13 mei 2020

Caleb Landry Jones


Zelf hou ik meer van de bombast van Queen dan die van Muse, van het uitwaaieren der songs van de vroege Pink Floyd (toen Syd Barrett nog deel uitmaakte van de groep) dan van het gepingel en de moeilijkdoenerij van King Crimson (toegegeven, van die band heb ik nog niet zo veel muziek beluisterd). En dat verklaart goed waarom ik het wel heel volle geluid van de songs op The mother stone van Caleb Landry Jones zo weet te waarderen.
Caleb is vooral bekend als acteur (Three billboards outside Ebbing, Missouri, Twin Peaks,...) en heeft nu dus een debuutalbum uitgebracht. Op de hoes gaat hij alvast loos in een outfit die een voorliefde voor Liza Minnelli-achtig cabaret (en dus niet de Nederlandse variant van comedy), kostuumfilms die spelen ten tijde van Mozart en overdadig gebruik van make-up suggereert. En eens de songs beluisterd worden, valt ook daar het uitbundige karakter op, de hang naar het grote gebaar.
Opvallend vaak klinken die songs ook als frivool werk van The Beatles, vol twists en zijpaden die een volle rijkdom verlenen die laatstgenoemden zo belangrijk heeft gemaakt. Maar openen doet het album met een gedeeltelijk instrumentaal liedje dat circusmuziek koppelt aan theatrale openingsmuziek voor een ouderwetse film, waarna vroege Pink Floyd (denk een beetje aan See Emily play) het overneemt (Flag day/The mother stone). Vooral het stukje over "It takes a daffodil / to make it right / to shake the jelly from the stone" illustreert die speelsheid. You're so wonderfull klinkt dan weer als David Bowie, maar één van de hoogtepunten (en terecht een single geworden) is voor mij toch wel I dig your dog. Meer beatlesk wordt het niet echt (al benadert de acteur-zanger dit moment wel enkele malen op zijn plaat). Het slepende No where's where nothing's died (bizarre titel die ik niet helemaal begrijp) is volledig gedrenkt in de sixties en The hodge-pode porridge poke (het had de titel van een engelstalige Suske en Wiske-strip kunnen zijn) stuitert soms zo erg als je van een song met dergelijke titel zou verwachten. I want to love you gaat niet gebukt onder de orkestrale instrumentatie maar verovert die noot voor noot. Lullabey is behalve een grappige woordspeling ook volledig ondergedompeld in het soort psychedelica waar vroeger tonnen drugs voor nodig waren. En daar zijn de Beatles terug prominent aanwezig in de sound van Thanks for staying.
Ik ken nog steeds geen enkele release op Sacred Bones die me niet bevalt, ondanks de diversiteit die het label aanbiedt. En deze plaat voegt weer een nieuwe schakering toe en is er bovendien één om te koesteren. En als debuut is het een prachtige binnenkomer. 

Beluister hieronder het volledige album:

Geen opmerkingen: