07 juli 2020

Willie Nelson


Lange tijd beschouwde ik Willie Nelson als een voorbeeld van het slechtste waartoe country kan leiden: kleffe ballads en hypercommerciële songs. Zijn duet met Julio Iglesias (To all the girls I've loved before) heeft dus veel op zijn geweten. En misschien was Nelson in de jaren tachtig ook wel een beetje het spoor bijster op muzikaal vlak. Die indruk heb ik als ik al eens iets over zijn carrière lees, maar ik ken zijn platen te weinig en ik heb niet echt zin me te verdiepen in albums die vermoedelijk vreselijk zijn om te aanhoren.
Maar sinds een jaar of tien lees ik hier en daar als aangename verrassing heel wat positiefs over zijn platen en net als Neil Young lijkt hij een zwak te hebben voor het gilde der landbouwers (al moet je je daar in de VS wat anders bij voorstellen dan de -overigens ook niet altijd correcte- voorstelling die wij ervan hebben in Vlaanderen). Hij is alvast een activistische artiest die heel wat goede doelen steunt.
First rose of spring is alvast een plaat die, nu ik al meer dan een decennium meer en meer zogenaamde rootsmuziek weet te pruimen, me kan bekoren. W horen vooral een bezadigde countryster die mooie liedjes aan het vinyl toevertrouwt en ons lijkt te verzamelen rond een kampvuur, de ideale plek waar zijn songs werken. Hoogtepunten zijn Let the old man in, I'm the only hell my mama raised en Stealing home. Het tempo in de meeste songs ligt laag en dat maakt dat je als luisteraar soms wat pit mist, maar de kwaliteit van de songs maakt dat grotendeels goed.

Je kan dit album hieronder integraal beluisteren:

Geen opmerkingen: