04 juli 2017
Vince Staples
Al sinds de EP Hell can wait liggen de verwachtingen voor elk nieuw werkstuk van Vince Staples torenhoog. In 2014 gold hij als een van de aanstormende talenten in de hiphop. Sindsdien mogen Kendrick Lamar en Anderson .Paak zich dan wel tot koningen gekroond hebben, de jongeman uit Californië draagt een prinselijk kroontje. De amper vierentwintigjarige rapper bewijst met Big fish theory in een ruim halfuur dat hij zich tot eerdervernoemde artiesten verhoudt als Paris Saint-Germain tot Bayern Munchen.
Muzikaal tapt de Amerikaan uit een ander vaatje dan Kendrick, die oorden nabij jazz of net ruigere hiphop opzoekt (zoals op zijn meest recente album). Vince Staples boort vooral in een dance-ondergrond, al valt dance hier ruim te interpreteren. In opener Crabs in a bucket herkennen wij Moby ten tijde van Go, in Big fish is de beat eerder minimaal. Daaroverheen rapt de artiest alsof hij het broertje is van Skee-Lo (I wish). Zelfs het basketthema keert hier terug. Alyssa interlude drijft dan weer op een aan Mouse On Mars schatplichtig click ‘n beats-patroon. Die muzikale rijkdom maakt deze plaat niet enkel voor hiphop-fans interessant, maar ook voor wie zijn dance graag avontuurlijk consumeert.
De tijd dat rappers het vooral hadden over ho’s en bitches, over hun gangsta verleden of over hun reusachtig ego lijken we voorgoed achter ons gelaten te hebben en Vince weet de tijdsgeest van Blacklivesmatter perfect weer te geven. Dit is een militante, politiek erg bewust en raciaal zelfbewuste artiest die goed begrepen heeft dat hij de blanke middenklassetieners die ook tot zijn publiek behoren, een geweten kán en hóórt te schoppen. Daarnaast legt hij ook zijn eigen ziel bloot. De existentiële crisis waarmee hij soms worstelt en die het gevolg is van roem, die zijn eigen vergankelijkheid niet wegneemt, krijgt ook een prominente plaats. Daartoe gebruikt hij, zoals in Alyssa interlude, ook verwijzingen naar bijvoorbeeld Amy Winehouse en haar zelfdestructiviteit.
Zijn debuut miste nog de veelzijdigheid die nu wel ruimschoots aanwezig is. Zowel de muziek als de gekozen thema’s zijn divers genoeg om de aandacht van de luisteraar te blijven vasthouden én om zijn kunnen te demonstreren zonder in kijk-mama-zonder-handen te hoeven vervallen. Rain come down is een mooi voorbeeld waarin soul een onwaarschijnlijk huwelijk aangaat met minimale techno. Love can be... is nog zo’n song die zich nooit helemaal echt laat kennen. De complexiteit van het nummer wordt versluierd door de slimme productie en je krijgt nooit het gevoel dat Vince uitpakt met zijn skills. In Yeah right laat hij zelfs de spotlights halverwege aan Kendrick Lamar.
Deze review kan je ook hier lezen op Indiestyle. Beluister hieronder het volledige album:
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten