30 juni 2020

The Vacant Lots


The Vacant Lots is een electro post-punkduo uit Vermont dat net zijn derde album uit heeft. Opvallend is alvast de hierboven getoonde hoes, die uitblinkt in eenvoud en daarmee mooi past in het rijtje van eerdere releases die een gelijkaardige sobere, haast geometrische hoes hebben. Maar waar we natuurlijk het meest in geïnteresseerd zijn, is hoe de muziek op Interzone klinkt.
Hoewel dit mijn eerste kennismaking met het tweetal is, klinken ze toch vertrouwd in de oren. Dat komt vast door de vele flarden van andere bands die de luisteraar komen tegemoet waaien. Zo herkennen we Soulwax in Into the depths (die intro had zo uit zowat elk album van de Belgen kunnen komen), Leftfield in Payoff (opnieuw in het drumpatroon), The Jesus And Mary Chain in Rescue en zowaar The Velvet Underground in afsluiter Party's over
Die herkenbaarheid is zeker de grootste troef van dit album en het duo houdt het bovendien kort genoeg om de aandacht van de luisteraar niet te verliezen. Dit is zowaar een fijn plaatje.

Je kan deze plaat hier in digitale vorm kopen op hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

29 juni 2020

Reinhard Vanbergen


Na twee singles (en ééntje met Troels Hammer) dit jaar is er nu een eerste EP van Reinhard Vanbergen, een muzikant wiens naam u wellicht nooit op de radio zal horen vernoemen of in "de boekskes" zal lezen. Toch is hij een ex-lid van Das Pop en heeft hij ook als producer al een mooi palmares opgebouwd (Hercules And Love Affair, Goose, The Hickey Underworld, School Is Cool, DIRK.,...). Vier songs bevat Sids first smile, die allemaal van een eenvoud zijn die rust schenkt in deze hectische tijden.
De titelsong mag openen en doet dat met pianotoetsen die een zondagse wandeling door het park lijken aan te kondigen. Dit klinkt conventioneel en traditioneel en daarin schuilt ook net zijn grote kracht: je voelt je meteen op vertrouwd terrein en wordt tot een tranquiliteit gebracht waardoor je alles scherper kan waarnemen. Voor altijd haalt het leeftempo nog iets meer naar beneden en blijft ver van de eentonigheid weg: dit wiegt je niet in slaap maar ontspant wel. Love will find a way bloeit pas helemaal open als ook het register van de hoge noten aangeroerd wordt en afsluiter Gus gus gus is dan wel het kortste nummer maar balt in die nog geen twee minuten genoeg moois om de dag weer door te komen.
Eenvoud siert, en dat geldt ook voor deze EP.

Je kan deze EP hier kopen via zijn Bandcamp-pagina en hieronder alvast beluisteren:

28 juni 2020

Maceo Parker


Maceo Parker leerde ik ooit kennen van zijn samenwerkingen begin jaren negentig met Deee-Lite, Living Colour, George Clinton en De La Soul. De Amerikaanse saxofonist werkte met nog veel meer artiesten samen en maakte deel uit van Parliament-Funkadelic en de begeleidingsbands van James Brown en Prince. Geloofsbrieven genoeg en dan hebben we het hier nog niet eens gehad over The JB's waar hij met Fred Wesley de noten van het dak speelde.
Als we goed tellen, is Soul food: cooking with Maceo al zijn zeventiende solo-album (of als frontman van zijn eigen band). Naast eigen werk bevat deze plaat ook enkele covers van oudere funknummers, zoals Just kissed my baby van The Meters, Yes we can van Allen Toussaint, Right place wrong time van Dr. John, Compared to what van Roberta Flack en Rock steady, bekend geworden in de versie van Aretha Franklin
Openen doet de plaat met Cross the track, een nummer dat hij in 1975 al eens uitbracht met zijn groep Maceo And The Macks. Misschien herken je, omdat het al zo vaak gesampled werd en gebruikt in films en games. Mij doet het denken aan de begintune van de sitcom The odd couple met onder meer Matthew Perry. Het nummer klinkt daardoor wellicht nogal New Yorks voor mij. Hard times laat dan weer een meer jazzy kant van Parker zien. Afsluiter Grazing in the grass is een vrij relaxte funksong. Maar de hoogtepunten liggen toch tussen de covers te rappen: Right place wrong time wordt weliswaar niet zo vinnig gezongen als het origineel, muzikaal wordt hier wel het beste uit de song gehaald. En Rock steady is zo mogelijk nog mooier dan de versie van Aretha.

Beluister hieronder het volledige album:

27 juni 2020

Ray Lamontagne


Op zijn achtste studioplaat, Monovision, zien we steeds beter de kwaliteiten die Ray Lamontagne langzaamaan een grotere bekendheid geven. Als een goed bewaard geheim (een beetje zoals jaren het geval was met Elbow) dragen kenners hem al een hele tijd op handen en het wordt zo stilaan tijd dat een groot publiek hem eveneens aan de borst drukt.
Zijn vorige plaat mocht hier al op aandacht van me rekenen en deze verdient dat nog meer. Die ouderwetse sound van de vorige plaat is nog geperfectioneerd door de Amerikaan, die nu eens klinkt als John Fogerty van Creedence Clearwater Revival (Strong enough), dan weer als Charles Bradley begot (Misty morning rain) of als het jonger broertje van Neil Young (afsluiter Highway to the sun).
Deze plaat kent geen enkel zwak moment en klinkt zelfs nog evenwichtiger en beter uitgebalanceerd dan zijn voorganger(s). Laat de mainstream media dit eindelijk ook eens oppikken zodat hij alsnog zijn verdiende roem krijgt.

Beluister hieronder het volledige album:

Marynka


Alleen al de hoesfoto laat merken dat je een bijzonder album in handen hebt als je Red moon van Marynka wil gaan beluisteren. Een "soundtrack for self-care" noemt ze het zelf, overtuigd als ze is van de helende kracht van muziek. De Russisch-Nederlandse multi-instrumentaliste zou er normaal gezien kunnen op rekenen dat ik na zulke woorden in een grote boog om haar heen wandel en me ver weg houd van welke beluistering dan ook, zelfs de meest toevallige, omdat "spirituele" muziek doorgaans mijn gezondheid allerminst bevordert. Er zijn net iets teveel mensen in mijn Facebook-tijdslijn die zich ook vol overgave storten op dergelijke onwereldse zaken zodat ik van de weeromstuit een kuil groef, mijn voeten erin plantte en vroeg aan mijn lief om de put terug dicht te gooien met kleigrond, zodat ik stevig verankerd als een boom haar rots in de branding kan zijn.
Maar, toegegeven, deze cd werd me gestuurd door haar persmanagement en hoewel ik altijd duidelijk zeg dat ik het recht blijf houden om al dan niet te posten over een album, voel ik dan toch iets meer morele druk. En ik luister op zijn minst... Een gegeven paard kijkt men toch best minstens eens vluchtig in de bek, nietwaar?
Ondanks het gebruikte vocabularium viel die beluistering nog heel goed mee. Nu hou ik wel van een stukje stemmige pianomuziek, zoals je hier vaker kan lezen als ik het heb over artiesten als Nils Frahm, Dustin O'Halloran of deze week nog Ella Van Der Woude. En al zijn "de composities van Marynka niet-lineair en evolueren ze in een multidimensionele ruimte met een eigen zwaartekracht, waardoor de ervaring van tijd en ruimte verandert", het raakt de luisteraar wel. Naar het schijnt hoor je in haar muziek echo's van Satie en Debussy, maar als leek op het vlak van klassieke muziek ben ik allang blij dat ik die namen herken. En dus zal ik maar terugvallen op mijn eigen instrumentarium als recensent: de taal en de woorden die ik beheers en waarin ik deze plaat vooral "een verzameling mooie pianocomposities die rust brengen" noem en het heb over de schijnbaar eenvoudige opbouw van een nummer als Swan cloud dat toch als een door een goede architect ontworpen gebouw haar eigen dragers camoufleert onder gracieuze elegantie.
Ik las dat Marynka haar instrument heeft gestemd op 432 Hz (de standaardfrequentie is, uiteraard, 440 Hz). Dat moet rust geven en prettiger in het gehoor liggen. Ik hoor zelf absoluut niet dat hier dus gewerkt wordt met de zogenaamde "Ohm-frequentie" (ook wel "de frequentie van het Universum" genoemd door de kenners). Wat ik wel hoor, is dat de kwaliteit van de songs van die aard is dat ik deze cd meer dan de ene obligate beluistering geef. De stiltes en de bijna onhoorbare noten in Still doen me denken aan Penderecki, bij Theater merk ik meteen een filmische kwaliteit waardoor dat het goed zou doen in de soundtrack van een film of serie en Sadness laat zich niet zomaar voor één emotie vangen, ondanks de titel.

Beluister hieronder de hele plaat, die je hier kan kopen op haar Bandcamp-pagina:

26 juni 2020

Don Bryant


Goeie soul is als een yoghurtje na het ontbijt: het lijkt iets heel gewoons en banaals maar het kan zo lekker smaken dat je je ontbijt niet meer zonder zou kunnen. En wanneer die soul ook geheel in de traditie van de allergrootsten gebracht wordt door iemand als Don Bryant, dan mogen we onze beide handjes kussen voor zoveel smakelijks.
Don Bryant was in de jaren zestig en zeventig een vaste songschrijver bij het Hi Records label in Memphis en is bovendien getrouwd met Ann Peebles, met wie hij met I can't stand the rain in 1974 een hit had. Intussen is hij toe aan zijn derde solo-album (You make me feel) en hij treft weer raak met een plaat die als een ode aan zijn bijna vijftigjarig huwelijk kan gezien worden.
Of het nu een slepende ballad is zoals A woman's touch, een stomende song als Your love is to blame of een aan bluesrock verwante meestamper en -zinger als 99 pounds, telkens weer is het raak. Je raakt bijna verslaafd aan deze plaat, die je meeneemt in een flow als je op een niet al te steile glijbaan in het subtropisch zwembad zit. 
Tussen al het jong geweld dat telkens opnieuw de muziekwereld denkt te zullen veroveren, blijven oudjes als deze Amerikaan zonder problemen rechtop en verdedigen ze met verve hun territorium. En zolang ze dat doen met zulke prachtplaten als deze You make me feel, is de uiteindelijke winnaar de muziekluisteraar.  

Beluister hieronder het volledige album:

Ella Van Der Woude


Ella Van Der Woude is een Zwitsers-Nederlandse componiste die al enkele soundtracks op haar palmares staan heeft. In een klein appartement in Amsterdam, waar ze het merendeel van haar carrière al woonde, nam ze Solo piano op, een verzameling songs waarmee ze met enkel een piano de essentie en de details van die woonst wou vatten.
Het levert pianostukken op die nu eens vrolijk klinken (Prélude au réveil d'une ville), dan weer lichtjes dreigend (Fear of sleep) of intimistisch (Sol mineur). Drops doet filmisch aan, Low verkent de diepten van piano en ruimte en Adieux is als een synthese met op de achtergrond omgevingsgeluiden waardoor de ruimte van de kamer opengebroken wordt.
Voor wie pianomuziek weet te waarderen, is deze plaat zeker de moeite waard. Het is als een klein juweeltje, niet opzichtig noch erg duur maar wel waardevol en al snel beladen met emotionele waarde.

Je kan deze plaat hier bestellen via de website van Snowstar Records of hier via hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

25 juni 2020

Sault


Ietwat toevallig las ik over de Britse groep Sault, die net een nieuwe plaat uit heeft. Untitled (Black is) heet net op het juiste moment te komen omdat ze thema's zou behandelen die erg actueel geworden zijn in deze Black Lives Matter-tijden en standbeelddiscussies. Mijn nieuwsgierigheid werd in ieder geval voldoende geprikkeld om het album (meermaals) te beluisteren.
Voorwaar, deze plaat valt muzikaal wat buiten mijn comfortzone, vallend binnen een genre dat ik al snel iets gelikt klinken vind. Hoewel, af en toe weet een artiest de meligheid voldoende te omzeilen om me toch te overtuigen. Daarin lijkt Sault hier op Solange, de zus van Beyoncé, waarvan ik hier eerder al het album A seat at the table besprak. Maar wat nog het meest opvalt, is dat de twintig songs op de plaat een gevoel van urgentie uitstralen (deels omdat sommige nog niet geheel uitgewerkt lijken en slechts heel kort duren) dat door de band op hun website wordt bevestigd in de mededeling rond de release. 
Wanneer een song tot volledige wasdom is gekomen, blijkt het steeds een zowel tekstueel als muzikaal relevant werkstuk, zoals Miracles dat vroege soulpop in het achtergrondkoortje oproept of het door Afrikaanse ritmes aangedreven Bow met een mooie gastrol voor Michael Kiwanuka. Alleen al uit de titels van Sorry ain't enough (met echo's van Destiny's Child), Stop dem (dat muzikaal gezien van Jay-Z had kunnen zijn) en Why we cry why we die (soulvol en net dat tikkeltje sneller dan je gewoon bent en zou verwachten) blijkt heel goed welke motivatie ten grondslag lag voor het maken van deze plaat.
Hard life is een mengeling van Snap! en Bob Marley, Black kronkelt zich een weg naar je oor als een worm (pun intended) met als lyrics enkel "I'm black" en Eternal life klinkt als een vroege ballad van Michael Jackson
De Britten weten met deze plaat niet enkel de tijdsgeest perfect te vatten, ze bedienen zich ook nog eens van een muzikaal palet zo gevarieerd en zo geworteld in de Amerikaanse zwarte muziek dat we hier bijna van een meesterwerk durven te spreken.  

Je kan deze plaat hier kopen via hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

24 juni 2020

Wim De Craene


Ik was een jongen van amper zeven jaar toen Live 78 van Wim De Craene opgenomen werd. Mijn ouders waren toen (al, in het geval van mijn vader die nog steeds die zender verkiest) trouwe luisteraars van Radio 2. Ik herinner me de zaterdagvoormiddagen met Luc Saffloer en later Luc Verschueren, Jos Ghysen, De Pré Historie, De peperbus met Romain Deconinck, de BRT Top 30, op zondagavond Vragen staat vrij met Lutgart Simoens,... In al die programma's kwam ook Wim De Craene wel eens langs, als één van de iconen van de Vlaamse kleinkunst, een genre dat een grillige loopbaan in mijn leven maakte: neutraal tijdens mijn kindertijd, hip in de jeugdbeweging vol wereldverbeteraars, verguisd in mijn studententijd en vele jaren later gerehabiliteerd als laatste uitbreiding aan mijn liefde voor rootsmuziek. Uit mijn kindertijd nam ik alvast Tim en Rozane mee.
BLP Records brengt als voorlopig sluitstuk van hun Wim De Craene-reeks die ze vorig jaar startten, deze live-registratie uit. Wim speelt voor het radioprogramma Dorp bij de stad samen met zijn Duitse begeleidingsband Headband acht songs, de meeste uit Wim De Craene... is ook nooit weg.
Zoals dat toen wel vaker ging met radio-orkesten en bij optredens in een studio voor de radio (vaak in het Flagey-gebouw maar dit keer opgenomen in Sterrebeek) hoor je een jazzy, typisch jaren zeventig geluid. De originelen ken ik niet goed genoeg om hier echt goed over te kunnen oordelen, maar het lijkt de songs een extra diepgang te geven nadat de Gentse zanger in zijn teksten al "kleinkunstelend" verschillende lagen had aangebracht. En bij een song als Tim (die ik dan weer wel goed ken), hoor je een muzikale complexiteit die het nummer minstens in mijn geheugen nooit eerder had. "Hier laat ik je los, Tim" klinkt hier veel meer als de moeilijke opdracht die meegegeven wordt dan in de hitversie. En het "paradijs voor de mens", het "hoogste doel dat de mens heeft bereikt" klinken niet zomaar eenvoudig als het platteland maar door de ingewikkelde arrangementen ga je werkelijk geloven dat het onvolmaakte leven zoals we dat kenden, misschien toch meer inhield dan altijd gedacht. Geëindigd wordt dan ook passend met tierlantijntjes die ongetwijfeld de trots van de begeleidingsband waren.
Dat gejongleer met noten komt zeker ook terug in het door de zanger vooraf geïntroduceerde Psylocybe Mexicana. Net niet bekruipt ons het gevoel van de sketches van Jazz club in The fast show, al is dit natuurlijk een pak serieuzer. En dan "Weet je nog die nacht, Rozane, dat we samen op de stoep..." en wordt de nostalgie vermengd met het gevoel dat dit een onverwoestbaar mooi nummer is dat altijd een klassieker zal blijven.
Afgesloten wordt er met een toegift dat hij enkel begeleid door zijn eigen gitaar brengt, De rode heuvel, dat daarmee vertrouwd klinkt omdat dit keer niet gekozen wordt voor een ander arrangement.
Deze plaat begint met een doodernstige aankondiging die niet meer van deze tijd is, je als luisteraar dus meteen decennia terug katapuleert en daardoor in de juiste stemming brengt om al dit schoons, dat muzikaal voorzien wordt een jazzjas, te savoureren. Als echte fijnproevers zet je dit je meest geachte gasten voor, als muziek voor het eten maar nog eens herhaald in de late uurtjes, als de gesprekken als vanouds over het verbeteren van de wereld, de nostalgische oude tijd en de huisbereide filosofie gaan.

Je kan het album hier kopen en alvast hieronder voorbeluisteren:

23 juni 2020

Absynthe Minded


Terwijl My heroics, part one en Envoi nog regelmatig gespeeld worden maar vorige plaat Jungle eyes volledig aan mij voorbijging zonder van zelfs maar het bestaan op de hoogte te zijn, zou een mens al eens vergeten dat de Gentse band rond Bert Ostyn nog steeds nieuwe muziek maakt. Gelukkig is Riddle of the sphinx zo goed dat alle radiostations zich moreel verplicht zouden moeten dagelijks minstens enkele songs van Absynthe Minded in hun rotatielijst op te nemen.
Ze kunnen kiezen uit een radiovriendelijke titelsong of het al even hitgevoelige Hell hole, vele door details opgefleurde songs (Masterpiece dat een vleugje Robbie Robertson in zich draagt, Pass it on), een knipoog naar Alabama Shakes' Hold on (dat ritme in Easy) en het met wat speelse electronica opgeleukte Found a meaning. Die zin voor details (het fluiten in Cherry picking bijvoorbeeld) en de grote verscheidenheid op deze plaat zijn de grootste troeven ervan. En zo heeft Absynthe Minded een mooi nieuw hoofdstuk geschreven aan zijn eigen geschiedenis.

Beluister hieronder de volledige plaat:

22 juni 2020

Neil Young


In 1975 al maakte Neil Young de plaat Homegrown die nu pas het licht ziet. Toen koos hij ervoor om Tonight's the night, een donkerder plaat, uit te brengen en liet hij deze in de kluis liggen. Nu, 45 jaar later, maken we alsnog kennis met de songs, al waren er enkele van die alsnog ergens op platen verschenen waren. Maar nu zijn er dus niet enkel de nooit eerder uitgebrachte songs maar vooral ook het geheel dat toen bedoeld was om de mogelijke opvolger van Harvest te worden. 
Het voelt dan ook een beetje als een retro review maar laten we toch maar van wal steken. En eerst en vooral opmerken dat deze plaat mooi aansluit bij de americana van Harvest. Luister maar naar songs als Love is a rose (een vintage rustige Neil Young-song), We don't smoke it no more (gelardeerd met een bluespiano) en Little wing waarop de mondharmonica en het gitaartokkel de boventoon mogen voeren. Florida is erg ontypisch, met gepraat boven wat vooral als gepiep klinkt, en kan daarom niet echt mijn enthousiasme wegdragen maar daartegenover staat dan de titelsong, één van de mooiste nummers op deze plaat, waarin je ook al een beetje de zijn gitaar teisterende Young van later hoort en met een refrein dat instant meezingbaar is. 
Er zijn nog betere platen dan deze voor wie wie wil kennismaken met de Canadees maar misschien zullen jonge zieltjes via deze weg alsnog op het juiste spoor gezet worden.

Beluister hieronder de volledige plaat:

21 juni 2020

Phoebe Bridgers


Ik had voor het schrijven van dit blogstuk natuurlijk kunnen opzoeken hoe Phoebe Bridgers eruit ziet, maar alleen al op basis van de songs op nieuwe plaat Punisher lijkt ze me een lief, mooi meisje, waar je meteen alles voor zou laten vallen om haar te helpen. Ik bedoel hier niet braaf als in bijna-seutig zoals Laura Veirs vroeger toch een beetje op me overkwam, maar eerder zoals Feist: je weet tegelijk dat je met deze jonge vrouw niet zomaar je zin zal kunnen doordrijven, dat ze van aanpakken weet en achter dat lieftallige uiterlijk iemand schuilgaat die van zich af weet te bijten.
Het is zo'n beetje de sfeer van de plaat. Mooie songs volgen elkaar op, zonder uit te schreeuwen "zie ons eens een fantastisch album zijn", terwijl ze dat intussen allemaal bij elkaar opgeteld natuurlijk wel vormen. Van het lieflijke Savior complex en Garden song tot het meer uptempo Kyoto (mooi opgeluisterd met blazers) en het verrassende afwisselende Chinese satellite, doorheen alles is de prachtstem van de Californische de rode draad die je meeneemt door het -ik heb het mogelijks al gezegd- erg mooie album.

Je kan deze plaat hier kopen op haar Bandcamp-pagina en hieronder alvast beluisteren:

20 juni 2020

Bob Dylan


Een Nobelprijs winnen, het doet vast wat met een mens. Ongrijpbaar als hij is, was het echter moeilijk in te schatten wat het deed met Bob Dylan toen hij in 2016 de prijs voor Literatuur won. Een blik op zijn discografie sinds toen leert ons dat hij twee coveralbums maakte (Fallen angels en Triplicate, die laatste zelfs een driedubbele) en opvallend was dat hij de crooner in zichzelf naar boven haalde, wat hij trouwens in 2015 ook al deed op Shadows in the night. Verder werden nog wat live-albums en drie The bootleg series-delen onze richting uit gegooid.
Het doet me plezier dat hij op Rough and rowdy ways nog eens kiest voor eigen, origineel werk. Dat was geleden van het overigens fantastische Tempest. Als ik heel eerlijk ben, vind ik de kwaliteit van dit album net iets minder dan Tempest, het is alleszins ook minder bijtend, maar dan nog ligt de lat heel hoog én deze plaat zou zeker nog kunnen groeien voor mij.
Het begint alvast heel goed met I contain multitudes, een persoonlijk verhaal dat een aandachtige beluistering zeker waard is. Met False prophet duikt hij met hoorbaar plezier de blues in om er bijna een klassieker van te maken. Ritme en gitaar klinken elke bluesliefhebber zeer vertrouwd in de oren en daaroverheen zingt hij alweer een tekst die enkel uit zijn pen kon komen. My own version of you haalt moeiteloos de standaard die hij zelf gezet heeft en dan volgt het mooie liefdesliedje I've made up my mind to give myself to you, dat bewijst dat ook een 79-jarige de liefde omarmt in zijn leven en blijft omarmen. 
Goodbye Jimmy Reed en Crossing the Rubicon putten opnieuw uit het bluesidioom. Geen enkele song op deze plaat moet onderdoen voor de rest en het bijna tien minuten durende Key West (Philosopher pirate) is een prachtige afsluiter die kenmerkend is voor zijn beste werk waarin hij vaak de tijd neemt om het verhaal te vertellen, tekstueel én muzikaal.
Dat doet hij zeker ook in de toegevoegde eerder verschenen single Murder most foul, een song die met zijn meer dan een kwartier op een apart schijfje te vinden is. De moord op president Kennedy is hier een aanleiding om het te hebben over een tijdsgewricht dat aan de hand van allerlei culturele referenties tot leven wordt gewekt. Tekstueel is dit alweer een pareltje en ongetwijfeld één van de beste nummers uit zijn uitgebreid en bejubeld oeuvre.
Sommigen vinden nog steeds dat die Nobelprijs onterecht was voor een popmuzikant, maar als er één ding is dat Dylan bewijst op deze plaat (behalve dat hij nog steeds in uitstekende vorm verkeert) dan is het wel dat zijn teksten een niveau halen waar menig songschrijver alleen maar van kan dromen, en dat keer op keer op keer.


Beluister hieronder het volledige album:

19 juni 2020

Blanche


Normaal gezien loop ik met een grote boog om de muziek (nu ja) heen die het Eurosongfestival haalt, enkele uitzonderingen niet te na gesproken. Eén van die uitzonderingen was zowaar de Belgische inzending in 2017: City lights van Blanche. Dat nummer had vleugjes triphop en Lost Frequencies en paste wonderwel in de tijdsgeest van de pop toen en bewandelde zowaar voor één keer niet de platgetreden paden. Vierde werd België met deze inzending en hoewel dat mij verder niet echt iets kan schelen, is het ergens wel jammer. De winnaar toen was de met hartproblemen kampende Portugees Salvador Sobral wiens liedje niemand uit mijn vrienden- of kennissenkring nog kan zingen voor mij, durf ik te wedden. Toegegeven, dat lukt hen misschien ook niet met City lights.
Hoedanook, de Brusselse heeft nu haar debuutalbum af en daar zal je die hit overigens niet op vinden. Wat je er wel aantreft, zijn songs die uit soortgelijke vaatjes tappen, wat in deze niet eens zo slecht is. De trage ritmes vormen de ideale basis voor haar zang en het ademt allemaal een grootsteedse sfeer uit. Zowel Fences als de titelsong benaderen heel sterk de kwaliteiten van City lights en Till we collide moet niet onderdoen voor het meeste van Florence And The Machine.
Een hoogtepunt in de Belgische muziek is deze plaat weliswaar niet, erg genietbaar, slim opgebouwd en met een duidelijk eigen geluid is ze dan weer wel en dat is al heel wat.


Beluister hieronder het volledige album:

18 juni 2020

Skemer


Het is niet enkel Colin H. van Eeckhout die naast Amenra nog andere muziekprojecten lopen heeft, ook gitarist Mathieu Vanderkerckhove heeft samen met zijn vriendin, topmodel en styliste Kim Peers, een "nevenproject" (naast Syndrome overigens), Skemer.
De new wave die hun samenwerking oplevert is doordrongen van zware synthesizerklanken, zoals in Rhoeas dat beelden oproept van The Sisters Of Mercy. Best verrast door een hevig door dance beïnvloede aanpak waarin de veraf klinkende stem van Kim zich spreidt op een repetitieve beat. Wait for me is de meest geslaagde symbiose van die twee werelden. Verder houden we ook wel van Call me, dat zo uitgeteld lijkt te wachten op het telefoontje als Kim op de hoesfoto, die de fantasie overigens heel erg prikkelt wanneer je je afvraagt wat de betekenis en het verhaal daarachter zijn.
Grotendeels is dit geslaagde new wave die de luisteraar veertig jaar terug de tijd in werpt maar aan nostalgie is nog niemand gestorven. 

Beluister hieronder het volledige album, dat je hier digitaal kan kopen via de Bandcamp-pagina van het duo:

Run The Jewels


Wellicht waren in mijn enthousiasme mijn verwachtingen zo hoog gespannen dat het zelfs voor Run The Jewels, ontegensprekelijk één van de sterktste hiphopgroepen van de voorbije jaren, moeilijk werd om daar aan te voldoen. De vervroegde release van hun vierde album, alweer toepasselijk genoemd (RTJ4), naar aanleiding van de protesten tegen het politiegeweld in de VS tegen zwarten, had in mij een beeld opgeroepen dat dit de ultieme protestplaat zou worden tegen alles wat in dat land, hun thuisland, misloopt: (politie)geweld tegen zwarten, Trump, een steeds verder groeiende kloof in de samenleving,... Dit zou -zo beeldde ik me in- de ultieme tijdsgeestvattende plaat worden die 2020 zou bepalen door de vinger op de stinkende, etterende, open wonde te leggen en erin te peuteren om alle vuil naar boven te krijgen.
Dat is het niet helemaal geworden en waarschijnlijk had ik mijn eigen wensen geprojecteerd op deze talentvolle hiphoppers. Toch is het zeker en vast één van de sterkste platen die ik dit jaar al hoorde en militantere hiphop zal je zo gauw niet horen. Je zou Run The Jewels, ook basis van eerdere platen, de Public Enemy van de 21e eeuw kunnen noemen. Het inspelen op de actualiteit gebeurt overigens ook, zelfs zeer expliciet in Walking in the snow, waarin de intussen overbekende "I can't breathe" letterlijk in de mond genomen wordt om het politiegeweld maar ook de onverschilligheid van vele (blanke) Amerikanen daaromtrent op de hak wordt genomen. Het is niet de enige keer dat ze zich uitspreken over de VS: in Ju$t doen ze dat samen met Pharrell Williams en Zack De la Rocha (van Rage Against The Machine ; al eerder op Run The Jewels 2 te horen in het geweldige Close your eyes (and count to fuck) en werkelijk alle thema's passeren de revue. 
Soms hoeven de songs niet eens over maatschappelijke onderwerpen te gaan om te boeien. De al eerder uitgebrachte single Ooh la la (met Greg Nice van het duo Nice and Smooth en DJ Premier van Gang Starr) is onweerstaanbaar. Wat samenwerkingen betreft, mogen we zeker ook niet voorbijgaan aan het tegenover het kapitalisme erg kritische Pulling the pin, met Mavis Staples en Josh Homme (Queens Of The Stone Age).
De raps van Killer Mike mogen dan al vaak bijzonder kwaad klinken, de muziek die El-P erbij aanlevert, versterkt de eerder al vermelde militante sfeer die over hun platen, en zeker over deze, hangt. Luister maar eens naar de spanning die opgebouwd wordt in Never look back of de bijna old school breakbeats in Out of sight
Laat u dus niet misleiden door mijn inleiding en mijn aanvankelijke teleurstelling want dit is ongetwijfeld nog steeds één van de belangrijkste platen die je dit jaar zal horen. En informeer je zeker ook verder over de aangebrachte thema's. We mogen immers niet blind zijn voor de invloed op onze eigen samenleving en de parallellen die te trekken zijn.

Beluister hieronder het volledige album:

17 juni 2020

Indigo Girls


Het zijn fijne herinneringen die opgeroepen worden door Closer to fine van Indigo Girls, een nummer uit 1987 al. Nochtans is dat in mijn geheugen niet bepaald een gelukkige periode in mijn leven, maar iets in de eenvoud van de song en een nostalgisch gevoel naar de radio op zondagnamiddag, met live-verslagen van de voetbalwedstrijden af en toe onderbroken door gewoon mooie liedjes, verklaart dat ongetwijfeld. En kijk, het duo heeft een nieuwe plaat uit. Look long is al hun vijftiende album, en behalve die ene single ken ik van hun muziek eigenlijk niet echt iets.
Dat is betreurenswaardig, niet in het minst voor mezelf, want afgaande op deze meest recente toevoeging aan hun repertoire hebben de schoolvriendinnen uit Atlanta heel wat te bieden op muzikaal vlak.
De titelsong bijvoorbeeld is een toonbeeld van beheerste folk met een boodschap. Niet zelden is de boodschap van de openlijk lesbische vrouwen (die overigens geen partners zijn) dat de rechten van de holebi's voortdurend onder vuur liggen en dat zoiets niet zou mogen. Dat blijkt ook hier in de song Country radio over een escapisme en country voor holebi's, geen evidente combinatie. Maar ook thema's als de wapen- en geweldcultuur in de VS (Muster), de strijd tegen de doodstraf, het recht op onderwijs, polarisatie (Change my heart),... passeren de revue. Daarbij wordt gelukkig de preek niet boven de muziek geplaatst, wat een heel boeiende en mooie plaat oplevert. Bovendien vormen persoonlijke herinneringen vaak de aanleiding om op die manier de thema's te benaderen. Daardoor is het ook een erg persoonlijke plaat voor de twee vrouwen.

Beluister hieronder het volledige album:

Gelezen (147)

Het eiland van de vorige dag - Umberto Eco


Het is niet eenvoudig te vertellen over deze roman van Umberto Eco zonder veel weg te geven van het verhaal, maar ik ga het toch proberen. En laat ik daarom beginnen met mijn indrukken óver het boek, vooraleer op het verhaal in te gaan.
Jazeker, het duurt zo'n tweehonderd bladzijden eer de verhaallijnen uit dat eerste deel (de schipbreuk van Roberto met de Amarilli en het belanden op een anders schip -de Daphne-, het veel eerder in de tijd plaatsvindend beleg van Casale en dan het hersenschimverhaal van de denkbeeldige tweelingbroer Ferrante) bij elkaar samenkomen en je ineens de puzzelstukken op waarlijk magistrale wijze ziet passen in elkaar. Dan pas wordt duidelijk welke richting we uit gaan. Niet dat in die tweehonderd pagina's niets te beleven valt, maar het is voor de lezer soms moeilijk staart of kop te krijgen aan de onderlinge samenhang, omdat die paar schakels die ze aan elkaar vastklinken, pas zo laat door de auteur prijsgegeven worden. Wat volgt is een verhaal dat je meesleept, dat zoals steeds bij Eco doorspekt is met historische en filosofische bedenkingen maar dat vooruitgaat volgens de regels van de romankunst. Helaas eindigt het boek met zo'n ruim vijftig bladzijden waarbij hij me kwijt raakte: teveel gefilosofeer, teveel deussen ex machina, teveel bokkesprongen die de zo geroemde illusie die een roman moet scheppen, doorprikken waardoor je niet meer gelooft in het verhaal als verhaal en te afstandelijk kijkt, gedwongen wordt te kijken zelfs.
En hoe zit het met dat verhaal? Wel, dat biedt nochtans genoeg stof voor een boeiende reis in de tijd. We schrijven (althans, Eco doet dat) begin 17e eeuw, rond de tijd van of vlak na de Dertigjarige oorlog en in een tijd waarin ontdekkingsreizen een (ruime) eeuw na Columbus steeds meer delen van onze aarde in kaart brengen, meer bepaald in de Stille Zuidzee. En daar wordt de mens, die zich bevindt op een scharnierpunt tussen religie en wetenschap (voor de Verlichting de hoop die te verenigen zal opgeven en hen meer en meer als tegenstellingen zal ontmaskeren), gekweld door moeilijkheden die met een nog in zijn kinderschoenen staande wetenschap (althans op die domeinen die relevant zijn voor dit verhaal) noch met de rotsvaste overtuiging dat de Waarheid van de Bijbel elk probleem ondubbelzinnig van antwoord voorziet, op te lossen blijken. Dat alles gebeurt bovendien binnen de machtsstrijd tussen de grootmachten die de Dertigjarige Oorlog én de vele andere conflicten van de 17e eeuw bepalen. En zo passeert een Richelieu de revue, Abel Tasman en nog meer historische figuren die dat tijdsgewricht kleurden.
Waar Umberto Eco naar mijn gevoel in De naam van de roos nog een goede balans vond tussen verhaal (daar was het een Sherlock Holmes-achtig detectiveverhaal), geschiedenis en filosofie, verliest hij zich hier vooral op het einde van het boek toch vooral in doorgedreven filosofische lessen, waardoor het voelt alsof hij zich overtilde aan zijn ambitie en zo alsnog een werkelijk goed boek aan kracht doet inbinden. Jazeker, een goede roman valt of staat met een passend, krachtig einde, en hier worden we geconfronteerd met een toch wel wat onthoofde ontknoping. Jammer. 


Hotel Andromeda - Gabriel Josipovici


Gabriel Josipovici schetst de moeilijke strijd van een schrijfster met haar onderwerp, de kunstenaar Joseph Cornell, waarover ze een boek wil schrijven dat noch biografie is noch een studie van zijn werk, maar dat iets daartussen wil zichtbaar maken. Tegelijk wordt deze schrijfster, Helena, plots bezocht door een Tsjechische fotograaf die Tsetsjenië ontvluchtte, waar hij haar zus kende. Beiden, zowel de kunstenaar als de fotograaf, blijken moeilijk te bevatten. Waar dat bij de fotograaf leidt tot een wat voorspelbare ontwikkeling, vindt de schrijfster uiteindelijk alsnog het inzicht dat haar boek samenbrengt.
De auteur vertelt dit alles in korte hoofdstukken, gaande van passages uit het fictieve boek over Cornwell tot eenvoudige dialogen met de fotograaf die slechts een beperkte kennis van het Engels heeft. 

 
VOS: het leven van Luc De Vos - Leon Verdonschot


Het lijkt nogal arrogant om te zeggen dat ik delen van mezelf herkende in de door Leon Verdonschot geschreven biografie van Luc De Vos en wellicht zelfs bijzonder vreemd voor wie mij kent (en Luc De Vos ook): hij lijkt één van de meest ongecompliceerde mensen die er ooit waren in Gent en zelf ben ik ik zal het maar zelf toegeven- behoorlijk gecompliceerd. Maar misschien (het zou een Vos-aforisme kunnen zijn) schuilt er wel een Vos in elk van ons.
Aan de hand van fragmenten uit boeken en nummers die hij schreef, wordt duidelijk dat de artiest en de mens Luc De Vos in hoge mate samenvielen. De grote kunst, zo vond ik altijd al en zie ik in deze biografie nog maar eens bevestigd, van Luc De Vos was dat hij erin slaagde om die zinnen die je honderdmaal hoort, die horen bij hoe er gesproken wordt in Wippelgem, Gent, Oost-Vlaanderen (en wellicht ook nog wel een eind daarbuiten), die als nietszeggende clichés betekenisloos niet eens in ons geheugen leken opgeslagen, dat hij nét die zinnen zo'n poëtische kracht kon geven dat je voorbij het cliché leerde kijken, dat je snapte waarover het ging, dat je herkenning voelde, door de taal maar ook doordat de onderliggende boodschap nooit moeilijk te ontcijferen viel.
Zelf van Gent en fier in deze stad te wonen (al bijna heel mijn leven), hoort hij zo onlosmakelijk bij deze stad dat werkelijk iedereen die ik hier ken (ook beroepsmatig, mensen die in een heel andere wereld dan die van mijn vrienden en kennissen leven), hem kende. En ik had ook dat gevoel dat ik hem kende omdat ik hem soms in de Delhaize in Ledeberg zag met zijn zoontje. Hem aanspreken durfde ik niet (dat vind ik bij alle muzikanten altijd moeilijk) en toch kon ik blij thuiskomen en zeggen "ik heb Luc De Vos gezien in de Delhaize!" alsof we daar dan een half uur een gesprek gevoerd hadden over muziek, de samenleving, Gent en het vaderschap (heel vaak was ik daar met mijn zoon of dochter of beiden). En mijn lief, uit Brugge, aan haar kan ik het maar niet uitleggen, hoe Luc De Vos het meest verbindende is wat deze stad heeft, nog meer dan AA Gent (want je hebt hier zelfs, ongelooflijk maar waar, Club Brugge-supporters!) en de Gentse Feesten.
Toen mijn zoon nog voetbalde, waren we in de kantine van de ploeg waar hij moest spelen, ik vermoed een jaar nadat hij gestorven was, en op de radio speelden ze "Mia" als eerbetoon, op alle zenders op hetzelfde moment. Mijn zoon speelde bij Tenstar Melle en het was een kantine aan de andere kant van de stad. En in die kantine zong iedereen, écht waar iedereen, mee met "Mia". Een meer divers publiek was er amper denkbaar en toch... "Mia"!
Dat Leon Verdonschot erin slaagt om al die gevoelens, al die herinneringen, al die pracht van zijn teksten, de wonderbaarlijke contradictie van ogenschijnlijk doordeweekse zinnen ("soms vraagt een mens zich af", "wie zal er voor de kinderen zorgen?", "Veronica komt naar je toe" waarbij je de reclamespotjes van Veronica op de Nederlandse tv terug in gedachten ziet,...) die toch een zo diepe tristesse én hoop én herkenning én opluchting omdat anderen het ook niet makkelijk hebben,... kunnen herbergen. om alles wat hij teweegbracht, zo sterk tot leven te wekken, is een bijzonder knappe prestatie. En ik heb genoten van de epiloog, vooral de gesprekken met Lucs zoon Bruno. Hoewel mijn relatie met mijn intussen bijna 15-jarige zoon natuurlijk niet hetzelfde is, en ik nooit dezelfde gesprekken met hem zou hebben, is het zo herkenbaar. Misschien schuilt daarin niet allen de kracht van Luc De Vos' teksten, maar van zijn hele leven: hij gaf je het gevoel dat hoezeer de details ook mochten verschillen, we in wezen dezelfden waren...

16 juni 2020

Jakko M. Jakszyk, Robert Fripp en Mel Collins


Het is bijzonder vreemd dat volgens Wikipedia (zowel de Engelstalige als de Nederlandstalige versie) A scarcity of miracles al in 2011 uitgebracht werd en op die pagina's geen vermelding staat van de re-release in februari van dit jaar. Opzoekwerk rond deze plaat op het internet levert verwarrende resultaten op, maar soit, ik zal deze plaat, voorgesteld als een King Crimson ProjeKct, die ik pas beluisterde, hier behandelen als een nieuwe release van dit jaar. Vaste King Crimson-leden Robert Fripp en Mel Collins werken hier samen met een ander, tijdelijk ex-lid (Jakko M. Jakszyk), die ooit ook nog bij Level 42 speelde. Verder werden ze bijgestaan door bassist Tony Levin (Peter Gabriel en King Crimson) en drummer Gavin Harrison (ook al een ex-lid maar ook bekend van Porcupine Tree).
Laat ik starten met een terugkeer naar het einde van mijn studietijd. Ik had toen een lief met een broer die meer dan tien jaar ouder was dan zij, en ergens in een appartement woonde waar hij vooral 's nachts actief was en overdag sliep. Hij had met heel veel succes gestudeerd maar had op een bepaald moment, tegendraads als hij was, gekozen om niet langer te werken maar zijn leefritme om te gooien, uit de ratrace te stappen en zijn eigen weg te bewandelen. Hij zou ook op zijn veertigste zelfmoord plegen, zo zei hij, want daarna was het leven niet langer de moeite waard. Mijn relatie duurde niet lang genoeg om te weten of hij zich aan dat voornemen gehouden heeft maar ik herinner me wel dat ik eigenlijk wel opkeek naar hem: zijn intelligentie, zijn tegendraadse kijk op de wereld, zijn inventieve oplossingen om 's nachts te kunnen leven in een druk flatgebouw (zijn hele appartement was geïsoleerd met mousse die eruitzag als eierdozen, om alle geluid van zijn nachtelijk leven te absorberen). Hij leerde me biljarten (hij had een biljarttafel waarop hij carambole speelde in zijn kleine flat, helemaal in een hoek, zodat hij bij het oefenen de positie van de ballen moest meten en aan een bereikbare zijde in dezelfde constellatie moest leggen), hij had heerlijke en leerrijke gesprekken en discussies met mij (en hij, die vrijwel iedereen te min vond voor hem, vond me best wel interessant omdat ik echt nadacht over de dingen waarover ik sprak, zo vertrouwde hij zijn zus eens toe, wat ik een enorm compliment vond). En hij leerde me Robert Fripp kennen. Die had toen net een plaat uit samen met David Sylvian (The first day). Hij vertelde me over zijn fascinatie voor deze gitarist die verkoos al zittend, met zijn gitaar op zijn schoot, te spelen omdat dat het meest comfortabel was. Ik vond zijn verhalen geweldig.
Toch raakte ik maar moeilijk het muzikale universum van King Crimson binnen. Het was nogal hermetisch, nogal jazzy en teveel progrock naar mijn zin en langzaamaan verdween hij weer uit het oog (net als die broer van mijn toenmalig lief, die ik natuurlijk nooit meer zag nadat het uit was). Al koester ik wel nog steeds The first day en het daaropvolgende live-album Damage.
En nu, zovele jaren later, duikt hij weer op en ik heb het gevoel dat deze muziek, waarvan het internet me op mijn hierboven vermelde zoektocht verzekerde dat die nauw aansluit bij het werk uit de jaren zeventig van King Crimson, mij nu wel weet te raken en te bekoren. Nog steeds vind ik net zoals op de plaat met David Sylvian de zang en het gitaarspel bevreemdend, zoals niets anders dat ik ken. En ja, het klinkt jazzy, het is progrock maar het is vooral steengoede muziek die je dwingt alle vooroordelen over genres overboord te gooien en eens echt goed te gaan luisteren naar hoe de muzikanten elkaar vinden.
Er is niet één song die eruit springt, maar het geheel laat zo'n overweldigende indruk na dat je vooral gefascineerd raakt. De kronkelende saxofoon, de soms wat ijle instrumentatie (een soort vroege ambient) en dan natuurlijk die ondefinieerbare stem van Fripp maken dat dit album je niet meteen loslaat. Ze dwingt je om je onder te dompelen in dat muzikaal universum dat ooit voor mij zo ontoegankelijk leek. Misschien, maar ik kan me natuurlijk ook vergissen, is dit muziek voor mensen met een zekere levens- en muziekwijsheid, mensen met ervaring, zoals je ook boeken hebt die je pas vanaf een zekere leeftijd ten volle kan waarderen. Maar mocht je nog jong zijn, laat je daardoor niet afschrikken, probeer het toch maar en bewijs misschien wel mijn ongelijk.

Je kan deze plaat hieronder integraal beluisteren:

15 juni 2020

Flying Horseman


Het lijkt erop dat Bert Dockx met Flying Horseman stilaan in Vlaanderen een genre op zich vormt. Ook op Mothership is zijn gitaarspel heel herkenbaar. Toch is dit geen herhaling van het succesverhaal van de vorige platen, dat maakt opener Citizen al meteen duidelijk dat een beetje doet denken aan Magnus, de samenwerking van Tom Barman (dEUS) en CJ Bolland.
De overstuurde gitaren blijven eveneens achterwege op Flare en wie het hele album tot zich neemt, zal merken dat dit wellicht het meest toegankelijke is dat de Antwerpse band al uitbracht. Die toegankelijkheid gaat gelukkig niet ten koste van de kwaliteit, dit blijft een bijzonder mooie plaat. Het rustige Where do you live is zo'n nummer dat je 's avonds net voor het slapengaan nog eens wil beluisteren. En Secrets gaat dan weer zo frenetiek te keer dat je jezelf zowaar ziet dansen in gedachten. 
Met Mothership heeft Flying Horseman niet voor de evidente weg gekozen zonder zichzelf te verloochenen. Het is alweer een mooi hoofdstuk geworden aan hun uitbreidende oeuvre.

Beluister hieronder het volledige album:

14 juni 2020

Built To Spill


Een discussie kan oplaaien over de vraag of een groep als Built To Spill wel het meest aangewezen is om de songs van Daniel Johnston te coveren. Enerzijds is de lo-fi aanpak van de band natuurlijk wel passend bij diens liedjes, anderzijds waren de originelen ook al vaak zo lo-fi als maar kon en dus vraag je je af wat er dan nog aan toegevoegd zal worden. Gelukkig luidt het antwoord onder meer: er wordt door de band wél goed gezongen en de instrumenten worden bespeeld door mensen die daar verstand lijken van te hebben, iets wat je niet altijd (of zelfs zelden) van Johnston zelf kon zeggen.
Het album Built To Spill plays the songs of Daniel Johnston begint overigens veelbelovend. Zowel Bloody rainbow als Tell me now zijn heerlijke voorbeelden van de beatleske songs die Johnston uit zijn mouw wist te schudden: een aanstekelijk en eenvoudig refrein dat meteen in je hoofd zit en je hele verdere dag opvrolijkt. Jammer genoeg kiest de band daarna voor songs (en een aanpak) die verglijdt naar, ik durf het amper schrijven, saaiheid. De songs worden wat inwisselbaar gebracht, er zit te weinig reliëf in deze plaat. Niet dat er geen goeie songs meer op staan: Fake records of rock and roll is bijzonder aardig en wanneer het trio de gitaarversterkers helemaal opendraait en een noise-einde breit aan wat al het stevigste nummer op het album was, maakt dat me heel blij. 
Al bij al had ik hier meer van verwacht maar hey, het blijft natuurlijk Built To Spill en het blijven de songs van Daniel Johnston. Ik had graag gehoord wat die combinatie had opgeleverd met songmateriaal als True love will find you in the end of The Beatles.

Beluister hieronder de volledige plaat, die je overigens hier kan bestellen op hun Bandcamp-pagina:

13 juni 2020

Dav Dralleon


Van Dav Dralleon had ik nog nooit gehoord tot ik toevallig op een website zag dat zijn platen in die specifieke winkel terug in stock waren. Uit pure nieuwsgierigheid zocht ik hem eens op op Spotify en nu mag de Fransman zich verheugen in aandacht voor zijn EP Everflame, uit sinds februari.
Over de artiest zelf is weinig bekend, wel dat hij één van de opkomende namen is in de darksynth, een genre binnen de synthwave dat meer metalinvloeden herbergt en ook een fascinatie voor horrorfilms gemeen schijnt te hebben. Als ik het op basis van deze EP zou moeten beschrijven, hangt her ergens tussen de dance van Boom Boom Satellites of Tekton Motor Corporation zonder de autogeluiden, een opbeurender versie van Front 242 en Ministry in. Synthesizers overheersen uiteraard het geluid, dat erg vol klinkt en een soort bombast incorporeert die het ongetwijfeld live erg goed doet.
Sword ov Saturn lijkt dan wel op bijna identieke manier te starten als opener Horizon set ablaze maar hier horen we meer verknipte geluiden alsof Aphex Twin af en toe ook eens aan knopje draaide. Ad astra klinkt donkerder, dreigender en meer ingehouden en is daarmee de stilte voor de storm genaamd Ultra knight. De titelsong mag afsluiten en daarin trekt Dav Dralleon eens goed alle registers open. Het enige wat je als luisteraar kan doen, is het allemaal over je heen laten komen en de zeveneneenhalve minuut uitzitten, verstand op nul en dansbenen op automatische piloot.

Je kan deze EP hier kopen op zijn Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

Bibio


Bibio is een muzikant waarvan ik het bestaan telkens weer vergeet en die dan soms opduikt op mijn pad. In 2009 maakte hij (echte naam: Stephen James Wilkinson) een opgemerkt album, dat weliswaar niet mijn top 20 maar wel mijn jaaroverzicht haalde, met The apple and the tooth en in 2015 dook hij op Late night tales samengesteld door Nils Frahm. En daar is hij, vijf jaar later, terug met een eigen plaat, Sleep on the wing, waarin folk de boventoon voert in de doorgaans instrumentale songs. 
Opmerkelijkste song is het niet helemaal zuiver gespeeld en daardoor net heel charmante Lightspout hollow, alsof het door een kind op een speelgoedpiano is gespeeld, je weet wel: zo'n kleine blauwe waarmee je hooguit kunt hopen dat je deuntje herkend wordt. En het is net die totale onderdompeling in folk, een pastoraal gevoel en de meest eenvoudige melodieën die van dit korte album zulk een feest voor het oor maken. Oakmoss krijgt zang mee die laat wegdromen, The Milky Way over Ratlinghope kan elk moment in een rondedans rond de eik uitbarsten en Otter shadows haalt het valse kinderspeelgoed weer boven. Watching thus, the heron is all pool is met zijn strijkers een perfecte afsluiter voor een plaat die bewust niet modern maar tijdloos klinkt, die de stad vaarwel zegt en het platteland en zijn eeuwenoude tradities omarmt en die de hype verruilt voor de herhaling van rituelen die ons ver overstijgen.

Beluister hieronder de volledige plaat:

12 juni 2020

Renton Jules


Renton Jules is een viertal uit Antwerpen dat in 2013 de leuke EP How to catch a deer op de wereld losliet. Je kan hier lezen wat ik daar toen van vond. Zonet brachten ze (pas) hun debuutalbum uit, A little souvenir. Zeven jaar is lang in muziekland en ze leken al de vergetelheid in gesukkeld maar daar hopen ze nu toch weer uit te klauteren. Dat doen ze met indiepop die, tenzij in uitschieters als de door blazers richting jazz gzstuwde brug in Patsy en het korte aan Gabriel Rios herinnerende New faces, niet met glitters omhangen is om op te vallen maar evenmin te kleurloos is om een leuke luisterervaring op te leveren. Jaarlijstjes haal je hier wellicht niet mee, zomerse tuinfeesten in onze bubbel wel.

Beluister hieronder het volledige album:

10 juni 2020

Westerman


2020 is al een heel vreemd jaar geweest en voor veel mensen voelt het alsof dit jaar niet nog slechter kan worden. Zelf betwijfel ik dat: een herverkiezing van Donald Trump is lang niet onmogelijk, er kom wellicht een lange, hete, droge zomer aan met klimaatdoden en waterschaarste of zelfs -tekort, ook in Vlaanderen, en wie weet wat de toekomst nog allemaal in petto heeft. Goed nieuws is dus meer dan welkom en daar zorgt de Londenaar Will Westerman gelukkig voor met Your hero is not dead. Behalve een bemoedigende titel is dat immers ook een uitstekende debuut. Na enkele EP's is dit immers de eerste volledige langspeler van de Brit, die muziek uitbrengt onder zijn familienaam Westerman.
Zijn stem klinkt rustig, vriendelijk, als van een beleefde jongen die zich al verontschuldigt van zodra hij iets komt vragen omdat hij oprecht meent je te storen bij wat het ook moge zijn dat je aan het doen was. De muziek past daar perfect bij: nergens opdringerig, stijlvol en zalvend. De synthpop klinkt vaag eighties (zoals in Think I'll stay, dat eenzelfde sympathieke uitstraling heeft als Shattered dreams van Johnny Hates Jazz). Easy money klinkt als een kruising tussen Phil Collins en Perfume Genius. Confirmation (een licht gewijzigde versie ten opzichte van de twee jaar geleden al uitgebrachte single) is een vreemde mix van elementen die we allemaal wel al eens ergens gehoord hebben maar zeker nog nooit in deze combinatie.
Wie graag een dekentje wil om de rest van het jaar onder te kruipen en stilletjes en hoopvol af te tellen naar een hopelijk beter 2021, kan deze eindeloos op repeat zetten.

Beluister hieronder de volledige plaat:

09 juni 2020

Mark Olson en Ingunn Ringvold


Eén van de mooiste platen uit de jaren negentig is zonder twijfel Hollywood town hall van The Jayhawks. Intussen moet die groep het allang zonder Mark Olson doen, die zelf ook allesbehalve stilgezeten heeft: onder meer nam hij met de Original Harmony Ridge Creek Dippers (met onder meer zijn (intussen ex-)vrouw Lucinda Williams) zeven albums op, er waren enkele solo-platen en samenwerkingen waaronder dit de derde release is samen met Ingunn Ringvold. Deze Noorse zangeres en multi-instrumentaliste maakte zelf drie platen alvorens haar wagentje vast te hangen aan dat van Mark Olson, met wie ze vanaf 2012 meeging op tournee.
Magdalen accepts the invitation is het meest recente resultaat van die samenwerking. De tien songs die we erop horen, luisteren aangenaam weg, veroorzaken geen rimpeling in de luisterervaring en soms lijkt het alsof de liedjes tot hun kern gereduceerd worden en dan doet het duo me zelfs een beetje denken aan Daniel Johnston (al kunnen ze beiden duidelijk beter zingen), zoals in 31 patience games. Met de borstel even gedrenkt in de verf der country zijn dit vooral nummers die de eenvoud van veel singer-songwritermateriaal uitstralen. De arrangementen zijn rechttoe-rechtaan, zonder tierlantijnjes en opsmuk, als een ongeschminkte vrouw (die er toch nog heel goed uitziet).

Je kan deze plaat hier in een luxe-editie (enkel nog op vinyl, de CD is al uitverkocht) kopen via de Bandcamp-pagina van Mark Olson en alvast hieronder beluisteren:

08 juni 2020

No Age


Het Californische duo No Age verraste vriend en vijand in 2008 met het meer dan degelijke debuut Nouns waarop hun noise rock gedefinieerd werd als een uitloper van de punkbeweging en derhalve ook een beetje een achterneefje van de grunge. Twaalf jaar later is er het vijfde album Goons be gone.
Doorheen deze hele plaat waart de geest van The Velvet Underground. Al vanaf opener Sandalwood is het de referentie die het meest in me opkomt. En op de één of andere manier klinkt No Age daarmee heel New Yorks, hoewel ze uit Los Angeles komen, een stad die in vele opzichten de tegenpool vormt. En hoewel de zang duidelijk Amerikaans is, doemen in mijn hoofd ook allerlei Britse punk- en postpunkformaties op. Buitenbeentjes vallen er ook te rapen op deze plaat: Working stiff takes a break lijkt de aanzet te geven tot een song die zal losbarsten maar vertikt dat finaal.
Dit is geen opmerkelijk goede plaat maar wel eentje die een beluistering af en toe waard is. Er leek iets meer in te zitten maar dat kwam er toch niet uit...

Je kan deze plaat hier kopen op hun Bandcamp-pagina en alvast hieronder beluisteren:

07 juni 2020

Retro review: MC 900 Ft. Jesus


Onlangs had ik op Facebook nog een discussie met een vriend over de muziek van Kanye West (die hij effenaf lelijk noemde) en hij haalde als voorbeeld van een echte rapper MC 900 Ft. Jesus aan. Die ken ik (en velen onder u wellicht ook) vooral van die ene geweldige single, The city sleeps. Maar gedreven door het gesprek heb ik de plaat waaruit dat nummer komt (Welcome to my dream), nog eens in zijn geheel beluisterd.
Laat ik het toch eerst even hebben over The city sleeps. Bekijk alleen al de hoes van die single hieronder. De sfeer die opgeroepen wordt door een wat onderbelichte, wazige foto van een hand met een lucifer in een scheef gekadreerde ruimte, met die grote, overweldigende letters van de artiest en in hetzelfde rood als het zichtbare gedeelte op de foto de titel: dat is precies wat je hoort zodra je plaat oplegt (ja, ik heb de vinyl single in mijn platenkast). Waarover hij het heeft, wordt meteen opgeroepen door zowel muziek als vocalen. Je ziet het zo voor je: onder beschutting van het nachtelijk donker zit vol verwachting, spanning en opwinding een man eerst te beramen hoe hij een leegstaand gebouw in vlammen zal laten opgaan en nadien, op dezelfde schuilplaat van waaruit hij goed zicht heeft, zich te vergenoegen in de gloed die het zwart van de nacht niet wegvaagt maar benadrukt, als een brandmerk dat de aandacht vestigt op zichzelf en op de omgevende niet-brandende omgeving. Moeiteloos verplaats je je als luisteraar in de geest van de pyromaan. Je strijkt bijna zelf de lucifer aan. Het is de perfecte symbiose tussen muziek, grafische vormgeving en inhoud en daarom zo'n fantastische single.


De rest van het album haalt dat haast bovenaards niveau natuurlijk niet meer. Toch valt de keuze voor soms soulvolle of jazzy, dan weer funky samples op die het geheel een warme gloed geven. Ozone drijft op zo'n jazzblazer en Dancing barefoot klinkt funkier dan "the funky chicken" dansend op Parliament/Funkadelic. Adventures in failure verheerlijkt de sound van funk door een lick die heel de tijd herhaalt wordt en Dali's handgun had van Isaac Hayes kunnen zijn en zou perfect passen op de soundtrack van blaxploitationfilms. 
De rapt klinken altijd alsof ze vanop afstand opgenomen zijn, als een commentaarstem vanop een andere plek. 
Deze plaat blijft het ontdekken waard maar je zal me toch niet horen beweren dat dit beter is dan Kanye hoor...

Beluister hieronder het volledige album:

06 juni 2020

Filmmaker


Ledigheid is des duivels oorkussen. Als er iets waar je Filmmaker niet van kan verdenken, is het luiheid. We zijn nog niet halfweg het jaar en de Colombiaan bracht al twee albums en een EP uit. Over één van die album wil ik het hier graag even met u hebben, maar in feite zou ik graag de hele discografie aanprijzen.
Faunes Efe, uit Medellin (de stad die we vooral dankzij Pablo Escobar lijken te kennen), maakt muziek onder vele namen, waaronder gewoon zijn voornaam, maar als Filmmaker ontdekte ik hem toevallig. De electronische muziek die erg dystopisch klinkt, heeft iets van de beklemming van het album Haus der Lüge van Einstürzende Neubauten, en Dimensional, zijn meest recente plaat, zoekt een weg tussen dansvloer en verteltheater. Conjured portal zoekt de drum 'n bass op terwijl wellicht de beste song op de plaat (Devourer) op de grens tussen new wave en industrial balanceert. Outsider warriors had welhaast van Front 242 kunnen zijn en The abyss gaze schuift dan weer een beetje richting ambient, maar dan volgestouwd.

Je kan dit album hier kopen via zijn Bandcamp-pagina (waar je meteen met de rest van zijn oeuvre kan ontdekken) en alvast hieronder beluisteren: