28 december 2013

Interview Velojet


Half december sprak ik naar aanleiding van hun optreden op het Glimps festival in Gent met de vier leden van het Oostenrijkse Velojet. Het kwartet uit Wenen bracht dit jaar een vierde album uit: Panorama. Daarop injecteren ze hun popsongs met psychedelische geluiden uit de jaren 70.

Waren jullie al eerder in België?

Velojet: Het is onze eerste keer. Gisteren speelden we in Eupen, vandaag in Gent. Enkele jaren geleden speelden we ook eens in het Nederlandse Groningen, op Eurosonic. Het is wel leuk om op een showcasefestival te spelen, en Gent is echt een leuke stad.

Hoe zouden jullie herinnerd willen worden door het Belgische publiek?

Velojet: We willen vooral dat mensen ons beschouwen als een geweldige liveband. Op het podium zijn we erg energiek. Waar we bij de albums meer aandacht besteden aan de sound, zijn onze optredens vooral krachtig en meer op rock gericht. We zien onszelf ook vooral als een live-act. We traden al erg veel op in Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland. Hopelijk krijgen we hierna meer kansen om in België te spelen.
Op onze vier albums brengen we muziek die uit de sixties, de seventies en de eighties put. Eigenlijk streven we tijdloze muziek na. Het verschil tussen de platen zit dan ook vooral in de sound. Op dat vlak zijn we nog steeds in volle evolutie.
Voor ons gaat het ook echt om het maken van de muziek en de evolutie daarin, en nog het meest om het toeren. Dat is immers erg plezant: je ontmoet nieuwe mensen en ziet interessante plekken.

Wie zijn jullie belangrijkste invloeden?

Velojet: Enerzijds zijn dat erg organisch klinkende bands als CSNY, Neil Young zelf, heel wat country- en psychedelica-artiesten, en anderzijds hebben ook erg synthesizergeoriënteerde artiesten als Jean-Michel Jarre en Wendy Carlos een grote invloed. Dat alles mengen we in onze muziek.
We hebben Panorama opgenomen op een Fins eiland. Drie weken lang daar verblijven, voegde aan onze muziek een gevoel van vrijheid en mysterie toe. De teksten zijn dan weer ontstaan in Wenen in de winter, een erg koude plaats, niet in het minst omwille van de aard van de mensen daar in dat seizoen.

Het nummer dat het meest meteen weet aan te slaan, is Thecurseofbeingtotallylost. Hoe voelt deze song aan voor jullie?

Velojet: We waren opnieuw in Wenen en de plaat leek af. Toch namen we dit nog op terug thuis. Het bleek noodzakelijk om balans te brengen. Het ontstond immers in het gevoel van terug met beide voeten op de grond te belanden na die drie weken in Finland. Daarna voelde het erg alleen in huis.
Dit nummer ontstond vrijwel onmiddellijk. Het gebeurt zelden dat je binnen tien minuten een liedje inclusief lyrics klaar hebt en bij ons lijkt dat telkens te gebeuren nadat we het gevoel hebben klaar te zijn met een album.

Hoe verloopt het songschrijven dan meestal? Of is dat, zoals vele artiesten in Song man van de Britse journalist Will Hodgkinson beweren, eigenlijk niet uit te leggen?

Velojet: Hmm, dat is inderdaad niet zo makkelijk. Rene is degene bij ons die alle liedjes schrijft. De andere bandleden brengen dan arrangementen aan.
Rene: Het schrijven is altijd zo’n 10 % van een afgewerkte song. Soms komt er een melodie of een geluid in me op. Dat schrijf ik dan op. Dat gebeurt zelden op tournee overigens, al is The sea is the ocean is the sea wel op een vliegtuig ontstaan en snel neergeschreven op de achterkant van een boek.
Neil Young beschrijft in zijn biografie dat hij intussen weet tot wanneer hij moet wachten om zijn gitaar te nemen. Voor dat moment er is waarop het mogelijk wordt de song te laten ontstaan, gebeurt er immers niets. Dat is wat ik ook wil leren: weten wanneer het moment daar is.
Weggaan van je vertrouwde plek maakt wel dat je meer open gaat staan voor nieuwe ideeën. In Wenen is er een vrij kleine indiescene en na een tijd ken je elkaars trucs door en door en zo is een nieuwe aanpak erg moeilijk. Daarom helpt toeren om een betere muzikant te worden. Na een tournee voelt muziek ook altijd echter aan, voel je beter de emotionele diepgang. Dat gevoel moet je echt vasthouden om muziek te maken.

Optreden is voor jullie het belangrijkste aspect van in een band zitten, heb ik begrepen. Hoe kijken jullie daarnaar?

Velojet: In de biografie van Neil Young lazen we dat 3 dingen belangrijk zijn voor een goed optreden. Ten eerste moet het geluid goed zitten, ook óp het podium. Ten tweede moet het publiek goed zijn. Dat betekent ook dat er genoeg publiek moet zijn. Als er te weinig mensen in de zaal zijn, is het bijna niet mogelijk om een connectie te krijgen en hebben de toeschouwers te weinig een gevoel dat er iets aan het gebeuren is waar zij deel van uitmaken. Tot slot moet je ook de muziek fris houden, zodat je de songs kan voelen. Daarom ook treedt hij pas op als hij nieuwe nummers heeft.

Wat was voor elk van jullie het allereerste album dat je zelf kocht, en merk je daar nog invloed van in de manier waarop je vandaag muziek maakt?

Michael (drums): Oh nee, mijn eerste plaat was van Roxette, en ik hoop echt dat je daar niks meer van kunt horen.

Rene (zang en gitaar): Ja, al draait het bij Roxette, in tegenstelling tot veel van de eurodance-rommel uit die tijd, toch om het popgevoel: “iedereen houdt van iedereen”. We hebben sowieso alle vier als kind naar The Beatles geluisterd en eigenlijk heb je aan hen al voldoende.

Lisi (synthesizers en zang): Mijn allereerste aankoop was de maxi-single ‘Loser’ van Beck. Verder waren er drie nummers waar ik in die tijd heel veel naar luisterde op cassette: Madonna (Erotica), Michael Jackson (Dangerous) en Céline Dion. Bij die laatste was er een moment waarop ze even stopt met zingen en dan zijn er de drums en de manier waarop die herbeginnen, vond ik fantastisch. Ik spoelde telkens terug om dat moment vast te grijpen.
Ik ben heel lang bang geweest om dit soort muziek te gaan maken, maar eens je kan stoppen er schrik voor te hebben, kan je het accepteren en kan je ermee aan de slag. Soms werkt “de formule” gewoon omdat het wel eens deugd kan doen dat je effectief te horen krijgt wat je verwacht.

Marlene (bass en zang): Ik leende Nirvana’s Unplugged en The Cranberries. Nirvana is zoals The Beatles. Ze roepen een erg specifieke emotie op bij mij. Hoewel de lyrics zelden echt goed waren, is er iets in de manier van zingen dat dit erg goed maakt. Nirvana maakt het trouwens modieus om een loser te zijn, in een tijd (net als nu) waarin het er juist om draait tot de winnaars te behoren.
In Estland kocht ik mijn eerste drie albums: Garbage, Silverchair (de enigen die ik al kende) en The Prodigy. Ik hoor ze alle drie nog steeds graag.

Stel dat alles mogelijk was, met wie zouden jullie dan graag eens samenwerken.

Velojet: Met Beck of David Bowie, maar wellicht zouden we dan niet meer creatief kunnen zijn en verworden tot degene die de koffie haalt voor hen. Dat is vast te intimiderend.
Wat we wel graag zouden doen, is samenwerken met een Indische muzikant, omdat die totaal andere stijlen en ritmes gebruiken. Op diezelfde manier zou samenwerken met Brian Eno erg interessant zijn.
Maar om te vermijden dat we ineenkrimpen, is het wellicht verstandiger te kiezen voor een goeie producer. Dave Fridmann, die met The Flaming Lips en MGMT werkte, zou dan wel eens een héél boeiende samenwerking kunnen worden voor ons. Maar ja, haalbaar is het vermoedelijk niet. Al weet je nooit.

Bedankt voor dit gesprek.

Je kan dit interview ook hier lezen op Indiestyle.

Geen opmerkingen: