19 mei 2013

Zorgregie

Naar aanleiding van de motivatie die de 6 gebruikers en familieleden van gebruikers publiceerden voor hun ontslag uit de Regionale Prioriteitencommissie Oost-Vlaanderen, kan ik alleen maar hopen dat er eindelijk aandacht komt voor wat het systeem van de prioriteiten in de toekenning van zorg voor personen met een handicap in essentie inhoudt.


Ik werk zelf ook in deze sector, en wordt dus (bijna) dagelijks geconfronteerd met wat dit inhoudt. En ik zie behalve wellicht ook goeie bedoelingen van de overheid, heel wat tegenspraak en heel wat onlogische kronkels in de concrete uitwerking.
Bedoeling van het systeem van de centrale wachtlijst is -behalve het zicht krijgen op hoeveel mensen nu eigenlijk precies op een plaats aan het wachten zijn door geen aparte wachtlijsten per voorziening meer aan te leggen, waar ze dan (x-)dubbel op staan- om een transparanter middel te hebben om de doorstroming binnen de gehandicaptenzorg in kaart te brengen. Het prioriteitensteltsel werd vereenvoudigd, want voorheen kreeg toch iedereen een grote/grootste prioriteit omdat je anders werkelijk nergens binnenraakte en elke zorgvraag is voor die persoon natuurlijk wel belangrijk en prioritair. In het nieuwe stelsel krijg je slechts op enkele manieren de hoogste prioriteit, al de rest wordt gelijkgeschakeld. Die hoogste prioriteit krijg je als je voor eenzelfde zorgvorm (b.v. tehuis, beschermd wonen,...) gewoon een migratievraag hebt (je wil naar een andere voorziening, maar de zorgvorm blijft hetzelfde). Je krijgt die hoogste prioriteit ook als je van een intensievere naar een minder intensieve zorgvorm overstapt (b.v. van tehuis naar beschermd wonen, omdat je minder ondersteuning nodig hebt dan voorheen). Dan krijg je voorrang. Tot slot krijg je ook de hoogste prioriteit als de Regionale Prioriteitencommissie (één per provincie) je de status toekent nadat je dossier werd ingediend als PTB (Prioritair Te Bemiddelen: binnen die commissie wordt in overleg een plaats voor je gezocht waar je zo snel mogelijk naartoe kan). Er liggen echter wel quota vast over hoeveel PTB-dossiers er per provincie mogen zijn.
Bij opname moet een voorziening ook iemand met hoogste prioriteit opnemen, of als ze iemand anders willen opnemen, goed motiveren (per individu) waarom ze iemand met hoogste prioriteit niét opnemen en iemand anders wél. Opnames van personen zonder hoogste prioriteit worden uitzonderlijk(er) gemaakt en pas mogelijk nadat voldoende mensen met een zeer dringende, hoogst prioritaire vraag zijn geholpen. Bij volwassenen betekent dit in de praktijk dat vrijwel enkel nog mensen met hoogste prioriteit opgenomen worden (sinds het systeem anderhalf jaar geleden startte). Bij minderjarigen, waar opname in een MPI b.v. meestal nauw samenhangt met de keuze voor een school voor buitengewoon onderwijs, wordt door de overheid die koppeling met onderwijs echter allerminst als een evidentie beschouwd en werd er alvast geen rekening mee gehouden bij aanvang.
Daarnaast zijn er nog enkele andere maatregelen daaromheen, maar die veranderen op zich niet veel aan het verhaal dat ik hierover wil vertellen, en dus ga ik er hier niet verder op in...
Wat is nu het probleem? Een eerste tamelijk logisch probleem is natuurlijk dat je met dit systeem het tekort aan plaatsen niet oplost. De CRZ (zo heet die centrale wachtlijst) verandert weliswaar wie op welke plaats komt op de wachtlijst, maar zolang het aantal plaatsen hetzelfde blijft, zijn er evenveel "wachtenden vóór u" (tenzij u een plaats mag opschuiven): enkel WIE diegenen zijn die voor u staan, verandert... Enkel en alleen de CRZ lost dus de lange wachtlijsten niet op. Wat gebeurt er m.i. wél? Doordat diegenen die vroeger er maar niet in slaagden omwille van hun zéér complexe zorgvraag een begeleiding te krijgen en zij het gemiddelde omhoog trokken, en nu wél snel(ler) dankzij RPC en hun prioritaire status toch ergens "binnengeraken", zakt het gemiddelde daar. Voor vele zorgvormen was het gemiddelde toch snel 2 à 3 jaar wachttijd. Diegenen die vroeger wel snel ergens begeleid werden (en het gemiddelde dus omlaag trokken), moeten nu langer wachten, maar omdat het stelsel pas anderhalf jaar geleden startte, kunnen we het effect daarvan op het gemiddelde nog niet zien. Wél lijkt het een succes, want de langst wachtenden worden nu wél sneller geholpen...
Een ander pervers effect van dit systeem is dat je woonplaats van belang kan zijn. In onze voorziening begeleiden wij nogal wat jongeren uit de regio Waregem. Sommigen daarvan wonen in West-Vlaanderen, anderen in Oost-Vlaanderen. Het zou kunnen dat als je woont in een straat waarvan de even nummers in West-Vlaanderen gesitueerd zijn en de oneven nummers in Oost-Vlaanderen, je in jouw provincie nét niet binnen de quota valt (er zijn net iets te veel nóg schrijnender vragen in je provincie, een inschatting die gemaakt wordt door de RPC, dus door (vertegenwoordigers van) voorzieningen en gebruikers en het VAPH, Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, zelf), terwijl aan de overkant van de straat, in de andere provincie, je nog nét wel "geluk" zou gehad hebben. Natuurlijk is dit een beetje bij het haar getrokken, maar de achterliggende kritiek mag duidelijk zijn: als er per provincie bepaald wordt hoeveel er schrijnend mogen zijn, is dat in essentie een willekeurig systeem.
Hoewel het de bedoeling is van de overheid om personen met een handicap zelf de regie terug te geven (onder meer via het toekennen van budgetten aan de persoon, zodat die zorg kan kopen, in plaats van aan de begeleidende voorziening), heeft de persoon met een handicap zelf géén plaats in dit stelsel. Een voorziening immers is contactpersoon voor de CRZ en moet dus de belangen behartigen van die persoon (maar natuurlijk niet van enkel die éne persoon, maar van vele anderen ook) en enkel de contactpersoon-voorziening heeft toegang om vragen te stellen. Blijkbaar hoeft de regie nu ook weer niet teveel bij personen met een handicap zelf te liggen? (nog los van het feit of dat voor handicaps als gedrags- en emotionele stoornissen, ernstige mentale handicaps maar ook licht mentale handicap,... in een ingewikkeld bos van regelgevingen wel überhaupt mogelijk is)
De kritiek die de gebruikers die nu uit de RPC stappen, hebben, is natuurlijk essentieel: hoe meet je immers de ene miserie af aan de andere? Wat is schrijnender dan andere schrijnende situaties? Welke maatstaven gebruik je daarvoor? Wel, in het werkveld zien we in ieder geval dat daarover géén, maar dan ook géén transparantie bestaat. Uit schrik dat voorzieningen de dossiers zouden "herschrijven" in functie van de criteria om de personen die ze begeleiden om hen méér kans te geven het felbegeerde ticketje te krijgen, mogen de voorzieningen geen inkijk hebben in hoe er beslist wordt en op basis waarvan. Er is hier al minstens een ernstige schijn van willekeur aanwezig, en vermoedelijk is het in de praktijk ook grotendeels willekeur, weliswaar wellicht goedbedoelde willekeur, maar toch...
Het verheugt mij dan ook dat gebruikers zelf nu zo sterk aan de alarmbel trekken en een systeem dat heel wat (onbedoelde, laten we hopen) negatieve neveneffecten heeft, in vraag durven stellen.

(Meer informatie over regelgevind en zo vind je uiteraard -zij het niet altijd even overzichtelijk- op de website van het VAPH)

Geen opmerkingen: