31 januari 2020

Elefant


Het Gentse viertal Elefant is niet makkelijk voor één gat te vangen. Dat verwondert niet als je ziet waar de leden voorheen speelden (je kan dat hier nog eens lezen toen Lord sleep van het vorige album Konark und bonark lied van de week was). Met al die invloeden begrijp je beter waarom de muziek snuffelend als een hond alle hoekjes van de kamer verkent. 
Het kan vreemd gaan voor een band die op zoek gaat naar vervreemding in dissonante en chaotische geluiden en op het eind een plaat aflevert die net over samenkomen gaat en volmondig JA tegen het leven zegt. Die ja mag dan soms vreemd klinken (in Ultra plus ultra of Rechtschreibe bijvoorbeeld) maar de levensvreugde en -drift zijn hoorbaar aanwezig. Eazy is een kruising van een eighties David Bowie met Vive La Fête. Welcome to life Sonny is synthpop met vleugjes new wave en The dooor speelt leentjebuur bij Gavin Friday in een heel experimentele bui.
Deze plaat is één van de meest wonderlijke die je dit jaar al kon horen en roept meteen de vraag op hoe dit live gaat klinken. Een gewoon optreden lijkt het me alvast niet te zullen worden. Je kan het alvast zelf uitvissen op 14 februari in de Gentse Charlatan.


Je kan dit album hier kopen op hun Bandcamppagina of hier via Consouling en alvast hieronder beluisteren.

30 januari 2020

Terry Allen And The Panhandle Mystery Band


Natuurlijk bestaan er groeiplaten, die je meermaals moet beluisteren en die je beetje bij beetje besluipen, ergens een gaatje zoeken om jouw muzikaal geheugen binnen te dringen, je vullen tot je ze eindelijk begrijpt. Maar evenzeer zijn er platen waarvan je bij de eerste beluistering, bij de eerste minuut van het eerste nummer al, hoort dat dit zowat het beste wordt wat je vermoedelijk dat jaar zal horen. De muziek grijpt je meteen vast als een pitbull, de teksten gaan ergens over, dat voel je nog voor je goed geluisterd hebt naar de woorden en er is iets in de manier waarop de zanger zijn stem gebruikt dat je nooit meer zal loslaten.
Dàt is precies wat ik wist toen ik Just like Moby Dick oplegde, de nieuwe plaat die de Texaanse muzikant en kunstenaar Terry Allen met zijn band net uit heeft. En werkelijk alles zit goed aan die plaat:  er is het mooie artwork (niet enkel de hoes, maar ook de zorg waarmee de fysieke exemplaren zijn gemaakt) en er is het verhaal achter de plaat. Want deze plaat heeft een link met het meesterwerk der literatuur dat Herman Melville schreef over een witte walvis en met Berthold Brecht en Kurt Weill (wiens Pirate Jenny hier met een gelijknamige song een pseudo-prequel krijgt). Bovendien kiest Terry Allen voor gastvocalen die de songs nog meer diepte geven.
Zo mag Shannon McNally mee de existentiële crisis van ontsnappingskunstenaar Houdini bezingen in Houdini didn't like the spiritualists. Het verhaal over de hoop, tegen beter weten en zijn eigen geloof in, op een boodschap van zijn overleden moeder klinkt hier zo intriest dat je zelf ook hoopt dat hij de bedriegers en charlatans eindelijk eens niet zal kunnen ontmaskeren zodat hij écht kan geloven dat de doden van gene zijde toch iets kunnen doorgeven aan de levenden. Even existentieel is de vaststelling dat iedereen Abandonitis heeft, dat je zou kunnen vertalen als "verlatingsangst" al dekt dat niet helemaal de bezongen lading. 
Terry Allen toont zich een ware verteller in de traditie van de folk wanneer hij op Death of the last stripper vertelt over het nergens terug te vinden zoontje van de laatste stripper uit het dorp. Alle pogingen ten spijt lukt het de verteller niet om het jongentje op het spoor te komen en hij blijkt daarmee even vluchtig en ongrijpbaar "just like Moby Dick". Het is een thema dat in meerdere gedaanten terug zal keren op deze plaat. 
Een andere grote gastmuzikant die op mag komen draven is Charlie Sexton. Niet alleen had die zelf in 1985 een grote hit met Beat's so lonely, in deze eeuw speelde hij meerdere periodes mee in de band die Bob Dylan begeleidt. Zijn gitaar is hier prominent aanwezig op All that's left is fare-thee-well, een song waar de melancholie vanaf druipt als sap van een rijpe watermeloen op het moment dat je erin bijt. Daarna volgt alweer een zo mooi verteld verhaal (Pirate Jenny) dat je op het puntje van je stoel luistert. 
We zijn aangekomen bij de driedelige American childhood trilogy, waarin drie verhaaltjes vertellen hoe mensen hun kinderlijke onschuld verliezen en die nooit meer terugvinden, zoals je het dorp waar je vroeger woonde, ook nooit meer terug kan vinden, of het nu zoals een polderdorp in Terug naar Oosterdonk ondergespoten is of alsnog bestaat maar door de tijd onherroepelijk veranderd is. Civil defence staat stil bij de herinnering aan een kindertijd die omringd wordt door een wereld die je pas later zal leren begrijpen en waarvan de context voetafdrukken nalaat die je pas als volwassene begrijpt. Muzikaal klinkt het hier opgewekt als een kind dat nog tijd heeft om te spelen en zijn fantasie nog de vrije loop kan laten. Bad kiss zet vraagtekens bij wat de Amerikanen in godsnaam gingen doen in Afghanistan (en Irak), maakt de vergelijking met Vietnam en vraagt zich af wat mensen drijft om ver van hun eigen huis en eigen geluk de grond te gaan begieten met bloed van onbekenden. Dat we als individu niet ontkomen aan hogere machten, even onzichtbaar en ongrijpbaar (alweer) als Moby Dick, wordt pas helemaal duidelijk in Little puppet thing
De melancholie die doorklinkt in All these blues go walkin' by snijdt door merg en been, verscheurt je ziel. Gelukkig volgt nog een "vertelselke", ditmaal over het circus van de vampieren (City of the vampires). De toon van deze song doet me denken aan burleske avonden en de fantastische tv-reeks Carnivale. Clowns blijken ook hier weer (zoals intussen al algemeen geweten hoort te zijn) wezens uit griezelverhalen: "Vain painted clowns are performing / Baby vampire eyes shine at the show / No one thinks it's alarming / Until they grab the clowns and bite holes in their necks / And the clowns aren't so funny anymore / So you better go exercise the elephants while you can". Harmony two komt dan als een geruststellend rustpunt.
Het boek Moby Dick heb ik (nog) niet gelezen dus ik kan er naast zitten maar naar ik begrepen heb, laat de walvis zich pas éénmaal, op het einde, zien aan kapitein Ahab. Ook op dit album komt hij pas in de laatste song boven water. Sailin' on through is de perfecte afsluiter van deze plaat, een ode aan het leven door een man die niet blind wil zijn voor lelijkheid, miserie en achterbaksheid. Hij wijst je de weg naar geluk door de jungle van ongeluk, rampspoed en ellende. Dat doet hij ook hier weer met een stem die me heel sterk aan Sam Baker doet denken.
Voorspellingen zijn lastig en laat je beter over aan waarzeggers op circussen en handlangers van de Voorzienigheid, maar af en toe waag ik me ook aan één: deze plaat gaat héél héél hoog eindigen in mijn eindejaarslijst, ik durf zelfs bijna de toppositie te voorspellen.
Je kan het album hier kopen op zijn Bandcamppagina en alvast hieronder beluisteren. Doe jezelf een cadeau en koop een fysiek exemplaar zodat je de lyrics meekrijgt, ze zijn de moeite meer dan waard.

29 januari 2020

Of Montreal


Toen ik in 2007 de Amerikaanse band of Montreal leerde kennen, was Hissing fauna, are you the destroyer? al hun achtste album. Intussen staat sinds de release vorige vrijdag van Ur fun, de teller op zestien. Behalve door een spuuglelijke eightieshoes wordt deze plaat gelukkig ook gekenmerkt door vrolijke liedjes. 
Het springerige Polyaneurism doet denken aan het refrein van Break the rules van Charli XCX.De eighties zijn helemaal terug in het kitscherige You've had me everywhere en de vrolijke mix van pop en rock in Don't let me die in America is aanstekelijk.
Ur fun is niet meteen voer voor eindejaarslijstjes maar het is onschuldig en vrolijk luistervertier en soms wil een mens na een lange dag werken niet echt meer dan dat.


Beluister hieronder het volledige album:

28 januari 2020

Eminem


Hi! My name is: wat een openbaring was dat toch in 1999. In een aflopende eeuw stond een blanke hiphopartiest op die het viriele van de West Coast combineerde met flow en rhymes waar velen versteld van stonden en een attitude die geen heilig huisje overeind liet staan. Eminem zou in de jaren erna hits blijven scoren, met hulp ook van de peetvader van Los Angeles County (en meer bepaald Compton), Dr. Dre.
Hoewel hij de voorbije jaren nog wel platen uitbracht, bleken de media hun belangstelling, die ooit gigantisch was geweest in de hoop de keet die hij wist te schoppen niet te missen, verloren te hebben. Misschien komt daar met Music to be murdered by verandering in. Een blik op de tracklist verraadt alvast dat intussen bijna vijftigjarige rapper koos voor samenwerkingen met wel heel diverse artiesten, van Ed Sheeran over Skylar Grey tot Anderson .Paak
En hoe zit het nu met de songs, hoor ik u al vragen.Wel, al zijn die niet allemaal van even hoog niveau, we kunnen zeker niet klagen. Laat u meevoeren de wel zeer vloeiende flows en rhymes samen met de vorig jaar overleden Juice WRLD op Godzilla, luister naar eens te meer ontluisterend persoonlijke ontboezemingen in Stepdad en Marsh maar de beste song is toch wanneer hij samen met Royce Da 5'9", Black Thought (van The Roots), Q-Tip (A Tribe Called Quest) en Denaun het vat opentrekt genaamd Yah yah. Het begint al met een "interpolatie" van de "yah yah yah" uit Busta Rhymes' Woo hah!! Got You All In Check (op diens The coming). Verder zit dit nummer vol energie en de rhymes tuimelen net als de gasten over elkaar waardoor dit erg vol en opwindend klinkt.
Bij de minpunten reken ik zeker ook Those kinda nights waarop Ed Sheeran zichzelf mag zijn en bewijst dat in wat voor song hij ook zingt, hij altijd op dezelfde manier voor het voetlicht treedt, en Little engine dat toch net iets te weinig om het lijf heeft.


Beluister hieronder het volledige album:

Ansatz Der Maschine


Ansatz Der Maschine, de band rond Kortrijkzaan Mathijs Bertel, heeft zich al meermaals een plaats veroverd op deze blog met albums die ragfijne schoonheid combineerden met de sfeer van andere werelden. Het ingetogen Burial songs is wat dat betreft zeker geen uitzondering.
Hoewel de titel een emotioneel zeer zware plaat laat vermoeden, klinken songs als Untold (waarop Will Samson ook te horen is) en Deerhunter verrassend lichtvoetig. Vooral de oosterse elementen in de muziek verlichten die songs waardoor ze meteen ook erg troostrijk worden. 
Het meest indrukwekkende lied op deze plaat is Invisible, de samenwerking met Colin H. Van Eeckhout (Amenra). Die debiteert zijn tekst over muzikale toetsen die soms niet meer zijn dan dat: hier en daar wordt een noot aangeslagen, zo lijkt het wel, de stiltes zitten mooi ingebouwd in het nummer. De stem van Colin dwingt je te luisteren met een intensiteit die soms pijn doet, soms berusting schenkt en een essentie van troost zoals die in de andere songs, alle inspanningen ten spijt, niet even krachtig te vinden is. En dat zegt niets over de kwaliteit van die andere songs, geloof me.

Luister hieronder naar het volledige album:

27 januari 2020

Recovery Girl


Recovery Girl is een project van de uit Ohio afkomstige Galen Tipton en de muziek die ze maakt is op zijn minst gezegd nogal speciaal. Maar als je bereid bent je te laten verrassen, valt er heus wel te genieten van de gelijknamige EP die ze begin dit jaar uitbracht.
De titelsong is mijn favoriet, met een stevige portie drum 'n bass. Die loopt nog even verder in het daaropvolgende, korte Lets go bitch. De overstuurde stem geeft de nummers een Japanse, vreemde toets die net één van de bijzonderheden uitmaken van deze artieste. Al klinkt ze op het einde van Dont be my light behoorlijk angstaanjagend. 
Iets langer dan een kwartier waan je je even in een discotheek op een andere planeet of minstens een ander werelddeel.

Je kan de EP hier kopen op haar Bandcamppagina en hieronder alvast beluisteren:

26 januari 2020

Aankondiging: 10 jaar Zebras Are Timeless


Op 13 maart spelen Zebras Are Timeless in de Gentse Charlatan om te vieren dat ze al tien jaar bestaan. Vorig jaar nog brachten de Deinzenaren een EP uit (99%). Daarop brengen ze hun mix van ska, reggae, latin en funk. Een optreden van de vijfkoppige band staat dus garant voor een stevige dosis energie en zonnige vibes. 
Het voorprogramma wordt gespeeld door Mise En Scene, negen man die het podium alleen al door hun getalsterkte volledig zullen vullen. 

Beluister hieronder alvast de EP om in de sfeer te komen. Alle info over het optreden vind je hier.

25 januari 2020

Goed gedaan, Vlaamse regering! (Of toch niet?)


Zoals hier te lezen viel op vrt.nws, heeft Wouter Beke, onze nieuwe minister van welzijn, door verschuiving van middelen extra geld kunnen vrijmaken om mensen met een beperking die wachten op zorg, te helpen. Mooi, en goed gedaan, Wouter! Iedereen blij...
Of toch niet? Want laten we dit allemaal eens wat kritischer bekijken. Nog los van het feit dat het daar op het kabinet van Beke een rommeltje moet zijn waarbij hij om de haverklap nieuwe middelen vindt zonder dat er extra geld is (blijkens zijn communicatie van de laatste weken), is de maatstaf waaraan we deze aankondiging misschien best afwegen de plannen, doelstellingen en ambities van de opeenvolgende regeringen (waar zijn partij CD&V altijd deel van uitmaakte) inzake het helpen van mensen met een beperking.
Tien jaar geleden formuleerde Jo Vandeurzen, toenmalig minister en partijgenoot van Beke, immers zijn conceptnota "Perpectief 2020: nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap" (het hele document vind je als je doorklikt). Het werd de basis van alle hervormingen het afgelopen decennium in de sector en ik kan u, in de praktijk werkende, zeggen dat die ingrijpend waren. Alles wat u tegenwoordig hoort over zorgregie, de wachtlijst (één centrale i.p.v. per instelling), persoonsvolgende financiering vermaatschappelijking van de zorg,... is toen allemaal geconcipieerd. 
Kort gezegd komt het erop neer dat Perspectief 2020 (zoals het algauw ging heten) twee doelstellingen nastreefde, tegen 2020, om zo onder meer tegemoet te komen aan het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap. Die twee doelstellingen waren:



Aandachtige lezers merken meteen dat de Vlaamse regering er zich voor hoedde tot zeer concrete verbintenissen over te gaan, je zou deze doelstellingen eerder streefdoelen kunnen noemen dan "targets" (managertaal werd ook in de sociale sector plots hip want we moesten allemaal sociaal ondernemerschap omarmen) waarop je de directie (de regering) achteraf kan afrekenen.
Het idee achter die doelstellingen, uitgaande van vaststellingen in een veranderende maatschappij en internationale tendenzen, is zeker mooi. Personen met een handicap die het meest zorg nodig hebben, moeten (eerst) geholpen worden en die hulp moet vertrekken vanuit wat ze nodig hebben, niet vanuit het aanbod dat al bestond. M.a.w. gedaan met steeds maar weer dezelfde mensen met een complexe zorgvraag die nergens geholpen geraken omdat er voorrang verleend wordt aan "haalbaarder" problematieken en en gedaan met dat mensen met een handicap een pakketje hulp krijgen ongeacht of ze alles daaruit nodig hebben of niet. Voorwaar mooie doelstellingen zijn dat en er was, naast zoals overal enige weerstand tegen verandering (vooral omdat die nogal plots en onvoorbereid kwam), ook in de sector wel enthousiasme voor de ideeën. En de minister meende eindelijk het recept gevonden te hebben om van die verdomde lange wachtlijsten waar elke minister voor hem over struikelde, af te geraken. 
Hoe zag de praktijk er uit de voorbije jaren? Nou, het zou me veel te ver voeren om elk aspect daarvan te belichten en elk nieuw probleem dat opdook (van het verdwijnen van balans in het opnamebeleid van voorzieningen, want ze mochten niet meer zelf kiezen wie ze opnamen, tot haperende doch verplichte netwerktoepassingen die de overheid oplegde), maar sommige, in het kader van die doelstellingen belangrijke, wil ik wel voor de aandacht brengen.
De overheid streeft er dus (en Beke nu evenzeer) om de mensen met de hoogste noden alvast de garantie te bieden op zorg (en die moet dan ook nog op maat zijn). Maar hoe definieer je "de hoogste nood"? Je kan daar ronkende zinnen voor gebruiken zoals Vandeurzen deed in zijn nota of je kan kijken naar de praktijk. Die hoogste noden krijgen allemaal prioriteit 1. Mooi, duidelijk te onderscheiden van mensen met minder hoge prioriteiten. Nu ja, die andere prioriteiten zijn 2 (iedereen die niet 1 is maar toch NU geholpen wil worden) en 3 (toekomstige zorgvragen). Veel differentatie laat dat nu ook weer niet toe. 
Wanneer krijg je de hoogste prioriteit? Wel, er zijn 3 redenen:
- je krijg al zorg maar door verhuis van je familie, partner,... of wat voor reden ook zou je diezelfde zorg ELDERS willen krijgen
- je krijgt zorg maar om één of andere reden heb je nu niet zoveel zorg meer nodig dus je wil een lagere zorgcategorie maar wel liefst aansluitend natuurlijk
- je dient een dossier in om uit te leggen waarom je echt wel niet langer kan wachten op zorg
Die eerste twee redenen geven niet zo veel problemen in de praktijk, althans, niet meer dan vroeger. De derde reden is ietwat tricky. Ten eerste is er nogal wat administratie en papierwerk dat moet ingevuld worden om te bewijzen dat je dus écht niet meer kan wachten en dat je dus écht nog steeds die handicap hebt waarvoor het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) je al erkent. Dat dossier wordt beoordeeld en de overheid doet dat zeer streng en strikt. Mensen waarvan iedereen met gezond verstand en met kennis van zaken van de dagelijkse realiteit beseft dat ze nu toch echt wel zeer dringen hulp en ondersteuning nodig hebben, blijken geen "voldoende dringende" reden te hebben, bijvoorbeeld omdat hun ouders nog leven (en die kunnen toch voor hen zorgen?). Het is zelfs zo absurd dat zelfs een slechte, ongelooflijk destructieve relatie tussen ouder en kind, die het kind dus eerder kapotmaakt dan helpt, voor het VAPH een reden is om jou niet de hoogste prioriteit toe te kennen.
Stel dat je toch het geluk hebt dat je die hoogste prioriteit toegekend krijgt, is de lijdensweg nog niet voorbij, want je bent niet de enige. Daar zijn immers momenteel zo'n 6.000 van die wachten op een budget voor zorg. In totaal staan trouwens zo'n kleine 16.000 mensen op de wachtlijst om een budget of een budgetverhoging (wegens gegroeide zorgbehoefte) te krijgen, blijkens de cijfers uit het nieuwsartikel.
Probleem is ook dat de overheid ervan uitgaat dat alles wat je krijgt, beter is dan niets (en meteen ook reden om je prioriteit daarna te verlagen van 1 naar 2, want je krijg al "hulp", zelfs al is die niet toereikend). Maar de praktijk toont duidelijk dat vroeg én voldoende ingrijpen juist factoren zijn die een betere prognose geven én die voorkomen dat je later méér hulp nodig hebt dan je oorspronkelijk nodig zou gehad hebben. Net zoals degenen die langst wachten al iets geven ten koste van mensen met nieuwe zorgvragen, eerlijk LIJKT maar het geweldige nadeel heeft dat mensen pas hulp krijgen als de problemen al dermate geëscaleerd zijn dat ze méér en intensievere hulp nodig hebben dan oorspronkelijk nodig zou geweest zijn (en dus ook duurdere hulp!).
En wat met de doelstelling van vraaggestuurde zorg i.p.v. aanbodgestuurde zorg? Wel, dat is in de praktijk een pak moeilijker dan op papier. Want organisaties (instellingen, diensten,...) moeten met hun personeel binnen een kader van arbeidswetgeving wel die hulp georganiseerd krijgen en er waren ook al veel mensen die al hulp kregen die je hen ook niet zomaar kan afnemen om op een bepaald moment van nul te herbeginnen. Dus, net als in andere sectoren overigens, is de praktijk een verschuiving naar méér vraaggestuurd maar ook nog steeds sterk aanbogestuurd, want je kan maar krijgen wat voorhanden is. Dat is voor ons trouwens ook zo in de supermarkt: ik kan wel een kerststol WILLEN in jullie en de supermarkt zou me misschien graag helpen om mijn vraag te beantwoorden (uiteindelijk is verkopen wat ik wil hun businessmodel) maar als er geen zijn, zijn er geen, hoe hard ik dat ook wil...
En zijn de wachtlijsten nu verminderd? Dat was achterliggend misschien nog wel de grootste motivatie om al die veranderingen door te voeren. Wel, volgens het nieuwsartikel stijgt het aantal wachtenden nog steeds (van 15.583 nu tot vermoedelijk 24.900 in 2024, over VIER jaar dus al) en zelfs de groep met de meest dringende noden zou stijgen van 1.500 nu tot 4.000 dan.
Het is goed dat de regering tien jaar geleden doelstellingen en een plan had (zelfs al waren beide verre van perfect), maar mogen we dan nu alstublieft verwachten dat de minister i.p.v. wat maatregelen in de marge eens echte beleidsmaatregelen zou nemen vertrekkende vanuit een visie die realistisch de gigantische problemen van de sector aanpakt?
Want we hebben het hier nog niet gehad over personeelsomkadering (gemiddeld zo'n 80 % van de voorziene personeelsomkadering in de jaren zeventig toen de mix van problemen tenminste nog enige balans had doordat voorzieningen zelf een evenwichtig opnamebeleid konden voeren), het gigantische wantrouwen tegenover de hulpverlening (hulpverleningsinstanties die een persoon al zijn hele leven helpen en dus samen met zijn familie beter dan wie ook weten, vanuit profiessionele deskundigheid, wat iemand nodig heeft in de toekomst, mogen officeel geen "betrokkenen" zijn bij het indienen van het dossier met vraagverheldering en budgetaanvraag), de vermaatschappelijking van de zorg binnen een inclusieve maatschappij (ik weet niet of u het al opviel, maar deze overheid is helemaal niet zo inclusief als ze van ons verwachten: vreemdelingen, Walen, werklozen, langdurig zieken, linksen, culturo's,... zijn niet welkom want profiteurs dus het laat zich raden wat ze sommige politici écht vinden van mensen met een handicap die weinig "bijdragen aan de maatschappij"),...

G. Love and Special Sauce


Het was 1994 en nadat grunge de deuren open gebeukt had van de hitparade en de mainstream radiostations, kregen heel wat meer muziekgenres de gelegenheid in prime time airplay te krijgen. En zo konden we ook kennismaken met moderne blues zoals G. Love And Special Sauce die brachten. Singles Cold beverage en Baby's got sauce charmeerden me bijzonder en ik kocht de plaat, die me meteen ook een kennismaking opleverde met het Okeh-label.
Acht albums en drie soloplaten later zijn ze daar weer met The juice. Benieuwd luisterde ik ernaar en een zucht van opluchting mocht geslaakt worden: Garrett Dutton kan het nog steeds. Dat hij daarbij niet enkel hiphop en blues vermengt, maar ook invloeden uit diverse andere muziekgenres incorporeert in zijn songs, hoor je onder meer in SoulBQue. Daar swingt het trio uit Pennsylvania en dat terwijl ze ook relaxed klinken. Fix your face is dan weer loepzuivere bluesrock en dan hebben we het nog niet eens gehad over de samenwerkingen met Keb' Mo'. Shine on moon combineert glansrijk bluesy gitaarspel met een hiphopparlando van G. Love. Go crazy drijft op een ritme dat we al van zijn vroegste platen kennen en Birmingham, het meest uptempo nummer van de drie, is een oorwurm voor wie het hitparadewerk schuwt.

Beluister hieronder het volledige album:

24 januari 2020

Torgeir Waldemar


Je hoort tegenwoordig vanalles: de jaren dertig zijn terug, de nineties zijn weer hip,... Wil iemand meteen ook even checken of de jaren zeventig ook terug voor de deur staan? Daar lijkt het immers op met de release van Love, de opvolger van No offending borders van de Torgeir Waldemar. De Noor scoorde met die tweede plaat onder meer een mooie tweede plek in mijn eindejaarslijstje van 2017.
Het is weer lekker wegwaaien op uitgestrekte vlakten of langs kaarsrechte wegen dwars door eindeloze bossen, zo te horen. De Noor zingt daarbij alsof zijn stem meegedragen wordt op de wind. Geen enkel zwak moment valt te bespeuren. Het meest hou ik nog van Heart and gold en de bijna een kwartier durende afsluiter Black ocean.

Je kan dit album hier kopen op zijn Bandcamppagina en alvast hieronder beluisteren:

23 januari 2020

Gelezen (137)

Verzamelde verhalen - Richard Minne


Deze verhalenbundel van Richard Minne verwart enigszins. Naast enkele goede novellen bevat het er ook enkele (zeer korte) die richting missen (Mr H.S. en Mr C.H.) of zoals Madèle of de lustige weduw een basis lijken te vormen voor een verhaal dat langer had moeten worden. Wel genoten van heb ik van De neef uit Kongo, waarin verwachtingen en realiteit niet altijd lijken te matchen.

Het feest der onbeduidendheid - Milan Kundera


De Tsjech Milan Kundera woont al heel lang in Frankrijk en dat merk je aan zijn literatuur. Hij schrijft zich in in een Franse traditie van een intellectueel-literaire elite die graag uitpakt met filosofie en één van de redenen waarom ik vaak niet hou van Franse literatuur is net dat auteurs de neiging hebben om het verhaal te pas en te onpas te verlaten voor ellenlange filosofische uitweidingen die echter meer weghebben van toogfilosofie met een glas armagnac in de hand dan van pogingen om filosofische ideeën en begrippen te vertalen naar concrete situaties die je gebruikt in het verhaal. Gelukkig schurkt Kundera daar enkel maar wat tegen aan. Hij verliest het verhaal nooit uit het oog en al zijn de bespiegelingen vaak mooi, grappig en associatief, ze komen zelden in de weg te staan van de rode draad. Ook hier levert dat toch nog een vlot leesbaar en geestig boek op, dat -zoals wel vaker bij Kundera- de onbeduidendheid van ons leven viert en de relativiteit van alles vereert.

Anti-Flag


De punkband Anti-Flag uit Pittsburgh bracht net zijn twaalfde studio-album uit in 24 jaar tijd. Met een gemiddelde van een plaat om de 2 jaar kan je hen een behoorlijk hardwerkende band noemen. Bovendien bestonden ze toen al 8 jaar, al kenden ze een kleine onderbreking en brachten ze enkel een demo-album uit. 
20/20 vision start met een sample van de Amerikaanse president Donald Trump als inleiding voor Hate conquers all. Meteen wordt duidelijk dat de band zich schaart bij de grote groep tegenstanders van de huidige bewoner van het Witte Huis. En dat er aan gindse zijde van de Atlantische Oceaan minstens evenveel reden tot verontwaardiging is, laten ze helder horen in songs als Christian nationalist (over white supremacists die hun gelijk uit hun radicaal geloof halen), A nation sleeps (over onverschilligheid) en Un-American (over het misbruik van de term van term "on-Amerikaans"). Met bandleden die zich Justin Sane, Chris Head, Chris No. 2 en Pat Thetic noemen, mag je gelukkig ook wat humor en zelfrelativering verwachten, hetgeen we ook krijgen in The disease. Hun rol zien ze als de kanarie in de mijn, "we are the fire in the attic / we are the disease / misery loves our company".

Beluister hieronder het volledige album:

22 januari 2020

Pinegrove


In 2016 was er al Cardinal dat de top 10 van mijn eindejaarslijstje haalde en nu brengt Pinegrove een vierde studioplaat uit. Marigold heeft net als het eerder genoemde album een vrij eenvoudige en abstracte hoes. Laat je daar ook ditmaal door niet verschalken en rij Sinterklaasgewijs hun huisje toch niet zomaar voorbij...
Dezelfde charme die Cardinal bevat, is immers ook overduidelijk aanwezig op dit album. Dezelfde referenties als toen (Daniel Johnston, Sebadoh, Guided By Voices en The Folk Implosion) komen nog steeds spontaan in me op. Toch is Marigold niet gewoon een doorslagje. Het bevat immers gewoon elf fijne songs die stuk voor stuk hun bestaansreden opeisen. Tot de hoogtepunten horen het heel Amerikaanse klinkende Phase (je waant je meteen op college), de contemplatieve single The alarmist en de verrassend lange, totaal instrumentale titelsong. Die is meteen ook de afsluiter van een plaat die uiteraard niet meer dat gevoel van ontdekking dat ik had in 2016 had, kan teweegbrengen maar een vrijwel even hoge kwaliteit uitademt.

Je kan dit album hier kopen op hun Bandcamppagina en het hieronder alvast beluisteren:

Holy Fuck


Ik was blij verrast met het nieuwe album van Holy Fuck. Deleter is immers een plaat die je de dansvloer opjaagt maar tegelijk ook wérkt in de living. Hoogtepunt is het aan Donna Summer en Giorgio Moroder (I feel love) schatplichtige Moment. Je wordt er instant blij van en de song werkt dusdanig naar een climax toe dat het me niet eens zou verwonderen als hier en daar iemand klaarkomt tijdens het luisteren. 
Maar ook in de andere nummers laten de Canadezen horen dat ze op hoofd én benen mikken en dat ze intussen al heel goed weten hoe ze raak moeten schieten ook. Hun vijfde album straalt een joie de vivre uit die de dansvloer in een parelwit strand omtovert in mijn fantasie. En wat te denken van de samenwerking die deze plaat sieren: Nicholas Allbrook (frontman van Pond) verleent Free gloss een onmiskenbaar psychedelische toets, Alexis Taylor (Hot Chip) slingert ons allen even terug naar de vroege jaren 2000 in opener Luxe en Angus Andrew (Liars) lijkt ergens vanop de achtergrond Deleters van vocalen te voorzien. 
Met Deleter weet het viertal de roos beter te vinden dan wereldkampioen darts Peter Wright. Van het ietwat duistere San Sebastian tot het bezwerende Endless, telkens weet Holy Fuck ons te verblijden.

Beluister hieronder het volledige album:

20 januari 2020

Della Mae


Boston mag dan voor mij voor altijd verbonden zijn met de muziek van The Sheila Divine, er wordt in de stad heel diverse muziek gemaakt en voor bluegrass kan je onder meer terecht bij het vrouwelijke viertal Della Mae. Hun vorige platen brachten ze uit in 2011, 2013 en 2015. Deze keer namen ze dus duidelijk langer de tijd om hun songs te schrijven en uit te werken. 
Headlight staat dan ook als een huis en waar ze op hun vorige albums typisch vrouwelijke thema's en vrouwenrechten niet uit de weg gingen, zetten ze die lijn ook nu verder. Zo bespreekt Waiting for you het delicate onderwerp der onvruchtbaarheid. Muzikaal worden we ook verwend. Op drie songs (Change, It's about time en Working) vullen The McCrary Sisters met hun samenzang mooi aan. Bijwijlen is het ook gewoon pretentieloze, vrolijke muziek zoals in I like it when you're home.
En zo is er voor iedereen wat wils op dit album.

Beluister hieronder het volledige album:

Gelezen (136)

Lovesick blues: the life of Hank Williams - Paul Hemphill


In deze biografie van Hank Williams, één van de grootste echte country-sterren wiens songs mij enorm aanspreken, begint en eindigt Paul Hemphill met de link die hij en zijn vader zelf hadden met Hank, luisterend naar en geraakt door zijn muziek. Daarmee maken ze dit biografisch verhaal wat persoonlijker. Het levensverhaal van deze countryzanger is op zich al een wilde rit tot hij op zijn negenentwintigste sterft en als lezer word je meegesleurd tussen de successen en de dieptepunten in diens leven.
Voor mij is Hank Willliams op Johnny Cash na de grootste ster uit de country. Zijn songtitels alleen al ("I'm so lonesome I could cry", "There's a tear in my beer", "You're gonna change (of I'm gonna leave", "I'll never get out of this world alive",..) zijn pareltjes en de simpele, directe taal die hij hanteert, weet me steeds te bekoren. Ik ben blij dat ik nu ook meer weet over de zanger achter die liedjes.

Een (ongewone) geschiedenis van doodgewone dingen - Annegreet van Bergen


Annegreet van Bergen verzamelde in dit boek haar columns over alledaagse zaken die ze als historicus benadert. Ze laat zien hoe vele dingen die wij tegenwoordig als (bijna) vanzelfsprekend beschouwen, dat vaak allerminst waren tot voor kort. Van koelkasten tot "doorleren", van boter tot treinen, heel wat producten en diensten kennen pas een recente geschiedenis, zeker voor de gewone man (in dit geval, in Nederland).
Het boek deed me heel erg denken aan "At home" van Bill Bryson, dat nog veel uitgebreider (en vanuit een Engels standpunt) gelijkaardige fenomenen en hun geschiedenis beschouwt en dat -eerlijk gezegd- daardoor ook een veel beter boek is geworden. Maar dit is voor wie minder tijd of zin heeft, alvast een heel toegankelijk begin.


Blues: seks, moed en tegenspoed - Johan Op De Beeck


In dit boek gaat journalist Johan Op De Beeck op zoek naar wat blues inhoudt. Hij gaat daarbij ten rade bij Belgische bluesmuzikanten of concertpromotoren maar ook bij de oude meesters zelf. Hij verbindt het hele boek door die roots van de muziek en haar vertolkers met de hedendaagse artiesten in ons land, met mensen van bij ons die gebeten zijn door eenzelfde bluesmicrobe als de auteur zelf. Daarin is het boek verhelderend, het beschrijft ook mooi de geschiedenis van het genre en van de voornaamste vertolkers.
Toch leest het ook vooral als een ode door een fan, die bijna elke oude bluesgrootheid als "de grootste" bestempelt en in zijn aanbidding voor het genre hedendaagse genres en artiesten meen te moeten neerhalen, alsof authenticiteit enkel in de blues (en jazz) terug te vinden zou zijn. Bovendien gaapt in zijn relaas te vaak een gat tussen de oude helden en de nieuwe generatie, waarin bluesartiesten uit de jaren tachtig en negentig uit het buitenland (of hedendaagse buitenlandse artiesten tout court) amper of niet aan bod komen. R.L. Burnside wordt weggezet als een marketingidee, hoewel zijn verhaal vele gelijkenissen vertoont met dat van de oude blueshelden: onbekend tot een blanke artiest (Jon Spencer) hem bekend maakte en hij eindelijk de erkenning kreeg die hij verdient. Die idolatrie en die verafgoding van alles wat maar oud en "authentiek" is naar de maatstaven van de auteur zelf, stoort bij momenten en dat is jammer.

19 januari 2020

...And You Will Know Us By The Trail Of Dead


Sinds ik ...And You Will Know Us By The Trail Of Dead in 2007 live zag op Pukkelpop, vergeet ik nooit meer de rauwe energie die hen ertoe bracht niet enkel op het einde van hun set hun instrumenten te vernielen, maar ook al eens TIJDENS het concert. Hoewel ik me ook afvraag, net als John Hiatt, "who they think they are to smash a perfectly good guitar", was ik overweldigd. Dat ik de hartverscheurende keuze had moeten maken tussen hen en Sonic Youth, werd daardoor zelfs wat goedgemaakt. Ik voelde hoe als in een groepscatharsis ook mijn innerlijke woede een uitlaatklep had gevonden in hun muziek en hun live-set.
Deze week brachten de Texanen een nieuwe album uit: X: the godless void and other stories. De rockband klinkt in sommige nummers wat bezadigder dan vroeger maar het is nog steeds smullen van het merendeel van de songs. Zo weet Blade of wind je weg te blazen en kan All who wander bovenstaande kracht in herinnering brengen. Subtiliteit treffen we echter ook aan, onder meer in Children of the sky (dat het crescendo opzoekt) en Gravity (dat rustig begint maar ook hier wordt het tempo stelselmatig opgevoerd.). 
Dat de band uit Austin op zijn best is wanneer ze niet meer te houden zijn, wordt ook op dit tiende album geïllustreerd. Gelukkig zijn ze zich daar zelf ook van bewust en vallen ze ons niet lastig met godbetert rock ballads...

Beluister hieronder het volledige album:

18 januari 2020

DeWolff


"50,000,000 Elvis fans can't be wrong": er is amper betere (en meer legendarische) reclame voor een album denkbaar. In de buurt komt DeWolff op hun nieuwe album Tascam tapes, waarop de hoestekst luidt: "This is DeWolff's new album. It was recorded on the road for less than $50. But it sounds like a million bucks!"
Die 50 dollar verwijst naar de kostprijs van de stokoude Tascam viersporen-cassetterecorder die de band op tournee kocht en waarmee ze onderweg songs opnamen. Twaalf daarvan, samen goed voor iets meer dan een half uur opzwepende muziek, vormen dit fijn album. Er wordt gedrasduind door soul, disco, funk, blues en rock dat het een lieve lust is en de plaat stuitert dan ook meer kanten op dan Tijgetje na een suikerboost. De Nederlanders mogen dan wel gekozen hebben voor vrij primitieve opname-apparatuur, de songs klinken allesbehalve rommelig noch goedkoop. Absoluut hoogtepunt is voor mij Nothings's changing. Het lijkt wel alsof Beck en The Black Keys een namiddag hebben zitten jammen, het resultaat om onbegrijpelijke redenen weggooiden en het toen opgepikt werd door dit drietal. Let if fly komt overigens dicht in de buurt, al bevat het iets meer deep funk. 
Voor 50 dollar een plaat van dit kaliber opnemen is inderdaad een prestatie om zeer trots op te zijn. Ik vermoed dat dit plaatje nog wel menige uurtjes door mijn luidsprekers zal schallen.

Beluister hieronder het volledige album:

17 januari 2020

Bill Fay


Het verhaal van Bill Fay is heel bijzonder. In 1967 nam hij zijn debuut op, in 1971 werd hij na de tegenvallende verkoop van de opvolger door het platenlabel op straat gezet. Hoewel hij ook in de jaren tachtig nog wat muziek opnam, waren het de heruitgaves van wat hem intussen een cultstatus opgeleverd had, die Fay in het gezichtsveld brachten van veel muziekliefhebbers. Sindsdien bracht hij enkele platen uit, waaronder het wondermooie Who is the sender? in 2015.
Nu is er een opvolger in de vorm van Countless branches, een album dat meteen uitgebracht wordt in een deluxe-versie met een tweede schijfje vol bonus tracks. Laten we ons echter eerst concenteren op de eigenlijke plaat. Daarop vinden we opnieuw verstilde pareltjes, songs die tot contemplatie aanzetten en je 's avonds de rust gunnen die je nodig hebt om daarna met een goed gevoel in je bed te kruipen. De meeste liedjes duren bij Bill Fay écht niet lang, minder dan drie minuten. Maar meer hebben ze niet nodig om te betoveren en te charmeren. Hoogtepunten opnoemen lijkt wat overbodig, maar kom: de ode aan het leven dat Filled with wonder once again is, het liefdesliedje Love will remain en het wat langere, maar niet minder mooie Salt of the earth.
Op de bonus-cd vind je een "live in de studio"-versie van Don't let my marigolds die, een akoestische versie van Your little face en dan drie songs die samen met een band gebracht worden en die je op de eigenlijke plaat in hun originele versie terugvindt. Die zijn een welkome aanvulling en laten goed horen hoe goed die songs zijn, die zowel in het sober arrangement als in een uitgebreidere versie telkens weer hun onweerstaanbare kwaliteit tentoonspreiden.

Beluister hieronder het volledige album, inclusief de bonus tracks:

Tomislav Goluban


Als Kroaat met de blues afkomen, het is niet meteen het recept voor grote naamsbekendheid in onze streken. Tomislav Goluban zal hier dus wellicht nooit "a household name" worden. Ik betwijfel of hij zich daar veel van zal aantrekken. Hij heeft tenslotte de blues als belangrijkste vriend.
De muziek die hij op Memphis light brengt, laat zich gelukkig toch niet bepaald voor één gat vangen en af en toe lijkt de manier waarop hij zingt eerder op iconen van de alternatieve pop en rock dan de blueshelden. Disappear for good had niet misstaan op een Leonard Cohen-plaat en ik hoor de betreurde Warren Zevon in Party time blues.
Zijn elfde album klinkt vooral lekker warm. Die gloed hoor je in Can I be what I want en Hayloft blues. Bovendien is er grote afwisseling terug te vinden op dit album. Spirit will never get old swingt en rockt alsof de soundtrack van een tienerkomedie uit de sixties plots teruggevonden werd. Country bag dendert voor als alle goeie "railway songs" die we kennen. En een waar hoogtepunt is de bluesy, gemene maar ook ronduit schitterende cover van House of the rising sun
Rond deze tijd bent u de naam van de Kroaat wellicht al lang weer vergeten tenzij hij in iemands eindejaarslijstje opdook in de voorafgaande weken. Nu u zich hem wel nog kan herinneren, heb ik slechts één advies: zoek het oeuvre van de man en geniet.

Beluister hieronder het volledige album:

16 januari 2020

Hawktail


Hawktail is een viertal uit Nashville, Tennessee, dat grossiert in folkmuziek die hevig gedragen wordt door fiddle en contrabas. Verdere instrumenten in het palet zijn de gitaar en de mandoline en daarmee scheppen ze een wereld die ruikt naar nostalgie zoals de buiten naar mest. Zonder zang slagen ze er niettemin je mee te trekken in een abstracte wereld die eenzelfde gevoel oproept als sommige jazzplaten. Vooral de diepe bassen zuigen je in het muzikaal verhaal dat ze vertellen.

Je kan dit album hier kopen via hun Bandcamppagina en alvast hieronder beluisteren:

15 januari 2020

Stabbing Westward


In 1994, het jaar waarin ik voor het eerst op Pukkelpop kwam, stond ook Stabbing Westward op de affiche. Of ik ook maar iets van hun optreden gezien heb, kan ik me eigenlijk niet meer herinneren. Wel weet ik dat het één van de bands was waarvan ik in de bib muziek zocht om me voor te bereiden en om na te genieten.
In 2003 ging de band uit elkaar maar gelukkig vonden zanger Christopher Hall en Walter Flakus nieuwe kompanen in 2013 en nu brengen ze eindelijk een nieuwe EP uit (ze hadden hun oude EP Iwo Jesus vorig jaar al heruitgebracht). Dead and gone bevat vijf songs waarvan twee eigenlijk remixen zijn van de openingsnummers.
Drie nieuwe songs dus, het is een begin. Openen doen ze met het titelnummer dat een mooie mix vormt tussen harde postpunk en electronica, zelfs een vleugje dance. Cold lijkt in hetzelfde straatje geboren te zijn, al bezit het in de intro wel een oosterse twist. Met Crawl gaat het tempo omlaag en ik ben er niet zeker van dat dat een goed idee was. Rock ballads blijken niet het forte te zijn van het Amerikaanse viertal.
Over de remix van het titelnummer kunnen we zeer kort zijn: bijzonder overbodig! En hoewel de dance mix van Cold voor mij niet per se hoefde, is hij tenminste niet zo tenenkrullend...
Na beluistering heb ik nog eens Ungod, hun album uit 1994 dat ze toen meebrachten naar Pukkelpop, opgelegd. Toen klonk de band bijzonder dreigend. Laten we hopen dat ze voldoende daarvan toevoegen aan de songs die hun hopelijk volgende volledig album zullen uitmaken. In dat geval is dat immers iets om naar uit te kijken.

Beluister hieronder de EP, die je hier kan kopen via hun Bandcamppagina:

Klavertje vijf (3)


Voor ons klavertje vijf koos ik voor deze vijf songs:
  1. I turn my camera on - Spoon: voor mij is Gimme fiction nog steeds het beste album dat Spoon ooit maakte en het is zo'n album dat bij elke beluistering zelfs nog beter lijkt te worden. Toch zijn zowel de band als de plaat het grote publiek voorbijgescheerd als een minuscule komeet in het midden van een zwaarbewolkte nacht. Ik koos voor wellicht zelfs het beste nummer erop
  2. Ode to Billy Joe - Mercury Rev with Lucinda Williams: op Bobby Gentry's 'The Delta sweete' revisited neemt Mercury Rev met hulp van allerlei gastvocalisten de prachtplaat van Gentry onder handen. Ode to Billy Joe ken ik intussen al in diverse versies maar dit blijft toch wel de allermooiste
  3. Misery - Soul Asylum: na het succes van Grave dancers union (met Runaway train en Somebody to shove) kwam de band uit Minneapolis met Let you dim light shine op de proppen, een plaat die de sterrenstatus bijlange niet kon evenaren maar waarop wel dit pareltje, uitgebracht als single, staat. "They say misery loves company / We could start a company and make misery", zingt frontman Dave Pirner, met zo'n mooie zachte stem dat je bijna zwelgt in zíjn verdriet
  4. I was in the house when the house burned down - Warren Zevon: de Amerikaan wist in zijn nummers scherp en satirisch het leven in zijn tijd vast te leggen en het benieuwt me soms wel eens welke songs hij zou schrijven in het huidig tijdperk van Trump, sociale media en electrische auto's. Helaas moeten we het doen met songs over de laatste decennia van de vorige eeuw
  5. The pocket knife - PJ Harvey: op Uh huh her, haar debuutalbum, laat de Engelse zangeres horen dat zij perfect het gevoel weet te vangen van voortijdige volwassenheid en het verzet van jonge mensen ertegen. Futiel verzet, zo voel je als luisteraar, maar niettemin verzet vormt de drijvende kracht achter deze song
Geniet hieronder van de playlist met de vijf songs:

14 januari 2020

The Just Joans


We blijven even hangen in de platen waarop humor een rol speelt. Dat denk ik toch, al vanaf de knipoog in de songtitel van het openingsnummer op The private memoirs and confessions of The Just Joans van The Just Joans. Hey ho, let's no go, dat kan toch niet anders dan een speelse verwijzing zijn naar de legendarische Ramones?
De Schotten laten in nog wel meer titels merken dat ze net als The Beautiful South een grapje niet uit de weg gaan. Met een lijzig accent defileren songs als The older I get, the more I don't know, My undying love for you is beginning to die en Holiday. Zangeres Katie Pope laveert dan weer tussen Morrissey-achtige weemoed (Dear diary, I died again today) en electronicapop (Another doomed relationship).
Het zestal heeft zeker geen wereldschokkende plaat uitgebracht maar wat ze wel doen, is onderstrepen dat zelfrelativering een typisch Schotse deugd is die al fijne bands heeft opgeleverd en dat, Brexit of niet, onafhankelijkheid van het VK of niet, altijd wel zal blijven doen.

Beluister hieronder het volledige album:

13 januari 2020

Poppy


Mierzoete pop met een lollypopstemmetje zoals de zangeres van Pizzicato Five, vermengd met nu metal, zo klinkt Poppy op I disagree, een plaat die je mogelijks in grote verwarring achterlaat. Want wat moet je denken van iets dat klinkt als een parodie, als satire, maar evengoed serieus bedoeld zou kunnen zijn en bijwijlen zelfs regelrecht de hitlijsten kan induiken?
Zo klinkt het titelnummer als Clawfinger, de Zweden die u ongetwijfeld al lang weer vergeten was maar die ergens achteraan je geheugen resideren met Nigger en The truth. Alleen hadden die enkel stoere Vikingstemmen en Poppy kan zich op de borst kloppen voor haar bijna angeliek stemmetje als was ze een onschuldig tienermeisje. De 25-jarige Amerikaanse, geboren op 1 januari, is behalve zangeres ook actrice, modemodel, YouTuber en volgens Wikipedia zelfs een religieuze leider. Een bijzondere verschijning is deze vrouw (al noemt ze zichzelf genderneutraal) alvast wel.
Songs als Anything like me laten afwisselend harde gitaren en rockballadachtige stukken horen, de reden waarom dit wel eens een publiek zou kunnen aanspreken dat van beide walletjes wel lust.
Waar Nothing I need ongegeneerd de tearjerkende ballad opzoekt, grossiert Sit/Stay in electronica die Jesus Jones in herinnering brengt. Bite your teeth trekt dan weer volledig de Limp Bizkit-kaart tot het ontaardt in een suikerspinnen melodietje (eventjes maar hoor). Sick of the sun katapuleert je terug naar de eighties met gitaren die klinken alsof The Police verbroedert met The Alan Parsons Project. Deze nummers illustreren goed de rollercoaster die het album vormt en tonen aan dat je van Poppy vrijwel alles mag verwachten. En ik, ik blijf in verwarring achter: méént ze het nu of niet?

Beluister hieronder het volledige album:

11 januari 2020

Lyenn


De begenadigde bassist Lyenn, die meespeelt bij Dans Dans en Mark Lanegan, heeft een solo-album uit en het acht songs tellende Adrift is een bewijs dat de man zelf ook mooie muzikale ideeën heeft. Dat ei moet een mens ergens kwijt en we zijn blij dat Frederic Jacques -zo heet de man voor de burgerlijke stand- ons laat meegenieten.
Van zachte, winterse songs als Morning sun en Deliverance krijgen we het op slag een beetje warmer en hoeven we niet eens te nippen aan dat kopje warme chocomelk of die beker glühwein. Maar de echte pareltjes op deze plaat horen we wanneer Lyenn de songs op een ongemakkelijke bedje laat liggen van een net haperend ritme, van een kleine vrijwillige aangebrachte storing en van de bultjes die ze reliëf geven. Luister maar eens goed naar Night of Staggering heights. En helemaal wint hij me voor zich met de langere afsluiter, Hissing fire. Daar leunt hij een beetje tegen Dans Dans aan, maar dat is natuurlijk geen enkel probleem.

Beluister hieronder het volledige album:

10 januari 2020

Uncle Wellington


De afgelopen vijf jaar kon je hier regelmatig iets lezen en beluisteren van Uncle Wellington (aanvankelijk nog Uncle Wellington's Wives). Mijn stadsgenoten trekken er na een half decennium een streep onder en doen dat met twee singles: Butcher en God of small things. Wie goed kijkt, ziet dat beide hoezen samen één afbeelding vormen, een leukigheid die erg bij de band past en het werk is van Toon Delanote.
Beide singles werden opgenomen tijdens de laatste tour in het VK en België en zijn het resultaat van een internationale samenwerking waar de bandleden terecht trots op zijn. Butcher klinkt als een bescheidener versie van Hooverphonic met de stem van Frie Mechele heel sterk op de voorgrond. In God of small things wordt die niet bepaald naar de achtergrond geduwd (dat gebeurt eigenlijk op geen enkele song van de Gentenaars) maar horen we beter de details en de vernuftige opbouw van het lied, een kenmerk dat de laatste jaren hun muziek meer ging beheersen.
Persoonlijk vind ik het jammer dat Uncle Wellington kiest om het hier te laten eindigen, maar ik ben alvast benieuwd naar de diverse huidige en toekomstige projecten van het vijftal.
Beluister hieronder beide singles:

04 januari 2020

Simon Joyner


Zoals elk jaar zou ik van de daken willen schreeuwen dat iedereen zeker de platen in het eindejaarslijstje van Roen zou moeten beluisteren: niet voor elke plaat eruit deel ik zijn enthousiasme, maar je vindt er meer dat de moeite waard is dan dat je eens een tegenvallend album ontdekt. Dat lijstje is voor mij ook altijd een soort herkansing om platen die aan me voorbij zijn gegaan, alsnog op te pikken en dat is dit jaar niet anders.
Eén van de albums die op die manier mijn aandacht trok, is Pocket moon van Simon Joyner. Deze Amerikaan werd geboren in 1971 en dit is al zijn achttiende plaat en de eerste die ik hoor. Over wat dit album voorafging, kan ik dus niets zeggen, maar gelukkig vallen de woorden me in de schoot bij het beluisteren van deze verzameling van elf liedjes. 
De hoesfoto toont de verstilling van een karakterkop die in mijn geest allerlei verhalen oproept, bol van drama en littekens voor het leven achterlatend. Je kan je onmogelijk niet aangesproken voelen door de blik, die hangt tussen smekend en berustend, en die zo direct naar je kijkt dat je je er ongemakkelijk bij kunt voelen. 
Zo indringend als hij kijkt op de hoes, zo indringend klinken ook de songs die hij sober brengt en waaruit het terugkijken op de dag, de week, het leven doorklinkt. Je kent vast wel Alice Nahons "het is goed in 't eigen hart te kijken / nog even voor het slapen gaan". Iemand lijkt alvast die raad op te volgen en de neerslag ervan mag ons verblijden want slechts weinig artiesten weten wat ze in hun hart vinden, zo mooi te delen met anderen.
Een mooi voorbeeld van zo'n rustig, traag, doordringend lied is Morning sun, slow down. Je wordt als luisteraar traag maar meedogenloos de song ingezogen en Joyner laat je niet meer los in de volgende nummers. Voor mij is dit nummer dan ook de sleutel tot het binnenstappen in de plaat en ze (emotioneel) begrijpen.

Je kan deze plaat hier kopen op de Bandcamppagina van Simon Joyner en ze hieronder alvast beluisteren:

03 januari 2020

Retro review: Dr. John


Toen Dr. John in 2004 het album N'awlinz dis, dat or d'uddah uitbracht, ging dat helemaal aan mij voorbij. Meer zelfs, het is pas toen ik enkele dagen geleden in één van de obligate jaaroverzichten herinnerd werd aan zijn overlijden op 6 juni vorig jaar, dat ik naar deze plaat teruggreep. Zelfs zijn overlijden was niet echt geregistreerd door mijn brein, in de periode dat ik overspoeld werd door problemen op velerlei domeinen in mijn leven en ik deze blog een tijdlang verontachtzaamde.
Verloren tijd haal je nooit meer terug natuurlijk. Gelukkig kan je wel gemiste platen beluisteren en zo alsnog voor een deel terugkeren naar die verloren tijd, al mis je natuurlijk wel de context van toen.
Dr. John kende ik uiteraard wel al, zijn muziek is zo vastgeklonken aan New Orleans en de muzikale "melting pot" aldaar dat hij voor mij altijd een fascinerende artiest is geweest, helaas ook één die ik veel te weinig beluister en waar ik niet vaak genoeg aan denk als antwoord op de vraag "waar zal ik vandaag eens naar luisteren?".
In het bewuste fragment op tv dat me op weg zette om deze plaat boven te halen (op Spotify), vertelde Leo Blokhuis dat Dr. John in 2004 nog één van zijn beste platen maakte. Om dat te beoordelen, ben ik zoals hierboven aangegeven allerminst de juiste persoon, maar wat ik meteen bij de eerste luisterbeurt hoorde, was dat dit inderdaad een héél, héél goeie plaat is.
Zo vind je op dit album een bijzondere versie van een (bijna afgezaagde) klassieker met de uitvoering die hier gespeeld wordt van When the saints go marching in, een pak trager en ook een pak pakkender dan alle overige versies die ik ooit al hoorde. En luister maar eens naar hoe Iko iko, dat hij al vroeg in zijn carrière tot één van zijn klassiekers promoveerde, doorklinkt in Eh las bas. "The Nitetripper", zoals zijn bijnaam luidt, schurkt aan tegen Robbie Robertson op Marie Laveau, dat eenzelfde avondlijke sfeer uitadement als Robertson's Somewhere down the crazy river. Een luie, jazzy saxofoon vormt de ruggengraat van Dear old southland zoals de piano de boventoon voert in I ate up the apple tree
De hele plaat lang hoor je muziek van het hoogste niveau, gebracht door een artiest die zijn sporen al meer dan verdiend had maar niettemin alles uit de kast haalt om de luisteraar te overtuigen van de schoonheid in elke song, in elke noot, in elk arrangement. Stakalee is zijn versie van de traditional Stagger Lee die je onder meer kan kennen van de Murder ballads waarop Nick Cave dit samen met PJ Harvey brengt. Zelfs wanneer hij zich aan een tango (Shango tango) waagt, drukt hij dermate zijn stempel dat je geboeid blijft luisteren zelfs als je (zoals ik) niet zo verzot bent op dit genre. 
Spijt is een sentiment dat je best zoveel mogelijk vermijdt, dus laat ik het houden bij de blijdschap die ik voel dat ik deze plaat alsnog ontdekt heb. En laat ik meteen maar wat meer van zijn discografie door het huis schallen...

Beluister hieronder het volledige album:

02 januari 2020

Jaaroverzicht 2019: het jaar van de identiteit (2)


Machteloze woede, u kent het gevoel vast ook wel. Ik voelde het alvast in 2019 vaak, zowel in mijn privé-leven (zoals je in het eerste deel van mijn jaaroverzicht al kon lezen) en zeker ook als ik rond mij keek wat er gebeurde in de wereld rondom ons.
Had ik al geen hoge pet op van de regeringen in dit land (zowel de federale als de Vlaamse) en keek ik nieuwsgierig over de taalgrens en over de landsgrenzen, dan beterde dat dit jaar zeker niet. Hoewel veel mensen uit mijn omgeving zeer ontevreden waren, is er nog een grotere groep mensen die niet bepaald tevreden zijn/waren over de situatie, maar die kozen voor "meer van hetzelfde". Hetzelfde hoeft dan niet dezelfde partijen te betekenen, maar wel dezelfde strekking en dezelfde weg opgaand...
Dat twee extreem-rechtse partijen samen een meerderheid leken te kunnen gaan vormen (één al lang "respectabel" gemaakt door de Grote Leider, één die hard haar best doet en blijkbaar kan zelfs een Schild-en-Vriendje als lijsttrekker die upgrade in de ogen van velen niet ongedaan maken). Terwijl de 1 % (zoals dit heette ten tijde van de Occupation-beweging) nog meer geld en macht naar zich toetrok, wie het goed had, schrik had wat te verliezen en wie het slecht had, mee de vinger volgde die weg wees van de echte schuldigen richting een andere groep mensen, evenzeer slachtoffer en deelgenoot in het slecht-hebben, is het lastig om je geloof in de mensheid niet te verliezen. Meer en meer vraag je je bezorgd af wie in jouw omgeving ook voor deze schijnoplossing kiest, want stilaan is het statistisch onmogelijk dat je niemand kent die voor het extreem-rechts recept kiest. (En aan al wie naar extreem-links wijst als "even erg": extreem-links pakt de machtelozen, de have-nots, de mensen in moeilijkheden tenminste niets af en zet tenminste niet aan tot haat!). 

De ruimere context van Europa en de (vooral westerse) wereld biedt geen soelaas. Overal zie je hetzelfde gebeuren: door middel van leugens die men amper nog verbergt, wordt hetzelfde principe toegepast. Trump en Johnson, de man die loog om de Brexit (en vooral zichzelf) te promoten met zijn beruchte bus (en andere leugens), worden beloond door hardnekkige believers waardoor feiten en een samenhangend verhaal, vertrekkend vanuit een visie die we met zijn allen/velen kunnen delen, het onderspit delven. Nee, vrolijk word je er niet van en bovendien slaat de wanhoop om het hart als je ziet hoe hetzelfde mechanisme zichzelf lijkt te versterken. 
En wie hoopte op media die kritisch hun rol zouden opnemen: die zijn ook al lang geofferd aan de moloch van de commercie en zijn meer bekommerd om titels en artikels die clicks opleveren dan om waarheidsvinding. En ja, in deze postmoderne tijden hebben we geleerd dat "dé Waarheid" niet bestaat, maar als je elke waarde ervan overboord gooit, kiep je wel heel veel kind mee met het badwater.
De slachtoffers van dit alles zijn de mensen aan de onderkant van de maatschappij en als je zoals ik vooral met en voor hen werkt, dan is het stilaan meer vechten tegen de bierkaai dan zinvol werk verrichten. Het is dus geen wonder dat ik ook op professioneel vlak mijzelf zo erg in vraag begin te stellen dat mijn professionele identiteit zwaar geblutst uit 2019 komt. Het wordt er niet beter op als liefdadigheid (Pia en de Warmste Week) beleid vervangen en zelfs de al veel te beperkte middelen voor welzijn (en trouwens evenzeer voor cultuur) verminderd worden in wat voelt als een wraakactie tegen de "te linkse" welzijns- en cultuursectoren en de mensen die daarin werkzaam zijn (want binnen cultuur krijgen de met de commercie meeheulende Studio 100-bonzen van de overheid natuurlijk geen cent minder). 
Hoe slaagt men er in om de mensen zo ver te krijgen dat ze dit al bij al behoorlijk lijdzaam ondergaan (geen protesten zoals in Chili hier en geen Vlaamse Lente in het vooruitzicht, in navolging van de Arabische landen waar mensen gestuwd door hoop en door woede over het toenmalig beleid het heft in handen namen)? Centraal staat, zo lijkt het, het verheerlijken van (een bepaalde invulling van) het begrip "identiteit".
De jaren negentig hadden een waarschuwing moeten zijn tot identiteit als nationalistisch concept leidde tot de grootste en wreedste oorlog in Europa sinds 1945. Wie In Europa van Geert Mak las, weet tot welke gruwel de ontmenselijkende invulling van de (nationalistische) identiteit heeft geleid. Maar vandaag, in tijden waarin elk historisch besef dat verder dan een week reikt verloren lijkt gegaan, en hevig aangevuurd door een historicus (!) vergeten we de lessen uit het verleden en klampen we met ons met velen vast aan een identiteitsbegrip dat niet inclusief (wie zijn wij, wat maakt ons tot wie wij zijn, allemaal verschillend maar ook met veel gelijkenissen) maar exclusief (wie hoort er dus niet bij, wie is de "andere", die meteen ook nog als bedreiging wordt bestempeld) is. En die exclusieve identiteit ontmenselijkt de andere, ontdoet die van alle gelijkenissen met ons zodat zijn waarde vermindert, het liefst (voor sommigen) tot nul. En dezelfde mechanismen van vroeger (lees Victor Klemperers dagboeken erop na hoe taal een belangrijk en sluipend middel werd dat uiteindelijk de holocaust mogelijk maakte) worden vandaag, dankzij de sterke technologie, met nog veel meer kracht dan ooit tevoren gebruikt daartoe. 
En wij, wij blijven met velen blind, worden blind gehouden en wie die ongemakkelijke waarheid wel kan en durft zien, voelt steeds meer een machteloze woede omdat de tegenstander als systeem zichzelf versterkt.