28 december 2019

Gelezen (134)

Flauberts papegaai - Julian Barnes


"Boeken verklaren levens. De enige moeilijkheid is dat de levens die ze verklaren die van anderen zijn en nooit dat van jezelf." Mogelijks had ik een ander citaat uit dit boek kunnen kiezen (er staan meer dan genoeg mooie zinnen in) om mijn recensie te beginnen, maar deze keuze verraadt wat ik vooral meedraag uit dit boek over Gustave Flaubert, dienst leven en diens boeken: hier en daar schemert er iets door dat mijn leven lijkt te verklaren, door dat van iemand anders te verklaren. En dus heeft Julian Barnes misschien toch niet helemaal gelijk. Boeken verklaren ook je eigen leven, maar nooit volledig. En feitelijk verklaren ze evenmin volledig het leven van anderen.
Ik heb psychologie gestudeerd. Vijf jaar, aan de universiteit. Ik geloof in een wetenschappelijke benadering van de psyche, in de mogelijkheid via wetenschappelijke methode kennis te vergaren over de ziel, de geest, het innerlijk (zoals je dat ook kan voor het lichaam, het uiterlijk). Ik geloof daar in beperkte mate in: ik geloof namelijk evenzeer, hierin beïnvloed door een Freudiaans-Lacaniaanse lezing van de psycho-analyse, dat een deel altijd buiten het wetenschappelijk kenbare valt en dat de wetenschappelijke kenbaarheid van de psyche ronduit overdreven wordt, niet in het minst door die wetenschappers zelve. Om het in Freudiaans-Lacaniaanse termen te zeggen: het Gat In De Grote Andere zit overal in, ook in de ziel, de geest, het innerlijk. Ik geloof dat wie de psyche (net als God een ontoereikend woord voor een waarheid waarvan mensen instinctmatig weten/geloven dat ze bestaat) tot puur wetenschappelijk (kenbaar) object verengt, de ziel van die ziel verminkt, de essentie van het innerlijk verraadt en het vluchtige dat in het woord "geest" vervat ligt, ontkent. Er IS, dat ben ik zekerder van alle andere zekerheden in mijn leven, een deel van de ziel dat niet kenbaar is, niet te vatten in woorden, niet te vatten in wetenschappelijke methode.
En daarom geloof ik wat in de lessen psycho-analyse (die dus ook nog binnen een vrij enge en strikte Freudiaans-Lacaniaanse interpretatie te situeren zijn) meermaals hoorde: de kunst, dat is de plek waar de ziel, waar de psychologie het best tot uitdrukking wordt gebracht. De kunst, op zichzelf al te definiëren als de enige plek waar het Gat In De Grote Andere tot essentie wordt verheven en de ontoereikendheid van de woorden (de betekenaars, zoals Lacan ze noemde, het hoeven niet eens woorden te zijn) middel en doel zijn. En als ik het specifieker wil maken: ja, ik, de psycholoog, meen écht dat meest interessante dingen en de grootste waarheden over de psyche terug te vinden zijn in fictie, niet in de non-fictie van wetenschappelijke artikelen en boeken door psychologen geschreven. Om het in een boutade te vatten: John Steinbeck is een preciezer psycholoog gebleken dan Salvador Minuchin. (Freud durf ik niet te noemen, zijn boeken worden door sommigen eveneens als fictie beschouwd)
De ingewikkelde constructie die Julian Barnes hanteert in dit boek verheft het non-fictiekarakter ervan tot fictie. De auteur gebruikt een verteller die auteur is van het boek (maar niet Julian Barnes zelf) over Flaubert, een schrijver van proza. Flaubert schreef over de essentie van de psyche. Braithwaite (het personage, de verteller) schrijft over Flaubert en trekt conclusies over de essentie van de psyche. Toegegeven, hij beperkt zich niet tot het leven van Flaubert, maar ook zijn eigen (fictioneel) leven wordt gebruikt om die essentie te vinden. Het citaat aan het begin van deze recensie komt zelfs uit dat deel van het boek over het leven van Braithwaite. En Barnes gebruikt zijn personage Braitwaite om de essentie van de psyche te vatten. Wat een heerlijk ingewikkelde constuctie is dit om mijn stelling te beamen: fictie is de beste vorm van psychologie (tenminste, indien goed bedreven).
Ik ben psycholoog en werk als psycholoog (al heeft mijn job een andere functietitel gekregen door mijn werkgever). En natuurlijk vertrouw ik op mijn wetenschappelijk vergaarde wetenschappelijk kennis over de mens (en de psyche) om mijn werk goed uit te voeren. In een wetenschap die minder exact is dan bijvoorbeeld de wiskunde is dat nochtans een hachelijke onderneming en je moet kiezen welke invalshoek(en) je wil hanteren om die wetenschappelijke kennis te begrijpen en toe te passen. We noemen dat graag onze theorieën (gedragstheorie, psycho-analyse, systeemtheorie,...) en ze concurreren met elkaar, uiteraard. En de neuroten (die niet kunnen kiezen en eeuwig blijven twijfelen zoals Hamlet) én de verstandigen (tenminste, dat laatste is wat ik geloof, en ik reken mezelf graag minstens ook tot die tweede categorie) kiezen niet één theorie, maar laten zich inspireren door meerdere theorieën, vanuit de overtuiging dat verschillende invalshoeken een beter en accurater totaalbeeld geven. In dit boek wordt het zelfs ergens in een heel andere context (n.a.v. kritke op Flauberts beschrijving van de kleur van de ogen van Emma Bovary) verteld als volgt (geparafraseerd nu door mij): Flaubert keek naar de wereld door een gekleurd glas en zag dus de kleur anders, maar al die verschillende blikken door verschillende ogen en door verschillende gekleurde glazen samen, zeggen die niet meer over de ware aard van de ogen dan één precieze, nauwkeurige observatie van de kleur van haar ogen?
En ik laat me in mijn werk (waarvan ik geloof dat ik met mijn ervaring en met de samenhangende visie op de psyche, en op de hulpverlening enz... dat intussen behoorlijk goed verricht en met kennis van zaken) evenzeer leiden door de kennis die ik opdeed bij Steinbeck, Virginie Loveling, Ian McEwan, Michel Houellebecq en ook Julian Barnes. Want de psyche, die wordt nog het meest accuraat gevat in de context waarin je weet dat het Gat In De Grote Andere niet ontkend wordt, maar gekoesterd, waar men zich meer dan elders bewust is van het onvermogen van de woorden om als betekenaars de Grote Andere, de Waarheid, de Realiteit te bedekken. Er blijft een Gat, een tekort, en dat tekort is de essentie, misschien wel vàn de Grote Andere. En ik ben ervan overtuigd dat ik een goed psycholoog ben omdat ik noch de wetenschappelijke benadering noch de Kunst als kennisbron uitsluit.
Misschien moet ik nog iets zeggen over dit boek. Over hoe Barnes me zin doet krijgen om "Madame Bovary" te lezen (en, zoals een vriend het uitdrukte, na een tiental bladzijden te ontdekken hoe saai en vervelend het boek wel is en er spijt van te hebben en het wellicht niet eens uit te lezen). Over hoe ik op Google Maps Newhaven en Dieppe opzocht, of Croisset en Mantes (in de buurt van Rouen, zo heerlijk als Rouaan geschreven in deze editie, een stad waar ik op reis met mijn kinderen vorig jaar langsreed maar ze uiteindelijk niet bezocht). Over hoe mooi de zinnen zijn die Barnes Braithwaite in de mond legt, en hoe mooi de zinnen worden van Flaubert wanneer ze ingebed zijn in de zinnen die Barnes Braithwaite in de mond legt. Over hoe ook de vorm en stijl non-fictie verheffen tot je het gevoel krijgt fictie te lezen. Over hoe ingenieus details terugkomen (zoals: "Zachte kazen lopen uit, harde kazen worden harder. Schimmelen doen ze allebei"). Over hoe de samenhang tussen details en andere details, tussen grondthema's onderling en tussen details en grondthema's de meest van elkaar verwijderde aspecten samenbrengt en je daar de logica van inziet omdat je meegevoerd bent, zonder het te weten, tot die conclusie door een schrijver die bijzonder goed wist welke bestemming hij voor ogen had en hoe hij jou in het ongewisse kon laten tot je er was.
Over hoe ik de 5 sterren toekende die Goodreads als maximum toestaat te geven in een systeem van enkel hele sterren, minstens 1 en hoogstens 5.
Misschien heb ik dat net gedaan...

Geen opmerkingen: