit sinds 2012. Zijn vierde release, Old wow, is echter zo'n plaat die met beide voeten stevig geplant staat in een Engelse traditie die bij ons nooit echt een grote fanschare heeft weten te bereiken.
Dat alles ten spijt durf ik hier beweren dat je in de je platenkast toch minstens één dergelijke plaat nodig hebt (hou ze ergens klaar voor een folknoodgeval) en mocht je keuze op dit album vallen, is daar niets mis mee. Sam Lee weet immers een constant niveau aan te houden waardoor deze tien songs klinken als een mooi geheel en erg stemmig de sfeer erin houden. En als je vraagt om hoogtepunten: Jasper sea wordt gedragen door de mooie stem van Sam Lee en een piano, Lay this body down dat heel mooi opgebouwd is en albumopener The garden of England (Seeds of love), waarin de gitaar een repetitief element consequent inzet als geraamte voor de song.

Beluister hieronder het volledige album:

01 februari 2020

Les Amazones d'Afrique


Het door Peter Gabriel opgerichte Real World-label, broeiplaats en perfecte ontdekkingsplek voor eigenzinnige en eigentijdse wereldmuziek, mocht vorig jaar zijn dertigste verjaardag vieren. Hoe kan je zoiets beter vieren dan te blijven prachtige platen uitbrengen en dat is precies wat het label ook in 2020 doet. Jongste release is Amazones power van Les Amazones d'Afrique, een collectief sterke vrouwelijke performers uit Mali, Benin, Guinée, Algerije,...Hun samenwerking leidde al in 2017 tot een eerste plaat (Republique Amazone) en deze opvolger laat het beste horen van Afrika.
Hoogtepunten zijn het bezwerende en tegelijk erg westers klinkende Smile dat op een hiphopplaat ook niet zou misstaan, het door de Algerijnse Nacera Ouali Mesbah gedragen Rebels en slotsong Power, dat me terugslingert naar de tijd eind jaren tachtig, begin jaren negentig, dat ik Afrikaanse muziek leerde kennen.

Beluister hieronder het volledige album: