De voorbije weken zag ik de volgens velen beste twee films die momenteel in de bioscoop te zien zijn (en die trouwens beide bij de Oscars volop in de prijzen vielen).
In No country for old men van de gebroeders Coen vindt Llewelyn Moss (gespeeld door Josh Brolin) de slachtoffers van een moordpartij en een tas vol geld. Hoewel hij al snel begrijpt dat hem dat in de problemen zal brengen, gaat hij er met het geld vandoor om een nieuw bestaan voor zijn vriendin en zichzelf op te bouwen. Hij wordt echter nagezeten door allerlei onguur personeel, waaronder vooral de psychopatische Anton Chigurh (prachtig neergezet door Javier Bardem). Tommy Lee Jones speelt een oudere sheriff die de feiten enigzins moedeloos achternaholt. Diens aanwezigheid in de film én de setting in Texas herinneren mij meer dan eens aan The three burials of Melquiades Estrada.
De methodes van Anton Chigurh (o.a. met lucht die onder hoge druk geperst wordt) zijn overgetelijk, de dreiging die van sommige scènes uitgaat, de weidse landschappen,... Ondanks puik acteerwerk, verbluffend mooie beelden en goed opgebouwde spanning, werden voor mij de (weliswaar zeer hoge) verwachtingen toch niet helemaal ingelost. Op dit moment beschouw ik nog steeds Fargo als de beste film die de Coen broers al maakten. Misschien is het wel nodig om deze film ook meerdere keren te zien vooraleer ik er de volle glorie in herken, maar voorlopig dus nog even niet...
Een film die de verwachtingen wel inloste, is There will be blood. In deze zeer lange (158 minuten !) prent acteert overigens niet alleen Daniel Day-Lewis de sterren van de hemel, maar ook personages als de kleine H.W. en vooral de fanatieke predikant Eli Sunday worden neergezet op sublieme en werkelijk onvergetelijke wijze.
Daniel Plainview wordt rijk in de olie-business op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Hij blijkt zeer ambitieus en zeer gedreven en toont zich ook vaak van zijn vindingrijkste en meest gewiekste kant. Soms gaat dat echter ten koste van anderen, niet in het minst van zijn "zoontje" H.W. en zijn "broer" Henry. Hij levert ook een onderhuids voortdurend voelbare en haast epische strijd met de sluwe en al haast even gewiekste predikant Eli Sunday, die hem maar al te graag voor zijn fanatiek-religieuze kar wil spannen.
Voor mij is echter niet hebzucht de grootste drijfveer van Daniel, of althans niet de belangrijkste reden waarom hij over (letterlijke en figuurlijke) lijken gaat. Zijn vastgeroest wantrouwen en zijn misprijzen voor anderen, noem het zelfs misantropie, zijn minstens even belangrijk, en worden even voelbaar door Daniel Day-Lewis vertolkt.
Ze zullen van ver moeten komen om deze film nog te verslaan in mijn eindejaarslijstje voor 2008, zoveel is wel zeker...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten