10 juni 2011

Scott Matthew


Als je vorige album de wel erg lange titel There Is an Ocean That Divides and with My Longing I Can Charge It with a Voltage That's So Violent to Cross It Could Mean Death meekreeg, is Gallantry's Favorite Son een wat tegenvallende titel misschien, maar waar het natuurlijk echt om draait, is de muziek op de plaat. Zet Scott Matthew de lijn verder waarbij zijn rijk georchestreerde muziek hangt tussen een wat ingetogener Jens Lekman en The Divine Comedy? Haalt hij opnieuw het hoge niveau van zijn voorganger? Weet hij ons nog steeds te beroeren en ontroeren?

Wat meteen opvalt bij de eerste nummers, is dat Scott Matthew heel wat spaarzamer omspringt met de muziek, waardoor piano en gitaar wat meer op de voorgrond treden, of zoals in Felicity het gefluit. Daardoor past hij zich wat meer in in de traditie van de singer-songwriters die tegenwoordig het mooie weer maken. Toch blijven het erg toegankelijke liedjes, die op een druilerige regendag niet zouden misstaan op de radio, om iedereen een klein beetje vrolijker te maken.

Ook de spaarzame toetsen in Duet maken een ingetogen indruk en de melancholie wordt nu wel heel erg dik in de verf gezet. Het klinkt allemaal Britser dan Jarvis Cocker of The Kinks, al zijn de teksten universeler dan dat. Erg veel zelfvertrouwen spreekt trouwens niet uit die lyrics, en over 's mans zelfbeeld zullen we het maar beter niet hebben.

Nadat met Buried alive enige tekenen van verveling beginnen opzetten, wordt gelukkig tijdig een ander register opengetrokken in Devil's only child waarin we zouden zweren dat Neil Hannon van The Divine Comedy de plaat gekaapt heeft. Daarna gaat het tempo weer wat omlaag, en de teksten worden er opnieuw niet vrolijker op. Bijna grijpen we naar anti-depressiva, maar kijk eens aan: Scott Matthew gaat ons overtuigen van The wonder of falling in love, en daarvoor duikt hij opnieuw in het register dat we al enkele keren hierboven beschreven. Wie eens een origineel nummer zoekt om zijn lief de liefde te verklaren, komt met dit nummer natuurlijk nooit bedrogen uit. Zeemzoeterig maar net niet óver de grens, zo durven wij stellen.

Seedling kan ons ook na enkele luisterbeurten niet overtuigen, en is trivialer dan Buried alive en mocht van ons gerust achterwege gelaten worden. Gelukkig wordt het gevolgd door Sweet kiss in the afterlife, waarin de zanger al uitkijkt naar wat na dit leven kan komen. Afgesloten wordt er met No place like hell waarin de geest (en stem) van Elvis Costello (de rustige versie, niet de angry young man) rondwaart.

Samenvattend kunnen we stellen dat Scott Matthew wat andere paden bewandelt dan op zijn fantastische voorgaande plaat, dat hij dat niveau niet weet te herhalen, dat het een erg wisselende plaat is geworden met genoeg mooie nummers en slechts een enkele tegenvaller en dat 'less is more' in dit geval toch niet opgaat...


Je vindt deze recensie ook hier op Indiestyle.be

2 opmerkingen:

Aale zei

Ik kan er niets, maar dan ook helemaal niets tegen inbrengen ....

Sven zei

Bedankt voor je reactie... ;-)
Ik merkte in De Morgen en Humo dat ze daar lovender waren over deze plaat, maar ik vind zijn vorige dus echt beter...