26 september 2012

Kromredeneren

U komt bij de bakker, want u wil een groot brood gesneden. De bakker vraagt u een forfaitair bedrag van 50 euro, omdat u regelmatig zijn bakkerij binnenkomt. Ook al heeft u slechts één groot brood nodig, u kan wel kiezen uit het hele aanbod van de bakker. Dat u kiest niet alles te nemen en ook kaas te kopen (elders, want uw bakker verkoopt geen kaas), is uw eigen keuze. Als hij echt zou moeten bijhouden wat u allemaal precies koopt, zou de kost overigens nog oplopen...
Absurd? Dat vinden ze alvast niet bij SABAM, getuige hun reactie...

Lied van de week : week 39 - 2012

The gravedigger's song - Mark Lanegan Band



 

Hoewel deze single van Mark Lanegan al uit is sinds januari, zit hij nu toch weer heel stevig in mijn hoofd, wellicht dankzij Vincent die de video nog eens postte op Facebook. Prachtige song uit één van de mooiste platen van dit jaar!

Je kan Blues funeral nog steeds hier kopen.

Lyrics:

With piranha teeth I've been dreaming of you
And the taste of your love so sweet
Honest it's true
Through my heart flows sleep
And a dog heavy rain
Where the gravedigger's song is sung you've been torturing me

Tout est noir mon amour
Tout est blanc
Je t'aime mon amour
Comme j'aime la nuit

Love is the medicine good?
Is the crow flying eight miles high
Over wire and wood?
Shovel down six feet
With a head heavy pain
The magnolia blooms so sweet and it fades just the same

To the stars my love
To the sea
To the wheels my love
Until they roll all over me

Oh love I've been thinking of you
With razor wire teeth so sharp
Honest it's true
In my blood flows sleep
And a dog heavy rain
The magnolia blooms so sweet only torturing me

To the stars my love
To the sea
To the wheels my love
Until they roll all over me

25 september 2012

Interview Douglas Firs

In een rustig café in Gent ontmoeten we Gertjan Van Hellemont, die als Douglas Firs op 12 oktober zijn debuutalbum, Shimmer & Glow uitbrengt.


Als je je debuutalbum in één zin zou moeten voorstellen, wat zou je dan zeggen?

Goh, ik zou dat niet eens proberen, denk ik. Eigenlijk is het gewoon een verzameling van 11 nummers van mij op 1 schijfje. Kijk, we zijn begonnen met een massa nummers, die hebben we langzaam verfijnd en we hebben ervoor gezorgd dat ze bij elkaar passen. De uitdaging was om van de demo's, waarop sommige nummers echt wel heel anders klonken, te groeien naar een rode draad, voornamelijk qua sound, zodat je hoort dat het één geheel vormt. Die manier van werken heeft de nummers ook naar elkaar getrokken.
Een andere rode draad is toch wel dat ze allemaal over “een” gevoel gaan van mij persoonlijk. Een aantal nummers gaan over hetzelfde, maar in ieder geval gaan ze allemaal over iets wat ík voelde.

Heel wat artiesten die al in een band spelen, voelen vroeg of laat de nood om een solo-album uit te brengen. Jij speelt al bij The Bony King Of Nowhere. Wat heeft jou ertoe gebracht een eigen plaat te maken? Wat vind je dat jij toe te voegen hebt aan het uitgebreide arsenaal muziek dat al bestaat?

Eigenlijk waren de eigen nummers er eerst, hoor, nog voor ik bij The Bony King Of Nowhere begon te spelen. Ik vind bij een band spelen ook erg leuk, het is iets heel anders om in functie van iemand anders' nummers te spelen. Of ik nu iets toe te voegen heb aan dé muziek of niet, ik zou deze eigen plaat hoedanook gemaakt hebben. Die nummers begonnen zich op te stapelen, er zat zoveel informatie in mijn hoofd dat het er uit moest, om weer andere dingen te kúnnen doen.
Ik ben ook trots op wat we gemaakt hebben en kijk er erg naar uit om ze ook live te kunnen spelen.

Wat is volgens jou dan je eigen sterkte?

Da's natuurlijk lastig om zelf te beantwoorden. Ik maak muziek in een klassieke singer-songwritertraditie, denk ik, en probeer te zorgen dat er energie in die nummers zit. En wat ik iemand onlangs hoorde zeggen, is dat er humor in de plaat zit, zelfs als het vaak om triestige dingen gaat. Dat vond ik wel tof om te horen. In Apple bijvoorbeeld, of in Shimmer & Glow zitten stukken tekst die het wat relativeren, maar op een manier soms ook nog pijnlijker maken.

Je zei al dat je deze plaat hoedanook moest maken, maar dat je wachtte tot je er trots kon op zijn. Hoe heb je het dan aangepakt?

Ik heb heel zorgvuldig aan de songs gewerkt, omdat ze erg kostbaar zijn voor me. Ik wou ook graag zo veel mogelijk vertrekken van live, samen ingespeelde basisversies in de studio, en dus heb ik gezocht naar de juiste mensen, naar de juiste muzikanten om ze te doen bewegen en leven. Dat lukt niet zomaar, zeker niet met de persoonlijke nummers. Ook het vinden van de ideale producer is niet evident, omdat die samenwerking volledig op vertrouwen moet draaien. Uiteindelijk heb ik de productie gedeeld met Gert Jacobs.
Ik heb ook wel voor mezelf uitgemaakt dat, waar ik nu veel tijd en zorg heb besteed aan het uitgebreid maken van dit album, ik voor een volgende keer misschien wel eens op een andere manier wil werken, bijvoorbeeld op korte tijd alles opnemen en er daarna niets meer aan veranderen.

Met wie heb je samengewerkt voor dit album?

Mijn eerste plan was om met Neal Casal als producer te werken, maar dat is er uiteindelijk om allerlei redenen niet van gekomen. Hij woont bijvoorbeeld in San Francisco, en ik niet. Hij gaf me wel een heel goeie tip mee: vertrek van een megagoeie drummer.
En zo kwam ik uit bij Frederik Van Den Berghe (die nog drumde bij Admiral Freebee, Arno, Milow en tegenwoordig bij Trixie Whitley). Verder is er Simon Cassier op bas en mijn broer Sem op toetsen. Ook Senne Guns (toetsen) speelt mee en Bram Vanparys (The Bony King Of Nowhere) en Jinte Deprez (Balthazar) zingen de backing vocals in alle nummers. Renée zingt mee op Misunderstood.


Met wie zou je graag samenwerken, en dat mag zowel utopisch als realistisch zijn?

Eens met Ryan Adams een nummer bespreken, lijkt me wel fijn, of iets opnemen met Jesse Harris, de man die Don't know why schreef voor Norah Jones maar vooral ook supergoeie solo albums maakt. Ook Two Gallants vind ik heel bijzonder. Het lijkt me tof om die twee in je begeleidingsband te hebben.
Meer realistisch is het leuk om mee te spelen in een band waar ik inspiratie kan opdoen en kan leren door te stelen met mijn ogen en oren, zoals b.v. bij Admiral Freebee.

Zelf horen we echo's van Absynthe Minded, Black Keys, Melanie en Boz Scaggs in je muziek. Welke vergelijkingen heb je nog gehoord en hebben je verrast?

Melanie? Serieus? De vergelijking met Neil Young blijft me ook verbazen, omdat ik eigenlijk alle nummers al geschreven had voor ik Neil Young echt goed heb leren kennen. Ik vind dat een absurde vergelijking, omdat Neil Young op zo'n hoog voetstuk staat bij mij, maar er zijn er ergere, natuurlijk. Melanie? Serieus?

Beïnvloedt dat je zelf hele dagen bezig bent met muziek de manier waarop je zelf naar muziek luistert of hoe je concerten beleeft?

Ik ga nog steeds heel graag naar concerten en ik luister ook naar heel veel muziek, en ik heb niet de indruk dat daarin iets veranderd is. Al moet ik toegeven dat ik, door productie te studeren, soms wel meer luister naar de sound.

Vanwaar komt de naam 'Douglas Firs' eigenlijk?

Mijn broer Sem had die naam gehoord in Twin Peaks. Al hoeft het niet per se een verwijzing naar Twin Peaks te zijn. Hoewel ik de eerste reeks wel super vond (en de tweede wat minder), is het voor mij vooral de verwijzing naar de bomen, die ik mooi vond. Ik vond het ook een goeie naam voor mezelf als artiest: Gertjan Van Hellemont leek me al heel gauw niet meteen een naam om het mee te maken, en Douglas vind ik wel een goeie voornaam. Bovendien, door de verwijzing naar bomen, is het ook een goeie bandnaam, vind ik. Ik hou wel van het idee van een band als bomen.


Hoe ga je eigenlijk te werk als je een nummer schrijft? Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Ik vertrek bijna steeds vanuit een muzikaal idee. Weliswaar heb ik een boekje waarin ik tekstideeën bewaar. Al bij al is er ook geen vast stramien. Ik merk bijvoorbeeld dat het instrument waarop ik een song schrijf, van invloed is en zorgt voor variatie: een nummer op gitaar geschreven klinkt vaak al anders dan één op piano geschreven. Bovendien leidt het laten ontwikkelen van een lied tijdens repetities tot iets heel anders dan wanneer je zelf thuis aan de opnames sleutelt.
Een tijdlang heb ik geëxperimenteerd met een vast moment om songs te schrijven. Dan nam ik elke dinsdagvoormiddag de tijd voor niks anders. Zo ontstond b.v. Misunderstood.

Hoe weet je eigenlijk bij het schrijven van een song dat je iets uniek gecomponeerd hebt, en niet gewoon een al bestaand nummer heruitgevonden hebt?

Tja, dat is een moeilijke vraag. Ik vermoed dat ik vertrouw op het feit dat ik vertrek vanuit mijn eigen, uniek gevoel. Er bestaan dan wel duizenden nummers op een bepaald gevoel, maar nooit “mijn” versie van dat gevoel. Dat geeft me eigenlijk wel de zekerheid dat ik iets geheel eigens geschreven heb.

Bedankt voor dit gesprek

Douglas Firs stelt zijn album voor op volgende data:

- 9/10: Stuk - Leuven

Verdere concertdata vind je hier

Je kan dit interview ook hier lezen op Indiestyle.

24 september 2012

Mark Eitzel


Mark Eitzel heeft solo intussen al meer albums uitgebracht dan met American Music Club, de band die hem bekendheid gaf. Hij begon trouwens al met solowerk voor en tijdens de AMC-periode. Sommige van die platen koesteren we nog steeds, vooral Caught in a trap and I can’t back out cause I love you too much, baby’. Andere gingen vrij onopgemerkt voorbij. Aan zijn discografie voegt hij nu Don't be a stranger toe.
Net als enkele van onze andere helden, waaronder Bob Dylan en Nick Cave, heeft Mark Eitzel een heel herkenbaar stemgeluid, dat een stempel drukt op elke plaat. En dus geldt ook voor hem dat die stem voor sommigen net een obstakel vormt. Het mag dan een geruststelling heten voor die mensen dat Eitzel op dit album zijn stem al eens anders gebruikt waardoor ze een andere kleur krijgt, bijvoorbeeld in The bill is due.
Als singer-songwriter kennen we Eitzel als een man die variatie weet aan te brengen, die melancholie perfect weet te toonzetten en die je schijnbaar in slaap wiegt waarna hij je midscheeps weet te raken. In een rechtvaardiger wereld zou zijn naam bij een pak minder mensen de wenkbrauwen doen fronsen. Op dit album horen we laidback songs die in een wachtkamer bij de dokter nog tot hun recht zouden komen (All my love, You're waiting en Nowhere to run) en diepmelancholische nummers (We all have to find our own way out, waarvan de titel al meer dan genoeg zegt, en Lament for Bobo the clown). Sommige liedjes zijn dan weer wat meer uptempo en lijken opgewekter (Oh mercy en Why are you with me). Toch moet je nergens een vrolijke Hans verwachten, maar eerder muziek die je ook op platen van Sophia en bij momenten zelfs de vroege Tindersticks vindt.
Veel nieuwe fans zal Mark Eitzel met deze plaat wellicht niet meer werven, en hij blijft dan ook een te koesteren, verborgen parel voor wie wel de weg naar zijn intussen toch imposante muziekproductie vond. Dit album is niet zijn beste, maar allerminst zijn zwakste.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

Delorentos


Het Ierse viertal Delorentos bracht al eerder twee albums uit, en hun derde langspeler Little sparks hoopt de band ook in onze contreien op de kaart te zetten. Alvast twee heel goeie singles uit dit album, Did we ever really try? en Care for, moeten daartoe het pad effenen.
Singles zijn echter slechts het halve werk, en wij willen dan ook overtuigd worden door een goed album dat ons toont dat de band erin slaagt eenzelfde niveau aan te houden. Jammer genoeg slaagt Little sparks daar onvoldoende in. Zeker en vast bevat het nog enkele andere fijne nummers (Bullet in a gun b.v., dat van Mumford & Sons had kunnen zijn). Toch zakt het album langzaamaan wat in, na een sterk begin.
Dat sterk begin neemt al een aanvang met Did we ever really try? dat zo hitlijsten én alternatieve hitlijsten kan aanvoeren: een aanstekelijk ritme, een vrolijke popmelodie en genoeg ballen om ver boven de middelmaat uit te stijgen. Sommigen zullen er een vleugje Arcade Fire in herkennen, al klinkt dit minder dramatisch dan de Canadezen. Over Bullet in a gun hadden we het al even (de gelijkenissen met Mumford & Sons zijn opvallend) en Care for doet ons denken aan indierock uit de latere jaren '80, genre Hothouse Flowers en Aztec Camera. Na dit overtuigend openingstrio laat Petardu ons wat op onze honger. Right to know zet echter de goede lijn van het begin wél verder, en bovendien zit er een lijn in de sound die we van Delorentos te horen krijgen. Titelsong Little sparks groeit tot een goeie song die weliswaar een lange aanloop nodig heeft.
Jammer genoeg is daarna het vet een beetje van de soep. Waited for you so long is te zwak om te beklijven en al zijn Pace yourself en Give it up now lang niet slecht, ze klinken teveel als herhaling en missen eigenheid om niet te verzinken in een gevoel dat we het allemaal wel al eens eerder gehoord hebben. The stream en Swimmer kunnen ons niet echt boeien. Witness in the dark is wat beter maar bewijst dat Delorentos nog onvoldoende een eigen geluid voor rustige nummers gevonden heeft en niet boven de middelmaat weet uit te stijgen als het ritme omlaag gaat.
Met een halve uitstekende plaat is hitsucces uiteraard mogelijk. Bevestiging van het kunnen en de belofte van duurzaamheid van succes horen we hier echter niet.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

22 september 2012

Bob Dylan


Het is behoorlijk gewaagd, vermoed ik, om als niet-kenner van Bob Dylan een nieuwe plaat van zo'n icoon te bespreken. Het is dan ook met enige schroom dat ik eraan begon. En toch waag ik het, want zijn nieuwste album, Tempest, is een juweeltje zoals we er dit jaar amper één zagen. Jazeker, het is nog te vroeg om uit te maken of dit het album van het jaar wordt voor mij, maar het zal in ieder geval een nek-aan-nekrace worden, voel ik nu al...
Het begint allemaal met de intussen wellicht al bekende single Duquesne whistle, een nummer dat zich helemaal inschrijft in de revival van swing. Misschien wel het meest opvallende is dat het opvallende nasale stemgeluid van Dylan plaats lijkt gemaakt te hebben voor een raspige, verweerde stem. Voor velen was die nasale stem nét één van de grote obstakels om Dylan te waarderen, en zij zullen zich nu hopelijk alsnog laten bekeren. Zijn stem past overigens wonderwel bij de lekker ouderwetse muziek.
Soon after midnight is als een kalm riviertje, dat kabbelt en de zon reflecteert op zulk een wonderbaarlijk mooie wijze, dat je gefascineerd blijft kijken. Het nummer klinkt erg klassiek in zijn arrangement, maar blijkt wel een goed nummer. Van Narrow way worden we al meteen een stuk warmer. Het bluesrockmotiefje dat voortdurend herhaalt wordt jakkert de song voort, en het is noch de eerste noch de laatste keer tijdens de beluistering van het album dat we aan treinen moeten denken. Ook Bob zelve lijkt er niet genoeg van te krijgen, en spreidt zijn verhaal over zeveneneenhalve minuut. Dit, dames en heren, is de Dylan die de popregels van zich afgooit en het verhaal centraal stelt. We willen je trouwens alvast waarschuwen: herhaalde beluistering leidt gegarandeerd tot verslaving! 
Long and wasted years is het soort nummer dat zich langzaam net onder je huid nestelt, zich daar in een behaaglijk bolletje krult en niet meer weggaat. Al kan het niet tippen aan de pracht van Pay in blood dat weliswaar weinig nieuwigheden in zich draagt, maar toch bewijst dat Dylan songschrijven beheerst tot in de kleinste details, waardoor het toch weer door "gewoon" te zijn het meeste overtreft wat u op de radio kan horen. Bovendien klinkt Bob Dylan als een erg gemene, vilaine, griezelige man: "I pay in blood, but not my own".
Meng een kwart alt-country met een halfje Murder ballads van Nick Cave, voeg er een niet te verwaarlozen deel Bob Dylan zelve aan toe en je komt gegarandeerd uit bij één van de hoogtepunten van dit album: Scarlet Town. Klonk het vorige nummer nog griezelig, dan heeft hier de wanhoop toegeslagen, heeft men zich al bij het onvermijdbare einde neergelegd en is de Apocalyps een verlossende gebeurtenis die alle opgestapelde miserie niet eens kan overtreffen. Toch eindigt het lied met een optimistische boodschap voor zij die in het stadje blijven: "All things are beautiful in their time [...] It's all right there in front of you in Scarlet Town". Opnieuw neemt Dylan ruim de tijd om zijn verhaal te vertellen, en het is net dat tempo dat precies goed zit, dat het verschil maakt tussen een geweldig lied en zoiets subliems als dit.
Muddy Waters is prominent aanwezig in Early Roman kings, het anti-bankierslied waarin Dylan zijn mening over de financiële crisis spuit. Dit is het soort blues dat we allen kennen van Mannish boy en waar nieuw leven ingeblazen wordt door boze lyrics te laten schragen door het repetitieve en het gebruik van de gitaar als extra percussie. Ook dit is een hoogtepunt. En het verhaal over ontrouw, een klassiek thema, in Tin angel, mag u meteen ook tot dat kransje hoogtepunten binnen een sowieso al uitstekende plaat rekenen. Het lied ontwikkelt zich tot een Shakespeariaans drama met klassieke ingrediënten en een pak doden, negen minuten na de eerste noten.
Met de titelsong Tempest demonstreert Dylan alweer zijn klasse, zijn uniek meesterschap en zijn status binnen het genre. Het verhaalvertellen, de muziek die je in een ander tijdperk lijkt te zuigen, de mengeling van raspende en nasale klanken en alweer het tempo (dit keer neemt hij bijna een kwartier de tijd om zijn verhaal en zijn lied helemaal te laten groeien en bloeien) maken hiervan een instant klassieker. Ondanks de lengte hebben wij geen seconde het gevoel dat dit te lang blijft duren... Bovendien is dit het nummer waarbij we het meest spijt hebben dat de lyrics niet in het CD-boekje zitten.
Naar ik las, is Roll on John een ode aan de vermoorde Beatle. Ook zonder die kennis is het genieten van de prachtige afsluiter van dit album.

21 september 2012

Gelezen (48)

De troost van de filosofie - Alain de Botton


Gespreid over meer dan 4 jaar las ik dit boek. Ooit begon ik er aan, maar om één of andere, mij nu onbekende reden, las ik het boek niet uit. Onlangs viel mijn oog er terug op, én de bladwijzer zat er nog in, dus besloot ik het boek verder te lezen. Ik kan me bijgevolg niet meer alle inhoud herinneren.
De "gimmick" van het boek is dat voor elk probleem dat Alain de Botton aankaart (impopulariteit, geldzorgen, frustratie, onmacht, liefdesverdriet en moeilijkheden) hij een filosoof voorstelt die daarover iets gezegd heeft in zijn filosofie, waar je iets kan aan hebben. Dat "iets aan hebben" is bij momenten wel erg relatief (dat je sterker wordt van moeilijkheden en meer kan genieten van het leven erdoor, is een erg magere troost op het moment dat je met moeilijkheden geconfronteerd wordt). de Botton gebruikt het echter vooral als aanleiding om iets te schrijven over de levens van de filosofen en op een eenvoudige manier hun visie uit te leggen, en dat is natuurlijk wel een lovenswaardig initiatief. Dat het allemaal erg vlot leesbaar is, vormt een extra troef.

Pulse - Julian Barnes


In dit boek verzamelt Julian Barnes allerlei kortverhalen. Hij verdeelt zijn boek in twee delen, en al bij al vind ik de verhalen in het tweede deel sterker, beter uitgewerkt en diepgaander dan die in het eerste deel. In dat eerste deel b.v. komen 4 "afleveringen" voor van At Phil & Joanna's, waarin de tafelgesprekken van vrienden na een etentje weergegeven worden. Zoals dat gaat, zijn het gesprekken die van de hak op de tak springen, wisselen tussen serieus en humoristisch en eigenlijk nooit afgewerkt worden. Het meest genoot ik overigens van het laatste verhaal, waarnaar het hele boek vernoemd is: Pulse.

Voor wie van kortverhalen houdt, is dit in ieder geval een aanrader.

20 september 2012

Lied van de week : week 38 - 2012

In the water - Mon-O-Phone



Het Zonhovense Mon-O-Phone, dat eerder al sterk debuteerde met The great depression of Mr and Ms Phono, brengt een EP uit, toepasselijk Two genoemd. Dit nummer daaruit is alvast erg verlokkelijk, en opgesmukt met een mooie video.

Via hun Bandcamp kan je de EP (en het vorige album) kopen, en je kan hieronder de hele EP alvast beluisteren:



Mark Mulholland & Craig Ward


Van hetzelfde label dat ons ook al Nu Nog Even Niet schonk (voor de recensie daarvan verwijs ik u naar hier), kregen we het album toegezonden dat Mark Mulholland en Craig Ward samen maakten: Waiting for the storm.
Mark Mulholland is een singer-songwriter die al enkele decennia muziek maakt, solo of in bands als Two Dollar Bash en Black Affronted. Craig Ward kennen we nog van toen hij deel uitmaakte van dEUS (voor In a bar, under the sea en The ideal crash). Hij maakte ook nog deel uit van andere Vlaamse bands zoals Kiss My Jazz en tegenwoordig ook True Bypass (met Chantal Acda, van Sleepingdog en Nu Nog Even Niet). 
Samen maken ze in ieder geval een echte singer-songwriter(s)plaat, waarop het gitaarspel een prominente plaats inneemt. Daarnaast is hun samenzang een even grote troef. Die geeft heel wat meer diepgang aan een rustig nummer als Icy shivers of All the doors are open
Het door Frankétienne voorgedragen Les belles promesses is een buitenbeentje op deze plaat, niet enkel omdat het in het Frans en het Haïtiaans Creools is, maar ook omdat het muzikaal toch wel verschilt van de rest van de plaat.Ook opvallend is het aan Robbie Robertson herinnerende A strange place en het instrumentale The six o'clock whistle.
Dit album verdient een plaatsje in uw collectie, tusssen andere singer-songwriters. Weliswaar is dit weinig vernieuwend en allerminst opvallend, maar wij zeggen nooit nee tegen eenvoudige, mooie liedjes.

Beluister hieronder alvast enkele nummers :
Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

19 september 2012

The Be Good Tanyas


Uit drie albums een verzamelaar (A collection) puren als je eigenlijk amper enig commercieel succes had, we weten niet zo goed hoe we dat moeten begrijpen. Akkoord, hij bevat ook twee nieuwe songs. En het zou een manier kunnen zijn om The Be Good Tanyas te herlanceren, sinds de groep in 2008 op pauze ging nadat alle bandleden eigen projecten najoegen, waaronder het op internet fel gewaardeerde Po’ Girl.
De drie leden, vrouwen met prachtig groezelig klinkende stemmen die perfect passen bij de banjo’s en andere folkinstrumenten, bewijzen op deze verzameling wél dat ze binnen het genre een unieke plaats innemen, en dat hun gebrek aan succes eigenlijk een onrechtvaardigheid is zoals er jammer genoeg wel meer bestaan in de muziekwereld. Wij kunnen ons alvast hun muziek voorstellen op de geluidsband bij reeksen als ‘Deadwood’ en optredens op allerlei folk- en rootsfestivals zouden hun deel mogen zijn, zeker nu ze opnieuw touren, zij het voorlopig enkel in Noord-Amerika. Verwacht overigens geen alt-country of moderne variant van folk, want de dames lijken te zweren bij een sound die – hoewel alle platen uit deze eeuw stammen – heel oud klinkt. Enkel het ontbreken van het krakende geluid dat we kennen van de opnames van Alan Lomax of het Smithsonian, en van vroege opnames van Hank Williams, verraadt het gebruik van hedendaagse apparatuur.
Tot onze persoonlijke favorieten behoren de prachtige versie van Oh Susanna, het zachtjes op een bedje van banjo gespreide In my time of dying en het een beetje aan Sixteen Horsepower herinnerende Waiting around to die. Jammer genoeg staan daar enkele mindere songs tegenover, waaronder ook de twee nieuwe nummers Little black bear en Gospel song. Wellicht is het toch een gebrek aan variatie dat deze drie dames de das omdoet. En zo komen we al snel tot het besluit dat deze verzameling best aardig is, al zal ze er niet in slagen nieuwe fans te werven. Wie al fan was, heeft hun drie albums wellicht al in huis, en dan voegt deze compilatie er niets meer aan toe. De anderen kunnen dit als een introductie beschouwen.
Zelf zijn we niet meteen geneigd op basis hiervan de originele platen aan te schaffen, ervan uitgaand dat dit hun beste werk is. Genieten van The Be Good Tanyas is mogelijk, zij het enkel als je maat weet te houden.

Je vindt deze recensie ook hier op Indiestyle.

16 september 2012

Nieuwe singles Douglas Firs en Love Like Birds

Omdat beide artiesten nauw met elkaar verbonden zijn (Gertjan Van Hellemont, van Douglas Firs, deed de productie voor de eerste EP van Love Like Birds, en Elke De Mey zingt al eens mee bij Douglas Firs), presenteren we u twéé nieuwe singles:

 

Misunderstood - Douglas Firs

 
Sailorboy - Love Like Birds

14 september 2012

Aankondiging: TrixTraxFest - 4 jaar Indiestyle!

In september bestaat Indiestyle vier jaar, en slaan TRIXTRAX en het online muziekmagazine de handen in elkaar voor een Trixtraxfest in de TRIX Bar en Club, op donderdag 20 september vanaf 19u30. De toegang is zoals steeds gratis, maar er dient wel gereserveerd te worden (hier kan dat).




Vincent&Jules wonnen de vi.be contest en mogen met hun frisse indiepop de debatten openen op 20/9.
De Brusselse multi-instrumentalisten van BRNS gooien stevige dosissen mathrock, tribal en dance samen om zo een uiterst spannend geluid vol dansbare en catchy hooks te creëren. Het kwartet wordt als een wonder van de post-rock/ambient/experimentele scene beschouwd en werd al eerder getipt door het Franse cultuurmagazine Les Inrocks. Niet te missen dus!
De sinds een tijdje herenigde vaderlandse postpunk en -rock helden Reiziger maken zo nu en dan nog eens op ouderwetse wijze een podium onveilig, en dat zullen we geweten hebben. Want meer dan tien jaar na datum klinken de songs van Reiziger nog steeds even energiek en begeesterend.
Met The Dukes hebben we een finalist van de recentste editie van FrappantPOP te gast, ééntje met naast een enorm potentieel tevens een schatkamer vol frisse popmelodieën.
Interesting Television Programs ten slotte omschrijft hun muziek in de bio zo: "Twee man, een stem, een bas, wat gitaren, een orgel, beats en een uitgebreid arsenaal aan geluiden". Kan niet echt fout lopen, denken wij dan.
Verder zorgt Indiestyle voor een afterparty, met Stethoscope Steve (Indiestyle, 22tracks.com, AB), Twisted Melon DJ's (Indiestyle, Twisted Melon, Hindu Nights) en Bester Langs (Indiestyle)

13 september 2012

Emanuel And The Fear


De zes Brooklyners van Emanuel And The Fear zijn al aan hun vierde album toe. In het jaar waarin de Maya’s het einde van de wereld zouden gesitueerd hebben, leek het hun ideaal om hun songs over veranderingen vast te haken aan Janus, de Romeinse god van “het begin en het einde”, die steevast met een dubbel hoofd afgebeeld wordt.
The Janus mirror klokt af na iets meer dan 40 minuten, netjes verdeeld over 8 nummers die soms weids genoeg klinken om Muse naar de kroon te steken. Samuel is zo een song, waarin opwaartse krachten vijf minuten lang tekeergaan en een stippellijn trekken van T-Rex naar Muse. Als stadions de ultieme droom zijn voor deze band, hebben ze hun anthem alvast beet. Wie nu echter de indruk zou gekregen hebben dat ze enkel uit dat ene brede vat tappen, moet maar eens luisteren naar de violen in Grey eyes en het haast pastorale eerste deel van dat lied, waarin The Waterboys ten tijde van Dream harder niet ver weg zijn. Ook opener en titelsong The Janus mirror kent een erg Waterboys-achtig begin, waarna zangeres Liz halfweg de vocale fakkel doorgeeft.
De band heeft overigens een voorliefde voor complexe composities en tracht met de inbreng van strijkers en fluit het klassieke rockidioom wat te verbreden. Die hang naar méér is goed merkbaar in Wooble, al klinkt het resultaat toch vooral als een interessante oefening, eerder dan als een geslaagd popnummer. Halfweg het zeven minuten durende lied hebben we al iets te veel wisselingen achter de kiezen om de rode draad nog vast te kunnen houden, en je moet al van heel goeden huize zijn om daarmee toch nog een pareltje te maken, zoals Radiohead wél deed met Paranoid android. Gelukkig mogen we daaraan toevoegen dat meerdere luisterbeurten de kwaliteiten die Wooble wel in zich heeft, beter tot hun recht laten komen.
Foothills of a fire lijdt een beetje aan hetzelfde syndroom en wil teveel goede ideeën in één song proppen. We horen veel goeds maar de overdaad schaadt. Het helpt niet dat we alweer voorbij de zes minuten eindigen, en de laatste minuut is ook wat teveel progrock naar onze smaak. Het rustpunt Black eyes is welgekomen, al heeft het te weinig om het lijf om te beklijven. Een goed evenwicht wordt wel gevonden in My oh my, dat net aan de goeie kant van de scheidingslijn met bombast blijft en mooi gebruik maakt van de contrasterende mannelijke en vrouwelijke vocalen. Het is fijn dat daarna ook nog All we all geweldig single-materiaal blijkt, met een vleugje Supergrass en samenzang die het publiek moet kunnen meevoeren tijdens concerten naar die parallelle wereld die muziek dan hoort op te roepen.
Emanuel And The Fear heeft duidelijk métier en goede ideeën te over. Als ze erin slagen daar nog beter een goeie balans in te brengen, kunnen ze vast nog een pak beter dan wat ze hier laten horen.

Je vindt deze recensie ook hier op Indiestyle.

10 september 2012

Lied van de week : week 37 - 2012

Who - David Byrne & St. Vincent


 

Behalve boeken schrijven houdt David Byrne (voormalig opperhoofd van Talking Heads) zich dus ook nog bezig met muziek, en dat leidt dit jaar al tot het naar verluidt erg mooie album Love this giant, dat hij samen met St. Vincent uitbrengt op 11 september. De eerste single daaruit, Who, is een prachtig staaltje van zijn kunnen, dat erg herkenbaar David Byrne klinkt, en toch nieuw en verrassend genoeg is om onze aandacht te vangen. 

Je kan het album Love this giant van David Byrne & St. Vincent hier kopen. Als je er je mailadres achterlaat, krijg je een mp3 van Who.

Lyrics:

Who’ll be my valentine?
Who’ll lift this heavy load?
Who’ll share this taxi cab?
Who wants to climb aboard?


Who is an honest man?
Who is an honest man?
Who’ll help the tired soldier
Far from his own hometown
Carry these men and women
Who get lost when the Sun goes down
Who is an honest man?
Who is an honest man?


Who walks this dusty road?
Who always pulls their weight?
Who’s this?! Inside of me
Who made a big mistake
Who sees these constellations
Seen in those spinning round
Carry these men and women
Who get lost when the sun goes down?


Who is an honest man?
Who is an honest man?
With a graceful motion she sat down slowly
Drank a cuṗ of coffee and she’ll fold her laundry
She begins to tell us all her life story
All around the table, everybody’s staring


Who shouts out hallelujah
Who’s gonna sing out loud
Carry these men and women
Who get lost when the Sun goes down


Who’s getting out of here?
Who thinks they’re wide awake?
Who’s gonna be my friend
All around the table, everybody’s staring

08 september 2012

Tsjechië

Samen met mijn lief en haar twee dochters gingen we een weekje naar Tsjechië in augustus. Hoewel onbekend voor velen van ons (met uitzondering van hoofdstad Praag dan), is het een erg boeiend en mooi land, met een klimaat dat vergelijkbaar is met het onze (al heeft het iets minder het milderende van een nabije zee natuurlijk). 

de burcht in Velhartice


Tsjechië bleek het land te zijn van de vele kastelen en burchten, vaak in verschillende stijlen vanwege gebouwd en bijgebouwd en verbouwd in verscheidene tijdperken, maar ook van prachtige, glooiend landschappen. Het is op vele plaatsen nog niet zo toeristisch (nadeel is wel dat er behalve Tsjechisch enkel wat Duits en hier en daar ook Engels gesproken wordt). Bovendien is het er, eens je wat verder weg bent van Praag, naar onze normen erg goedkoop (we zagen er goeie naaimachines en boormachines voor amper 100 à 150 euro in de supermarkt, en onze voedselaankopen bleken spotgoedkoop). Doordat het land eigenlijk maar één echte grote autosnelweg kent (komend van het Duitse Nürnberg naar Praag, en dan nog verder...), moet je wel rekening houden met lange reistijden bij uitstappen, want in de vele dorpen en stadjes moet je telkens vertragen tot 50 km/u, en de meeste Tsjechen lijken zich echt wel aan de verkeersregels en snelheidsbeperkingen te houden.


Het huisje dat we huurden lag in een gehucht van Petrovice, nabij Sušice, mooi tegen de flank van een helling. Onze tuin strekte zich uit tot het bergriviertje aan de rand van het bos, een ideale speelplek voor de kinderen.
We voeren de Otava af, vanaf Sušice langs het kasteel van Rabi helemaal tot in Horaždovice, een lange en vermoeiende tocht waarbij we enkele spannende momenten beleefden. We bezochten het kasteel van Velhartice, de mooie stad Klatovy en het nog prachtiger (maar verdergelegen) Český Krumlov. Uiteraard trokken we ook een dagje naar Praag.
We adopteerden een watermeloen (Francesco), hielden een paar keer kampvuur in onze tuin en aten heel wat lekkere ijsjes, bezochten het Egon Schiele museum (met een tentoonstelling van werk van Gerald Scarfe, verantwoordelijk voor de grafische vormgeving in The Wall en de Disney-film Hercules)...

Francesco, de watermeloen

ons kampvuur

Klatovy

de burcht van Český Krumlov

Praag

 Praag

Praag

spelen in de Otava in Sušice

Wovenhand



16 Horsepower is al lang geleden intussen, en met The laughing stalk heeft David Eugene Edward met Wovenhand al een zevende studio-album uit. We kennen mensen die nog steeds terugverlangen naar de eerste band (hoewel Edwards in elk interview en elk gesprek dat mensen met hem hebben, herhaalt dat er teveel gebeurd is om een reünie ooit nog mogelijk te maken, en dat hij daar zelf geen enkele behoefte aan heeft). We kennen ook mensen die daar vrede mee nemen en intussen al lang genieten van Wovenhand. En ook voor hen zal dit album misschien toch wel even wennen zijn.
Pascal Humbert, die er al sinds 16 Horsepower bij was, verliet na de tour bij de vorige plaat (The threshingfloor) Wovenhand om in Frankrijk zijn vader te helpen in de wijngaard. Er volgde een herschikking van de groep (enkel Edwards en drummer Garrison bleven over), en samen werkten ze aan deze nieuwe plaat. Wellicht markeert het eerder dit jaar uitgebrachte live-album Live at Roepaen het einde van een tijdperk voor de band, want we horen een toch wel grondig veranderde band.
Die verandering is wellicht mee veroorzaakt door de samenwerking met producer Alexander Hacke (van Einstürzende Neubauten en Nick Cave And The Bad Seeds), met wie Edwards bevriend raakte tijdens de (lopende) reünie van Crime And The City Solution.
Wat meteen opvalt is hoe de electrische gitaren een prominentere plaats gekregen hebben, en daarmee de plaat op het eerste gehoor minder zwaar laten klinken. Het typische americana-gevoel is daarmee ook een beetje weg, zij het natuurlijk niet helemaal. Wat we in de plaats krijgen, is echter ook erg boeiend en zal, zo vermoeden we, live zeker vonken geven. Een overtuigend voorbeeld van de nieuwe sound is King o king, waarin de gitaren gieren en er een kracht ontwikkeld wordt van een orkaan, die raast over de stad (waar we voorheen bergen, dorpjes, uitgestrekte velden,... verbeeldden bij de muziek).
Het bezwerende dat altijd al de muziek van Edwards karakteriseerde, blijft een wezenskenmerk van Wovenhand, zoals we o.m. in Closer kunnen horen. In de openingsnoten van opener Long horn horen we een synthese van de oude en nieuwe Wovenhand. Kenmerkend aan Maize is de piano die weggelopen lijkt uit een "murder ballad" van Nick Cave.
Er staat geen enkele ondermaatse song op dit album, en eens je de verwachtingen die de vorige albums hebben geschapen, wat hebt kunnen loslaten, ontdek je een prachtig album dat zich naast Blues funeral van Mark Lanegan mag hijsen bovenaan de lijstjes die zich 's zomers al in menig hoofd schuchter beginnen vormen.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.

07 september 2012

Boekpremière Geert Mak

Reizen zonder John
Op zoek naar Amerika
Geert Mak


In de Vooruit stelde Geert Mak, bekend van In Europa, zijn nieuwste boek voor. In 2010 reisde hij John Steinbeck achterna, vijftig jaar na dienst toch door de VS, die hij beschreef in Travels with Charley. Mak, die al vooraf twijfels had bij het waarheidsgehalte van het boek, ging vooral op zoek naar het "échte Amerika", dat veel diverser en genuanceerder blijkt dan wij het kennen, om het te vergelijken met het Amerika dat Steinbeck had geschetst.
Na een inleiding door Johan Depoortere mocht Annelies Beck de schrijver vragen stellen over het boek. Geert Mak bleek erg genuanceerd over de VS, en het jammere is dat Annelies Beck soms te snel de antwoorden wou reduceren tot spitante one-liners (een trend die we in de hedendaagse journalistiek jammer genoeg wel vaker zien). Gelukkig bood Mak voldoende weerstand en nam hij de tijd om zijn verhaal te vertellen, en ons zo warm te maken voor zijn boek.

04 september 2012

Lied van de week : week 36 - 2012

Duquesne whistle - Bob Dylan


 
Op 11 september brengt Bob Dylan zijn 35e (als ik het juist voorheb) album uit, Tempest. De eerste single daaruit is een heerlijk relaxt en "ouderwets" nummer dat onweerstaanbaar klinkt en het allerbeste laat verhopen. Net als wijn lijkt Dylan met de jaren beter te rijpen...

Je kan het album alvast hier bestellen.

Lyrics :

Listen to that Duquesne whistle blowing
Blowing like it's gonna sweep my world away
I wanna stop at Carmangale and keep on going
That Duquesne train gon' rock me night and day

You say I'm a gambler, you say I'm a pimp

But I ain't neither one

Listen to that Duquesne whistle blowing

Sounding like it's on a final run

Listen to that Duquesne whistle blowing

Blowing like she never blowed before
Little light blinking, red light glowing
Blowing like she's at my chamber door

You smiling through the fence at me

Just like you always smiled before

Listen to that Duquesne whistle blowing

Blowing like she ain't gon' blow no more

Can't you hear that Duquesne whistle blowing?

Blowing like the sky's gonna blow apart
You're the only thing alive that keeps me going
You're like a time bomb in my heart

I can hear a sweet voice steadily calling

Must be the mother of our lore

Listen to that Duquesne whistle blowing

Blowing like my woman's on board

Listen to that Duquesne whistle blowing

Blowing like it's gon' blow my blues away
You old rascal, I know exactly where you're going
I'll lead you there myself at the break of day

I wake up every morning with that woman in my bed

Everybody telling me she's gone to my head

Listen to that Duquesne whistle blowing

Blowing like it's gon' kill me dead

Can't you hear that Duquesne whistle blowing?

Blowing through another no good town

The lights on my lady's land are glowing

I wonder if they'll know me next time 'round
I wonder if that old oak tree's still standing
That old oak tree, the one we used to climb

Listen to that Duquesne whistle blowing

Blowing like she's blowing right on time

01 september 2012

Lied van de week : week 35 - 2012

Only in my dreams - Ariel Pink's Haunted Graffiti


 
Op internet lees ik de laatste tijd vaak over Ariel Pink's Haunted Graffiti. De nieuwe single, Only in my dreams, wordt blijkbaar fel gesmaakt en ik kan heel goed begrijpen waarom. Het nummer is erg toegankelijke pop, en behoorlijk verslavend.

Je vindt het nummer ook op hun nieuwe album, Mature themes, dat je hier kan kopen.

Nu Nog Even Niet


Twee jaar geleden speelde Chantal Acda (je kent haar misschien van Sleepingdog of True Bypass, en vrijwel zeker van Isbells) op een poëziefestival. Ze was onder de indruk van de poëzie die ze er hoorde van Lotte Dodion, en schreef prompt enkele nummers bij de gedichten die ze gehoord had. Het groeide uit tot een crossover-project, Nu Nog Even Niet, waarbij Chantal de muziek voor haar rekening nam, Lotte Dodion de gedichten schreef en Inge Bos tekeningen maakte. Geen wonder dat deze EP, die vijf nummers telt, ook qua vormgeving erg begerenswaardig geworden is.
De gedichten vertellen over liefde die pijnlijk is, maar die tegelijk ook waard is beleefd te worden, over uiteengaan en naar elkaar verlangen. Chantal Acda weet ze met haar stem, die nu uitzonderlijk in het Nederlands zingt, écht tot leven te wekken en de sfeer te geven die ze verdienen. Zowel de gedichten, de liedjes als de tekeningen stralen scherpe randen uit aan een ogenschijnlijk rustig leventje. Muzikaal blijft Acda erg dicht bij wat ze met Sleepingdog maakte, en doet ze denken aan A Winged Victory For The Sullen, Nils Frahm en Peter Broderick. De tekeningen (op de hoezen en in het tekstboekje) herinneren ons sterk aan die van Valhalla Avenue van The Fatima Mansions.
In het openingstrio Nosferatu, Houston we've got a problem en Kaper op de kust blijft alles heel dicht bij elkaar en de songs vloeien vrijwel naadloos in elkaar over. Boekentoren krijgt wat meer kracht mee, muzikaal dan, want de bijna-fluisterzang houdt aan. Daardoor blijft ook de kwetsbaarheid intact. Hoewel Bouwverlof een mooi gedicht is, doet de frasering die Chantal Acda hanteert het niet helemaal eer aan.
Vijf gedichten voorzien van een intimistisch muzikaal kleed en opgesmukt met intrigerende tekeningen, dat is geen alledaagse EP. Maar het is er wel eentje om te koesteren, en af en toe een afspeelbeurt te gunnen, tot in lengte van dagen.

Je kan deze recensie ook hier lezen op Indiestyle.